|
Naar een ideologische onderbouwing van autocratie (1811-1881)
Autocratie als rode draad door conservatisme in Rusland (2)
Marcel Bas
Decembristenopstand 1825, door Karl Kol'man
foto: ©Karl Kol'man (1786-1846) / Publiek domein
10/02/2022
Autocratie als rode draad door conservatisme in Rusland:
Deel 1: Autocratie: van hervorming naar stabilisering (1448-1810)
Deel 3: Van liberalisme en nihilisme naar illiberale autocratie (1881-heden)
Door: Marcel Bas | |
Opmerking bij afbeelding: de Decembristenopstand werd gezien als een gevolg van verslapte autocratie en verbreiding van liberale, westerse ideeën. Hogere aristocraten en hoge officieren eisten een constitutionele monarchie.
Nadat de opstand door de nieuwe tsaar Nicolaas I werd neergeslagen, steunden plots ook veel voormalig liberale intellectuelen een conservatief bewind gebaseerd op autocratie en feodalisme.
In antwoord op de groeiende invloed van liberale ideeën in het achttiende-eeuwse Rusland wendden conservatieven in de negentiende eeuw pogingen aan om de Russische autocratie verder te definiëren en te legitimeren. Degene die dit voor het eerst ondernam was de schrijver en landedelman Nikolaj Karamzin. Aanvankelijk was hij een liberaal. Tijdens een bezoek in 1789-90 in Frankrijk aanschouwde hij echter de bandeloosheid en al de verloren mensenlevens volgend op de val van de Franse absolute monarchie. Daarna werd hij steeds conservatiever; een voorstander van maatschappelijke ontwikkeling van bovenaf, via de autocraat, en niet van onderop.
Autocratie als noodzaak
Reeds in zijn Notities over het oude en nieuwe Rusland (1811) probeerde Karamzin tsaar Alexander I aan de hand van de Russische geschiedenis aan te tonen dat het land in chaos verviel en door het buitenland overheerst werd zodra de autocratie, tegen Russische gewoonten in, uitgehold of afgeschaft werd. Hij riep daarbij twee momenten van machtsvacuüm in herinnering. Eerst en vooral was er de Tijd der Troebelen, volgend op Fjodors dood in 1598. En ten tweede was er de opdeling en verzwakking van de grootvorstelijke macht binnen de, volgens Karamzin, anders zo gecentraliseerde Kievse staat (de Russische vroegmiddeleeuwse voorloper van Moskovië en uiteindelijk Rusland).
Raadsman Speranski’s radicale plannen hadden tsaar Alexander aan het hof impopulair gemaakt, dus ontsloeg de tsaar hem in 1812. Drie jaar later stelde hij Karamzin aan als nationaal geschiedschrijver. In zijn historische beschouwingen herhaalde Karamzin dat ieder land, volgens de eigen tradities, zijn eigen staatsvorm moest ontwikkelen. Voor Rusland was dat autocratie gesteund door lijfeigenschap. In zijn hart was Karamzin republikein, maar hij besefte ook dat een republikeins bestel ongeschikt zou zijn voor het grote en diverse Russische Rijk.
Karamzin definieerde autocratie (samoderzjavie) als een door wetten noch door vertegenwoordigende lichamen beperkte oppermacht. Die functioneerde het best als een overeenkomst tussen enerzijds de autocraat en anderzijds een over onvervreemdbare feodale rechten beschikkende landadel (pomesjtsjiki). De autocratie was absoluut, maar tegelijk beperkt. Er waren immers geen instituties of alomvattend wetstelsel. Daardoor waren de onderdanen gevrijwaard van een staat die te dicht bij hun persoonlijke leefomgeving en gemeenschapsmoraal kon komen.
Moraal en deugden waren immers het terrein van de Russisch-orthodoxe Kerk. Sinds Peter de Grote was die ondergeschikt gemaakt aan de tsaar. Toch slaagde zij erin vanuit kerken, kloosters en christelijk onderwijs het volk te inspireren tot spirituele ontwikkeling en godvruchtig leven.
