Op syntactisch en lexicaal vlak ondergaan het
Afrikaans en het Nederlands tegenwoordig grote invloed van het Engels. Dit
zou een voorspelbaar gevolg zijn van de innigere contacten over en weer
tussen de toenemend verengelsende werelden van de massamedia, de handel en
de wetenschap. Maar wie denkt dat bij deze veelvuldige contacten het
Afrikaans en het Nederlands altijd aan het kortste eind trekken komt
bedrogen uit. Immers, in Zuid-Afrika wordt er nog maar zelden Engels
gesproken zoals men dat in Groot-Brittannië van uitgeweken Engelsen zou
verwachten, en dat Zuid-Afrikaans Engels is danig door het Afrikaans en
in mindere mate door het het Nederlands beïnvloed.
De eerste grote Engelstalige emigratie naar Zuid-Afrika
vond plaats toen de zogeheten 1820 Settlers, de 1820 Setlaars,
de Oost-Kaap vanaf de kust binnentrokken. Dit waren aanvankelijk zo'n 4000
Engelsen die boerderijen rond Bathurst toegewezen kregen.
De trots van deze Engelse stam is thans Grahamstown, of
Grahamstad, in de Provincie Oost-Kaap. Het is een stad met een kleine
bebouwde kom, maar met veel oppervlakte en boerderijen rondom
(struisvogels, agaves, vee). Grahamstad ligt even noord-westelijk van de
evenzo Engels opgezette stad Port Elizabeth. In het hartland van het
eertijdse Zuurveld gelegen, werd Grahamstad al in 1812 gesticht als militaire
nederzetting door kolonel John Graham. Ze kan bogen op de Rhodes
Universiteit. Grahamstad heeft in het stadscentrum een enorme kathedraal.
Ter ere van de 1820 Setlaars staat er op een heuvel het
Settlers' Monument, dat een mooi gebouw is dat dienst doet als
theater waar allerlei uitingen van kunst ten beste gegeven worden. Het
kunstzinnige karakter van Grahamstad wordt ook elke winter benadrukt door
het Standard Bank Grahamstown Arts Festival. Dit kan als de
Engelstalige evenknie van het jaarlijkse, Afrikaanstalige, Klein Karoo Nasionale
Kunstefees op Oudtshoorn beschouwd worden.
Culturele verschuivingen
Grahamstad lijkt op het eerste gezicht op-en-top Engels,
maar de Afrikaanssprekende gemeenschap is er erg groot. De Setlaars waren een
mengeling van mensen uit Wales, Engeland, Schotland en Ierland. De meesten
hunner kwamen uit de lagere klassen, maar ze waren rijk noch arm. De
meerderheid had geen ervaring op het gebied van de landbouw en bestond uit
stedelijke ambachtslieden. Het ging hun in de kolonie niet voor de wind,
zoals de regering dat voor ogen had. De grond van het gebied rond Bathurst, westelijk van de
Visrivier, waar ze zich gevestigd hadden, was ongeschikt voor intensieve
landbouw. Binnen enkele jaren had meer dan de helft van de kolonisten de landerijen
verlaten en trokken ze berooid naar de militaire post Grahamstad om daar
werkzaam te zijn als handelaren en ambachtslieden. Velen trokken ook naar
de nederzetting Port Elizabeth, in de Algoabaai. Weer anderen vestigden
zich in kleine kolonienederzettingen of in Kaapstad.
Straatbeeld van Grahamstad met Victoriaanse
huizen en de
kathedraal | | Meer
dan in andere stadjes, zoals in Fort Beaufort, ademt Grahamstad de voorname sfeer
van die tijd, aangezien de rust er nog bestaat en de grote gebouwen uit de
19de eeuw er nog intact zijn. Grahamstad bezit een van de twee nog
overgebleven Victoriaanse camera obscura's de andere staat in Edinburgh,
Schotland met een toverachtige spiegel die de stad op een grote ronde
tafel projecteert. Op de foto rechts is duidelijk de kathedraal en de
prachtige rij Victoriaanse huizen te zien, met helemaal links (op de foto
hieronder rechts) het pastelkleurige gebouw waar nu een drogisterij in is
gevestigd.