Voor autocratie met monocratie
Volgens Karamzin was het kenmerkend voor het Russisch bestuur dat autocratie — de mate van de oppermacht van de tsaar — hand in hand opereerde met monocratie (edinoderzjavie) — dus de ruimtelijke gelding van die oppermacht in haar pogingen om (nieuwe) Russische landen aan zich te binden. Tot en met 1864 zou het Russische Rijk de zeer multiculturele Kaukasus inlijven, wat de behoefte aan verdere centralisering van de staat deed groeien. De gedachte was dat als zowel deze mate van macht als de effectieve macht over het diverse rijk goed bewaakt werd, dan kon het grondgebied beschermd worden tegen roofzuchtige buitenlanders en middelpuntvliedende krachten van plaatselijke heersers. Het belang van het samenspel tussen autocratie gecombineerd met monocratie zou later terugkomen in de politieke filosofie van de conservatieve, antiwesterse slavofielen (zie hieronder).
“Een autocraat kan beter geen wet boven zich hebben”
| |
Karamzin waarschuwde Alexander I voor ideeën als die van Speranski. Die zouden maar tot liberale hervormingen of een onhoudbare monarchie op z’n Europees leiden. Had Rusland immers niet sinds 1613 telkens weer om autocratie gevraagd? Een autocraat kan beter geen wet boven zich hebben, want zo’n wet zou uiteindelijk weer bewaakt moeten worden door belanghebbenden. Die belanghebbenden zouden elkaar om de macht en de gunsten van de tsaar bevechten. Uiteindelijk zouden ze proberen hem voor eigen gewin te verzwakken.
Zonder oppermacht verwordt het recht dus tot een speelbal van belangen. De enige die dan ook boven de tsaar kan staan, is God. Een tsaar die zich niet aan Gods wet of eigen geweten houdt, keert zich tegen Rusland en wordt dan sowieso afgestraft door een volksopstand, aldus Karamzin. Zijn opvattingen zouden de staatsideologie van de komende jaren diepgaand beïnvloeden.
Conservatief bewind
Op 1 december 1825 overleed Alexander I, waarna verwarring over de troonsopvolging ontstond. Liberale legerofficieren zagen hun kans schoon om in een opstand te proberen de autocratie omver te werpen en de lijfeigenen te bevrijden. De nieuwe tsaar, Nicolaas I (1825-1855), sloeg de opstand neer. Als reactie stelde hij een nieuw, conservatief bewind in. Daartoe versterkte hij de autocratie en draaide hij dus verwesteringspogingen terug. Deze Decembristenopstand (zie hoofdafbeelding) werd gezien als een gevolg van verslapte autocratie en de langdurige inwerking van liberale, westerse ideeën onder de hoge adel.
Om de groei van liberaal activisme tegen te gaan, lanceerde Nicolaas I met zijn onderwijsminister Sergej Oevarov tussen 1830 en 1840 het ‘Officieel Nationalisme’. Iedereen moest beseffen dat voor een eensgezind, vreedzaam, maar sterk Russisch Rijk de drie richtlijnen ‘Orthodoxie, Autocratie en Volksverbondenheid’ navolging moesten krijgen. Deze als tegenhangers van de typisch West-Europese trits ‘Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap’. Officieel Nationalisme moest overal worden gepropageerd, om te beginnen in het onderwijs. Daarnaast werd er strenge censuur ingesteld en het vak Wijsbegeerte werd overal geschrapt.