Nadat de Engelsen vertrokken waren namen veel Afrikaners, zij bij uitstek boeren, hun plaatsen
in. Onder de blanken in een oer-Victoriaanse kuststad als Port Elizabeth
is de verhouding Afrikaanssprekenden tot Engelstaligen 40/60.
Een blik terug in de tijd van het kleurrijke
Grahamstad | | Andere
plaatsen rondom Port Elizabeth en Grahamstad worden demografisch gezien
gedomineerd door een Afrikaanse populatie (Colchester, Cookhouse,
Butterworth). Zo ook de Engelse dorpen en steden verder noordelijk in de
Karoo (Cradock, Pearston). Zij zijn zo Afrikaans als Oudtshoorn,
Graaff-Reinet, Humansdorp, Uitenhage, Kenton-on-Sea en andere.
De
nog verder noordoostelijk gelegen Zuid-Afrikaanse steden als Oos-Londen,
Durban, Pietermaritzburg (en Johannesburg) zijn echter overwegend Engelstalig. Dit hangt samen met het feit dat er zich na de vestiging
van 1820, in de jaren 1840 en 1850, nog eens duizenden Britse kolonisten
in Natal (de oostelijke provincie, het huidige Kwazoeloe-Natal) gingen vestigen. Zij brachten een
overwegend Londens en Midlands-accent met zich mee, en geleidelijk aan
versmolten de accenten der oudere en nieuwere kolonisten zich met elkaar.
De verafrikaansing van het platteland is niet altijd zo
voorspelbaar geweest. In het begin van de 20ste eeuw werd een
thans zeer Afrikaanse stad als Bloemfontein officieel Engelstalig
verklaard. De Engelsen hebben aan het eind van de 19de en het begin van de
20ste eeuw gepoogd grote delen van Zuid-Afrika te verengelsen en
Afrikaners uit belangrijke maatschappelijke posities te verdringen. Dit
stuitte natuurlijk op groot verzet onder de Afrikaanstalige meerderheid.
Deze verengelsingspolitiek was eerder gebaseerd op Engelse koloniale
politiek, en de Afrikaanse nationalistische regeringen van na Jan Smuts
(Hertzog, Malan, Verwoerd) slaagden erin deze cultuurimperialistische
ontwikkeling te keren. Hier kwam bij, dat vanaf 1890 honderdduizenden verarmde Afrikaners wegens
natuurrampen, de gevolgen van de Boerenoorlog, uitgeputte landbouwgrond en gebrek aan grond hun
boerderijen in
het binnenland verlieten en de Engelse industriesteden begonnen te bevolken, op
zoek naar ongeschoold werk.
Verafrikaansing van de Engelse
gemeenschap
Het intensieve contact met de Afrikaners in de
20ste eeuw liet uiteraard diepe sporen na in de Oost-Kaapse
Engelse cultuur. In Karoo-stadjes als Cradock en Pearston zal men
achternamen aantreffen van (ook voorname) Engelse families zoals Parker
en Davenport, maar als men deze mensen leert kennen, merkt men
dat zij, op enkele families na, Afrikaanstalig zijn. Die enkele Britse aristocratische families
die er landerijen opkochten zijn zonder veel moeite in het plaatselijke
leven geassimileerd. Er heeft in Zuid-Afrika onder de Afrikaners nooit
landadel bestaan. Daarnaast kende de Engelse landadel geen loi de dérogeance; d.w.z. de continentaal-Europese adellijke
mores die stelt dat adellijken geen handenwerk of boerenwerk mogen uitvoeren. De gegoede families leefden en werkten er dus met hun
Afrikanerburen en er vonden gemengde huwelijken plaats. Voor veel Engelsen,
die gewend waren aan de landadel in Engeland, leken de Afrikaners met hun landerijen
en patriarchale sociale structuur, op de aristocraten van het Britse land van herkomst.