Veel bekende intellectuelen reageerden verontwaardigd op de Decembristenopstand. Ze betuigden steun aan de conservatieve reactie, terwijl zij eertijds nog meeliftten met de napoleontische wind vanuit liberaal Europa. Zo publiceerde na de opstand de ooit liberale Aleksandr Poesjkin onder Nicolaas I allerlei stukken ten gunste van de autocratie en het feodalisme. Verder spraken de schrijver Nikolaj Gogol' (die autocratie bezag als Gods liefdevolle kans aan de mens voor zijn verootmoediging), de dichter Fjodor Tjoettsjev, een ongrijpbaar polemist als Pjotr Tsjaadajev en de mannen van de invloedrijke slavofiele beweging hun steun uit.
Slavofielen
Slavofilie (slavjanofilstvo) was een energieke, antiwesterse intellectuele beweging. De kopstukken ervan waren de filosofen Aleksej Chomjakov, Ivan Kirejevski en later Konstantin Aksakov, Konstantin Leontjev (Leont'jev) en Nikolaj Danilevski. Zij vonden dat de revoluties van 1830 en 1848 in het Westen nefaste gevolgen hadden voor de onderlinge verbondenheid, spiritualiteit en stabiliteit, aldaar. Hiervan moesten niet alleen Rusland maar ook de Slavische christenbroeders in Oost-Europa (sommigen betrokken de eveneens Oosters-orthodoxe Roemenen daarbij) gevrijwaard blijven. Volgens de slavofielen hadden het collectivisme, de spiritualiteit en liefde voor de eigen bodem van de Russen het antwoord op de westerse dwalingen en mensgemaakte bijgeloven zoals individualisme, rationalisme, humanisme, democratie en particratie.
“De slavofielen roemden de autocratie omdat ze de bevolking vrijheid en eensgezindheid verschafte.”
| |
Hoewel zij geen voorstanders waren van de lijfeigenschap roemden de slavofielen de autocratie omdat ze de bevolking spirituele vrijheid en eensgezindheid verschafte. In dit gigantische land mengde de autocratie zich niet in de privézaken van de Russen, zoals in hun moraal en religie. En, apolitiek als ze waren, bemoeiden de meeste Russen zich evenmin met de politiek. Elke stand afzonderlijk was, idealiter, gevrijwaard van de opgelegde maatregelen van de andere, en zij allen waren ondergeschikt aan het gezag dat uit die ene, allerhoogste bron voortkwam. Op dit stadium kon de autocratie echter moeilijk de lijfeigenen beschermen tegen een adellijke dienaar, als die zijn macht misbruikte. Niettemin was het de verantwoordelijkheid van de landheer om namens de autocraat te zorgen voor rust en welzijn onder zijn ondergeschikten. Faalde hij daarin, dan moest hij daarover rekenschap afleggen.
De slavofielen beseften dat enkel de autocratie de Russen vrijheid en ruimte kon geven om te werken aan hun innerlijke en spirituele ontwikkeling. Geen bevrijding ván God, natuur en collectivisme, zoals in het Westen gepropageerd werd. Integendeel: vrijheid óm met een vrij geweten één te zijn met je geloofsgemeenschap en God, binnen de van God gegeven autocratie. Zij zagen dat de westerse (partij)politiek de burgers slechts uiteendreef en dat de staat functies overnam die eertijds aan mensen en gemeenschappen toebehoorden. Deze burgerstrijd wezen de Russen af. Zij wensten bijeen te blijven om tegemoet te komen aan hun gemeenschappelijkheden: gedeelde grond, boerencultuur, organische eenheid, spirituele broederschap (sobornost'), gedeelde zienswijzen, en economische belangen.
Autocratie met volksnationalisme
Maar de verloren Krimoorlog (1853-1856) zorgde voor een omslag. Meer en meer mensen beseften dat het verslagen land modernisering nodig had om met andere staten te kunnen wedijveren. De strijdkrachten, die voor het grootste deel uit dienstplichtige lijfeigenen bestonden, waren ongemotiveerd en uitgeput. ‘s Lands infrastructuur, economie, geletterdheid en technologie liepen bovendien merkbaar achter op Europa. Na een periode vol vaderlandsliefde vonden de elites dat het eigen land vernederd was en ten opzichte van het Westen een achterlijke relikwie van feodalisme was. Een liberale tsaar besteeg nu de troon: Alexander II (1855-1881). Hij verwachtte dat de massa, zoals in westerse landen, betere soldaten zou opleveren als zij vrij was. Dus bevrijdde hij de lijfeigenen in 1861.