Een Engelse familie die moeite had om de eigen boerderij overeind te houden, kon sociaal
en financieel in aanzien stijgen door met een Afrikaner van een grote boerderij te trouwen.
In Zuid-Afrika zijn er vele oude Engelse families die thans
als voornamelijk Afrikaanstalig te boek staan. DALZIEL, MENZIES, MURRAY,
HONIBALL, KEEVY, HALGREEN, PILCHER zijn er een paar. Murray is
bijzonder omdat een der stamvaders, Andrew Murray, geboren in 1828,
Andrew Murray; een Schot wiens verdiensten
voor het Boerenvolk enorm waren, en wiens familie nu trots
Afrikaans is
| | een
Schotse predikant was wiens nageslacht in de Anglo-Boerenoorlog partij
koos voor de Protestantse Boeren. Er zijn talloze Engelse families die om
uiteenlopende redenen partij kozen voor de Boeren. Achternamen als
DICKANSON, HAMMOND, SMALL, THOMAS, HARRINGTON, BLACKIE, EDWARDS, WATSON,
WRIGHT en YEATS zijn eigen aan de . al dan niet verafrikaanste families
die het na de Boerenoorlog niet konden verdragen onder Engelse
heerschappij te moeten leven; zij trokken met enkele Bittereinders,
Zuid-Afrikaanse nationalisten en andere vrijheidsgezinden naar Argentinië
om daar een vrije Boerengemeenschap op te richten (zie hier: Die
100-jarige Boeregemeenskap in Argentinië). Zij
konden niet langer leven onder de Britse vlag, die voor hen bruut
kapitalisme, geweld en imperialisme symboliseerde. De werken van de
Zuid-Afrikaanse schrijfster Olive Schreiner geven een
voortreffelijk voorbeeld van dit etnisch Engelse verzet tegen het
goudkoortsachtig Brits imperialisme à la Cecil John Rhodes en Sir
Alfred Milner (al hadden zowel Schreiner als Milner wortels in
Duitsland).
Meer met elkaar gemeen
Sommige Engelstaligen in Port Elizabeth (vooral jonge
mensen) hebben een nogal ambivalente houding tegenover Afrikaners omdat er
over laatstgenoemden een door grapjes in stand gehouden vooroordeel heerst
als zouden zij dom, plattelands, grof en conservatief zijn. Ook al zijn de
Afrikaners in kwestie geboren en getogen in die Baai (Port Elizabeth),
zij worden nog boertjies, Jape of plaasgawies (kortom,
'boerenkinkels') genoemd. Een andere favoriete scheldnaam is rockspider,
dat op de gehardheid en overlevingskracht van de Afrikaner slaat.
Herinneringen aan de Anglo-Boerenoorlog dragen ongetwijfeld bij deze
geuzennaam. Op breder vlak wordt er ook onder sommige volwassenen een
beetje badinerend gedaan over alles wat Afrikaans is. Zuid-Afrika is nu
eenmaal een veeltalig land en de Engelstaligen die gewend zijn alleen
Engels te praten hadden op school die tweede taal, nl. Afrikaans, als
verplicht vak. Men merkt dan ook dat het de slecht Afrikaans sprekende
Engelsen zijn die neerkijken op de Dutchmen, zoals Afrikaners ook
gekscherend genoemd worden. Een saillant detail is dat er onder deze
Engelstaligen veel mensen zijn, met juist Afrikaanse achternamen en echte
Afrikaanse oumas en oupas (families als Van Wyk, Botha, Greeff en
Nel zijn vooral in Port Elizabeth vaak Engelstalig en voelen zich ook Engels). Als deze mensen dan ook
hun taalgebruik (onwillekeurig) kleuren met Afrikaanse woorden,
leenvertalingen (zgn. calques) en grammatica, dan weten we dat
deze kleinschalige zogenaamde animositeit maar weinig te betekenen heeft
en dat beide bevolkingsgroepen veel dichter bij elkaar staan dan ze zelf
beseffen.