Met de bevrijde boerenstand verplaatste het maatschappelijk draagvlak voor de autocratie zich van landadel naar de veel omvangrijkere volksmassa. Op lokaal niveau stelde Alexander II de zemstvo in. Dat was een vernuftig stelsel van lokaal plattelandszelfbestuur. In de praktijk onderhield het evenwel een zeer goede band met de tsaar, en dus met de autocratie. Het officiele Russische conservatisme werd nu, gesteund door het enorme platteland, een echte volksaangelegenheid. Het was niet meer aristocratisch of kosmopolitisch maar nationalistisch, etnisch, traditionalistisch, verbonden met de geboortegrond en, anders dan voorheen, uitgesproken antiwesters.
Tsaar, volk en de rest
De autocratie was nu een verbond tussen tsaar en volk. Een verschijnsel dat ook in het Europees populisme opkwam, waar regeringen de massa’s in nationalistische bewegingen verenigden om hen in toom te kunnen houden.
“Het tsaristisch nationalisme was dus vooral etnisch-religieus Russisch en cultuurimperialistisch.”
| |
Deze harmonie gold minder voor de vele etnische groepen in de gewonnen gebiedsdelen zoals de Kaukasus en het Verre Oosten. Om makkelijker en doeltreffender over de uithoeken van het Rijk te regeren, zette de autocratie daar in op russificatie. Iedereen moest er Russisch leren spreken en schrijven. Ook werd men werd aangemoedigd tot het orthodoxe geloof te komen (maar werd men gestraft als men in het oude geloof terugviel). Latere tsaren zouden de Aziatische culturen en talen zelfs onderdrukken. Het tsaristisch nationalisme was dus vooral etnisch-religieus Russisch en cultuurimperialistisch.
Autocratie contra instabiliteit
Tegelijkertijd voerde Alexander II meer liberale hervormingen door in het rechtssysteem en het onderwijs. Hij perkte ook de voorrechten van de adel in. Toch rommelde het al heel lang in Rusland. De bevrijde lijfeigenen staken zich in de schulden om tegen hoge prijzen en rentes bij woekeraars van hun landsheren een stukje land te kopen. Hierdoor belandden zij in armoede en lieten zij zich in de grote steden uitbuiten als fabrieksarbeiders. Uit deze onvrede ontstonden vele revolutionaire bewegingen, die Alexander vaak oogluikend toestond.
Hij was er wel in geslaagd de liberalen tevreden te stellen. Dezen werden op hun beurt behoudender (dus welwillend ten aanzien van de autocratie) toen zij inzagen dat maatschappelijke hervormingen enkel voortvarend konden worden doorgevoerd door een krachtdadige autocratie.
Maar de liberale tevredenheid was van korte duur. Na een reeks mislukte aanslagen op zijn leven was Alexander steeds conservatiever geworden. Uiteindelijk verving hij in 1866 de liberale bewindslieden en beleidspunten door conservatieve. Toen Alexander II in 1881 door nihilisten van de beweging ‘De Wil des Volks’ vermoord werd, keerde ook de publieke opinie zich tegen dit gespuis en klonk er een nog luidere roep om meer autocratie. En aangezien opvallend veel van de woekeraars, revolutionairen en nihilisten (inclusief de moordenaar van Alexander II) joods waren, groeide het antisemitisme onder zowel de bevolking als haar leiders.