Leon Schuster die op zijn CD een persiflage
op The Godfather
maakt | | Beide
groepen zijn inmiddels Afrika-gebonden. Rugby is de volkssport beider
groepen. En wat te denken van cricket? Niet alleen sport verbroedert; de
komiek, acteur en filmmaker Leon Schuster is na het overlijden van Tolla
van der Merwe (een op-en-top Afrikaanse komiek die bij zowel Afrikaner als
Engelsman geliefd was) de man die zowel in het Engels als in het Afrikaans
de typische, ontwapenende Zuid-Afrikaanse humor weet om te smelten tot een
taalontstijgend genot. Beide groepen genieten van dezelfde een- of
tweetalige toneelstukken, dezelfde televisieprogrammas (de serie
Egoli is Afrikaans- en Engelstalig, zo ook het natuurprogramma
50/50), dezelfde nationale figuren, maar ook delen ze eenzelfde
lotsbestemming.
Leon Schuster als zijn typetje 'Mr Bones' in
zijn gelijknamige film uit
2002 | | De
nieuwe zwarte regering verheft immers, net als de vorige blanke regeringen
dat deden, de filosofieën en behoeften van het eigen ras tot norm en
speerpunt van de te bedrijven landelijke politiek. Noch de Engelsen noch
de Afrikaners hebben overweldigend deelgenomen aan de strijd tegen de
onderdrukking van de zwarten (de struggle), dus zowel Engelsen als
Afrikaners liggen minder goed in de gunst en zijn niet bij machte iets
politiek aan hun lot te veranderen. Het zou dom zijn de Afrikaners en de
Engelsen tegenwoordig nog steeds als twee uitersten of twee vijanden te
beschouwen, zoals dat in de 20ste eeuw om politieke redenen
gebeurde. De laatste jaren ontvangen de Afrikaners veel bijvalsbetuigingen
van Engelse zijde, in hun strijd om behoud van de Afrikaanse taal, die
allerwegen afgeschaft wordt.
Zuid-Afrikaans Engels
In zowel de stad als op het platteland heeft dit samenleven tot wederzijdse taalbeïnvloeding geleid. De Engelstaligen hebben een
woordenschat, grammatica en uitspraak ontwikkeld die de zuiver Engels
sprekende hoorder uit Europa kan verrassen omdat die afwijkt van het Engels uit Engeland. Het onderwijswezen
klaagt al jaren over verafrikaansing van het Engels veler native
speakers. Vooral mensen uit de lagere sociale klassen neigen hun versie van het Engels te
doorspekken met Afrikaanse woorden en uitspraak.
Het accent van de lagere sociale klassen wordt doorgaans Extreme South African English (dit
wijkt het sterkste af van het Standaard Engels) genoemd, terwijl de
officiële Brits Engelse uitspraak Received Pronunciation (RP) genoemd wordt.
Uitspraak veranderd; substraatinvloed; impositie
In deze tekst zijn er al enkele van die typisch
Zuid-Afrikaans Engelse woorden ingeslopen. Dergelijk gebruik van de
woorden boertjie, plaasgawie, rockspider, Dutchman en
struggle komen alleen in de Republiek van Suid-Afrika voor. Het
Engels van de Oost-Kaap is een van de varianten van het Zuid-Afrikaanse
Engels. Deze versie is qua uitspraak betrekkelijk 'zuiver' gebleven
vergeleken met de Transvaalse versie van het Engels (dit is veelal
aanleerdersengels van Afrikaners). Het Zuid-Afrikaans Engels kent echter
geen sterk lokaal gekleurde versies of dialecten zoals in Engeland. Toch
zijn er twee brede Z.A. Engelse accenten waar te nemen:
(1) De weinig door het Afrikaans beïnvloede uitspraak van
het brede Zuid-Afrikaans Engels doet sterk denken aan de Received
Pronunciation (RP) van de Britse eilanden, maar het doet nog meer
denken aan het Australisch Engels, dat niet alleen net als het Zuid-Afrikaans
Engels uit Zuid-Oost Engeland stamt, maar dat tevens uit dezelfde periode van
kolonisatie komt. Het is dan ook een Britse vorm van het Engels, en
niet een Amerikaanse of Caribische vorm, zoals respectievelijk het New
Yorks en het Jamaicaans (Caribisch is, strikt genomen, wel Brits, maar
de creolisatie van die variant maakt dat het veel minder gemeen heeft
met het Standaardengels dan het Nieuw-Zeelands, Australisch en
Zuid-Afrikaans Engels dat tezamen hebben). Ook het Australisch
en het Nieuw-Zeelands zijn Britse vormen.
Voordat we beginnen met een
stukje klankleer is het verstandig U te vertellen wat de 'schwa' is,
mocht U dit begrip nog niet kennen. Deze klank wordt in de taalkunde
weergegeven als een ə en is de 'stomme e' zoals in
'bakken' en 'gedaan'.
Welnu, wat meteen aan het algemeen
Zuid-Afrikaans Engels opvalt zijn de afgeplatte tweeklanken: right
klinkt in Standard English als /r a:it/, in Z.A. Engels als
[ra:t] (met een lange,
niet al te wijde a); de a vóór een r (zoals in
car en dark) neigt vanwege de ronding van de r
naar een ô, wat in het Standard English /da:k glasəz/ (dark
glasses) geeft, maar in Z.A. Engels [då:k glasəz]; de open e (als in St.
Eng. press) klinkt bijna een i als in St. Eng.
drink. Hierdoor komen de realisaties van de i in
woorden als milk en is niet in het gedrang. De
i van milk wordt net als in pil, pip en pit .
immers als een schwa (ə) uitgesproken en de i in is
is eerder een ie als in Nederlands bier; de finale
schwa (ə) in tweeklanken als in wear /wEə:/ verdwijnt en wordt
een lange, nauwe e, zoals in Z.A. Eng. press: "not
fair" lijkt dan op "not fê" of zelfs "not fî" en "there" lijkt op
"thê" of "thî". Vergelijkbare tweeklanken als in here en
year worden vaak afgekort tot een soort jû:. Jû: kan dan
ook zowel here als year betekenen. Er zijn nog legio
verschillen, maar deze zijn de meest in het oog springende.
(2) De door het Afrikaans beïnvloede uitspraak van het Z.A.
Engels treft men bij native speakers in zeer uiteenlopende
gradaties aan. Zoals gezegd is deze uitspraak meestal het gevolg van de uitspraak van een soort
aanleerdersengels van Afrikaners dat aan volgende generaties doorgegeven
werd en zelfs de taal van de eerste-taalsprekers van het Engels begon te beïnvloeden
en dat nu een eigen tongval vormt. Een gemeenschap kan er wel voor kiezen
een andere taal te gaan praten, maar de fijnere en voor de spreker eerder onopvallende kanten
van het nieuwe taalgebruik zoals de manier waarop men de
vorige taal uitsprak
krijgen zulke gemeenschappen vaak niet helemaal weggepoetst. Wat rest van de vorige taal zijn dan
bepaalde manieren van uitspraak of grammaticale eigenaardigheden die oorspronkelijk niet in de
aangeleerde taal voorkwamen. Dit noemt men substraatinvloed. Als vervolgens de oorspronkelijke
sprekers van de nieuwe taal elementen uit de uitspraak of de grammatica van de nieuwe groep sprekers
overneemt, heeft men te maken met het verschijnsel impositie. Beide verschijnselen zijn van
toepassing op de wat 'extremere' vormen van het Zuid-Afrikaans Engels accent.
Hoe verder men in het platteland
doordringt, hoe minder Standaard-Engelssprekenden men aantreft, maar ook
hoe sterker de overeenkomsten met de Afrikaanse fonologie zijn.