Reactionaire periode
In dit klimaat gedijde de latere lichting slavofielen, zoals de panslavist Ivan Aksakov, schrijver Fjodor Dostojevski, en de filosofen Konstantin Leontjev en Juri Samarin. Een opvallende conservatief — hoewel officieel geen slavofiel — was de journalist Michail Katkov. Onder de latere Alexander II (en onder diens zoon tsaar Alexander III) was zijn politieke invloed enorm. Aanvankelijk gold ook hij als liberaal, met bewondering voor het Britse politieke stelsel en Peter de Grote. Maar nadat hij doorkreeg dat het liberale beleid van Alexander II veel ruimte had gegeven aan ‘liberale’ hervormingsbewegingen geleid door nihilisten, en aan Pools verzet tegen de Russische overheersing, werd ook hij conservatief.
Vol vuur, vooral na de vrijlating van een lid van ‘De Wil des Volks’, pleitte Katkov in talloze artikelen, onder andere in zijn krant Moskous Nieuws, voor krachtigere autocratie en nationalisme. Hoewel hij gevormd was door westers staatsnationalisme, verzette hij zich hevig tegen verdere politieke nabootsing van het Westen. Westerse, monoculturele landen als Duitsland en Engeland zouden namelijk geen autocratie behoeven, maar het grote, veelvolkige Russische Rijk wel.
Katkov opereerde vaak samen met de reactionaire mentor en latere adviseur van Alexander III, Konstantin Pobedonostsev (1827-1907), in het succesvol beïnvloeden van de publieke opinie en het beleid van de tsaar.
Conservatieve staatsideologie
Met het gewone volk aan hun kant konden Russische conservatieven met succes een gesloten samenleving met eigen rechten, moraal en religie uitdenken, waarin de tsaar, het geloof en het etnisch Russische volk verenigd waren in een spirituele en nationale lotsverbondenheid. Met behulp van deze zeer populaire nationalistische idee probeerden tsaren uit alle macht de bestaande orde te behouden en namen zij afscheid van het liberalisme en zijn nihilistische gevolgen.
In deel 3 bespreken we de laatnegentiende-eeuwse en twintigste-eeuwse ondergang van de autocratie, de winst van het liberalisme, zijn ontaarding in communisme, de communistische dictatuur, het liberale verval in nihilisme en verzwakking, en de eenentwintigste-eeuwse heropleving van de autocratie.
Gebruikte bronnen
Danilevskii, Nikolai, Russia and Europe: The Slavic World's Political and Cultural Relations with the Germanic-Roman West. Bloomington: Slavica Publishers, 2013. Boek.
Dugin, Alexander, Last War of the World-Island: The Geopolitics of Contemporary Russia. London: Arktos, 2015. Boek.
Dugin, Alexander, The Fourth Political Theory. London: Arktos, 2012. Boek.
Leontiev, Konstantin, Byzantinism & Slavdom. Zvolen: Taxiarch Press, 2020. Boek.
Leontjew, Konstantin, Der Durchschnitts-Europäer: Ideal und Werkzeug universaler Zerstörung. Wien: Karolinger Verlag, 2000, Boek.
Pipes, Richard, Russian Conservatism and its Critics: A Study in Political Culture. New Haven, CT: Yale University Press, 2005. Boek.
Pipes, Richard, Karamzin's “Memoir on Ancient and Modern Russia,” A Translation and Analysis. Cambridge: Harvard University Press, 1959. Boek.
Pobedonostseff, Konstantin, Reflections of a Russian Statesman. London: Grant Richards, 1898. Boek.
Riasanovsky, Nicholas V. A History of Russia. Oxford: Oxford University Press, 2000. Boek.
Autocratie als rode draad door conservatisme in Rusland:
Deel 1: Autocratie: van hervorming naar stabilisering (1448-1810)
Deel 3: Van liberalisme en nihilisme naar illiberale autocratie (1881-heden)
Dit artikel is verschenen bij de Vlaamse nieuws- en opiniewebstek Doorbraak.
|
|
|