Engelstaligen die opgegroeid zijn in een gebied waar het Afrikaans een
bry-r kent, bry-en in hun Engels net zo hard als hun
Afrikaanse buren (een bry-r is de uvulaire huig-r die
achterin de mond gerealiseerd wordt zoals in Nederland, Frankrijk en
Noord-Italië). Engelstaligen die in gebieden wonen waar Afrikaners de
r voor in de mond uitspreken, doen dat in hun Engels net als de
Afrikaners in hun taal doen (dit is de alveolaire r; d.m.v. de
rand van het harde verhemelte te gebruiken, zoals algemeen in
Nederlandstalig België en in
Oostenrijk en Beieren gehoord wordt). Om een goed idee te krijgen van
deze Zuid-Afrikaans-Engelse variant, moet men de Afrikaanse klankleer op dit
Engels loslaten, en ervan uitgaan dat het brede Z.A. Engels de norm is.
'Year' wordt dan nog duidelijker een 'j' en de
'th' in 'think' kan een 't' of een 'f' zijn.
Er
zijn legio kenmerken, maar men moet er wel rekening mee houden dat het
hier meestal gaat om het Engels als tweede taal; een aangeleerde taal
bij mensen wier eigen taal meestal Afrikaans is. Maar het aantal
native speakers van deze Afrikaner variant is stijgende. De
stigmatisering van het Afrikaans als racistische of onbeschaafde taal
werkt dit in de hand, vanwege Afrikaners die hun moedertaal inruilen
voor het Engels als eerste taal.
Syntaxis en
lexicon veranderd
Het Zuid-Afrikaans Engels heeft een sterk door het
Afrikaans gekleurde woordenschat. Voor de syntaxis geldt dit in mindere
mate. Zo zal de gemiddelde Zuid-Afrikaan U vragen: "Shall I come
with?" als hij U wil vergezellen. Dit is zo'n
africanderisme, afkomstig van het Afrikaanse saamkom of saam kom. In
het Standaardengels zou men eerder Shall I come along? of Shall I come
with you? zeggen. En als iemand morst, dan heeft hij messed.
To mess up smth / s.o. (vernielen) wordt veel meer gehoord in St.
Eng., en niet gewoon to mess of zelfs to mess soup. Dit beantwoordt
volledig aan Afrikaans om te mors, dat op zijn beurt weer de
leenbetekenis to mess kreeg omdat a mess (een rommel, rotzooi) in het
Afrikaans 'n gemors is.
Already wordt waarschijnlijk vanwege het
veelvuldiger gebruik van al en alreeds in het Afrikaans veel meer
gebruikt dan op de Britse eilanden. Wat dat betreft is dat een meevaller
voor de Nederlander die met zijn Schoolengels already aanwendt waar hij
in het Nederlands 'al' zou zeggen, wat in veel gevallen slecht Engels zou
zijn.
Een verschijnsel dat ik veel bij jonge mensen hoor is het
frequentere gebruik van het woordpaar as well. In veel gevallen
vervangt dit het woord too, zoals dat in Standard English gebruikt
wordt. Bovendien wordt as well met de klemtoon op as
uitgesproken, waardoor het als één woord kan klinken:
"'êzwol". Het
wordt dan ook, naar de Germaanse klemtoon, dikwijls abusievelijk als een woord geschreven: Not only
did I go to the café, I went to the butcher's aswell.
To go to toilet / to go to hospital / to go to
church zijn van die vaste uitdrukkingen in onverzorgd Z.A. Engels die
het bepaalde lidwoord the missen. Ook het Afrikaans mist dat: toilet
toe gaan, kerk toe gaan, pale toe gaan (= rugby kijken/spelen). Als U
iemand vraagt hoe het met hem of haar gaat, zal hij/zij eerst met
No" kunnen antwoorden, waarop dan meestal toch fine"
volgt. Dit is een gevolg van het maar half uitspreken van het van het
Afrikaans afkomstige stopwoord ja-nee: Ja-nee, ek kan nie
kla nie of Ja-nee, dit gaan lekker, dankie zijn normale
Afrikaanse antwoorden op een vraag als Hoe gaan dit? Men kan er zelfs
een uitdrukking als Yes well, no fine of Ja well, no fine
horen!
Het Afrikaanse jislaaik wordt ook algemeen
gehoord. Het is een uitroep van verbazing. Dit woord kent in het Engels
veel varianten: yuslike, yesterday, yisses, yassas en yussie. De
oorsprong van het woord is onduidelijk. Een vergelijking met het
Afrikaanse Jesus als uitroep is gauw gemaakt.
Een Zuid-Afrikaan heeft moeite met het herkennen van de
meervoudsvorm van woman, wat vrouw betekent. Twee vrouwen
klinkt in het Z.A. Engels net als twee vrouw. Je krijgt dan two woman
(toe woemen) te horen en niet two women (toe wimmen). Dit heeft echter een
fonologische en geen lexicale oorzaak (zie hierboven waar we zien dat de
uitspraak van de i vaak een schwa is; [wumən] ("wommen") (ev.)
en [wəmən] ("wummen") (mv.) klinken immers bijna identiek).
Gymschoenen zijn geen sneakers of running shoes maar
tackies, of takkies, al is dit niet uit het Afrikaans
afkomstig. Wel kent het Afrikaans tekkies, voor gympies of
gympen, wat weer uit het Zuid-Afrikaans Engels afkomstig is. De
oorsprong van dit woord is onduidelijk, maar het Engelse woord tack is
de verzamelnaam voor lederwaren voor paarden, zoals zadels, hoofdstellen
en dergelijke.
Dit is slechts een procent van alle eigensoortige,
meestal door inwerking van het Afrikaans veroorzaakte taalverschijnselen
in het Engels van Zuid-Afrika.
Leenvertalingen, leenwoorden en
'Graaffrikaans' in de Oost-Kaap
Iets wat tegenwoordig erg populair is, is het woord
yebo, dat ja of hallo betekent en Zoeloe is.
Bankole Omotoso, ook bekend als de
'Yebo-Gogo-man' | | Je
komt het overal tegen. Dit komt mede door een populaire reclame uit de
jaren negentig van mobiele-telefoongigant Vodacom waarin een bekende
zwarte professor een rol speelde. Yebo-gogo! hoor je nu al enkele
jaren op straat, en wanneer zwarte mensen op joviale manier de telefoon
opnemen.
Voorbeelden van calques (leenvertalingen) en regelrechte
Afrikaanse leenwoorden in het Engels zijn yellowfish (letterijke
vertaling van Afr. geelvis), yellowwood (van Afr. geelhout),
yaw, ya, yah (letterlijke kopie van Afr. ja, i.p.v.
yes), yoke skey (geleend van Afr. jukskei), en honeypot
(leenvertaling van Afr. heuningpot, i.p.v. honey jar). Al deze woorden
hebben een duidelijk Afrikaans etymon. Duidelijker Afrikaanse woorden in
het Z.A. Engelse lexicon zijn de leenwoorden gooi, slag,
lappie, vadoek, bedonnerd, ouk/oke (van Afr.
outjie), lieg, vol fiemies en lekker, waar
Europees Engels to throw, to slaughter, cloth,
dishcloth, naughty/wild, guy, to lie (to tell
a lie), full of shit en nice heeft.
In Pearston, Oost-Kaap, zijn zinnen als: "Yirr,
dad, I'm still lekker fris after that hunt" heel gewoon. Die hoorde
ik van een jongen die bedonnerd genoeg was om het
wildebeast (=gnoe) dat hij jagged (= gejaagd) had
mooi uit te benen met de boois (= bruinmense op de boerderij). Zijn
vader, van een oude, voorname Engelse Setlaarsfamilie, met veel grond
nabij Pearston, vond het uitbenen van de gnoe een goed idee. Hij ried zijn
zoon en de werkers aan om na het uitbenen de botten ergens op het land te
begraven. Deze overigens ook perfect Afrikaans sprekende aristocraat
(wiens moeder, een Botha, van een bekende Afrikaanse familie in de buurt
kwam) sprak aldus: "I'd just grou a gaat in de
ground, remove a few of those vas melkbossies to gooi
de bones in. Den we'll have a lekka braai with
wildebeast meat and homemade wors. My boetie brought
de wors from Grahamstown. He knew mos we'd have a
braai. Ja, he sommer wanted to come. This is
now what we like doing in South Africa; having a braai."
Het Engels van rond Graaff-Reinet, niet ver van Pearston,
wordt door de Engelsen aldaar wel eens gekscherend Graaffrikaans genoemd
omdat het onverstaanbaar is voor de gemiddelde Engelstaligen van overzee.
De Engelsen in Port Elizabeth kennen dezelfde woorden, alleen ze gebruiken
ze minder vaak. Veel van deze leenwoorden en eigensoortige verschijnselen
komen vooral naar boven in de gemeenzame taal. Er zijn ook woorden die
alleen maar voorkomen in gemeenzame of krachtige taal.
Ik raad u
dan ook niet aan de volgende, uit het leven gegrepen, woorden en uitdrukkingen te
gebruiken: to be de moer in (heel kwaad zijn),
moer! (verdomme!), I'm gonna moer/bliksem/donner you! (ik ga je in
elkaar slaan!), I'm gonna piets/klap you! (ik geef je een mep in je
gezicht!), a poesklap / a P.K. (een dreun), slapgat (slap; een
slappeling), langgat (lange kerel; erg lang [v. lichaam]), dronkgat
(dronken), bakgat (geweldig), a moangat (een zeurkous), a windgat
(een opschepper), a tweegat jakkals (een hypocriete persoon), het
tussenwerpsel flip(-ing) (dé beschaafde variant op het andere
vierletterige f*ck(-ing)), dof (achterlijk), mos (immers, dan ook),
kif, man! / lank, man!(jongerentaal: gaaf man!) en niet te vergeten
het grove kak, dat alles wat slecht is voorafgaat alsof het een
bijvoeglijk naamwoord is (a kak job / a kakjob = een rotklus). Ook valt
het veelvuldige gebruik van man op, waarmee ook vrouwen
aangesproken worden: Jeanine, man, didn't I tell you to go take a
hike?
Documentatie
Vanaf 1978 wordt het South African Pocket Oxford
Dictionary uitgegeven dat, naast een verklarend woordenboek voor het
Engels te zijn, ook een goede bron is voor het vluchtig naspeuren van alle
typisch Zuid-Afrikaanse lexicale elementen in het Z.A. Engels. In 2002
beleefde het de derde druk.
Oxford Dictionary of South African English
based on Historical Principles (825
blz.) | | In
1996 is er een enorm boek uitgegeven; het Dictionary of South African
English on Historical Principles van Oxford woordenboeken. Het heeft
als ondertitel South African words and their Origins. Het is een
werkelijk zeer lijvig werk dat enkel de typisch Zuid-Afrikaanse
woorden en Zuid-Afrikaanse betekenissen indexeert. Net als het SA
Pocket Oxford Dictionary geeft dit woordenboek de etymologie de van
woorden. Echter, bij dit enorme werk gebeurt dit veel uigebreider en wordt
van werkelijk elk woord een chronologische opgave van verschijning
gemaakt, zoals men dat gewend is bij het monumentale Oxford English
Dictionary (OED) van James Murray (die de voltooiing van zijn
woordenboek in 1928 helaas niet meer mocht meemaken). De samenstellers van
het Zuid-Afrikaanse woordenboek, onder wie dr. Penny Silva uit
Grahamstad, hebben een waar lees- en speurgenot gehad bij het maken van
dit op zichzelf staande lees- en speurgenot. Zoeken we bijvoorbeeld
het woord bobotie op, dan hebben de redacteurs taalhistorisch relevante staaltjes
van het woord gevonden in geschriften vanaf 1870, daarna in 1891, 1900,
1913, 1927, 1944, 1963, 1969, 1973, 1977, 1981, 1986, 1986 (nogmaals) en
1991. Elk jaartal wordt voorzien van het betreffende citaat, zodat de
lezer ook eventuele betekenisverschuivingen, gebruiksfrequentietoenamen en
spellingveranderingen kan nagaan. Ook kan men nagaan of bepaalde woorden
uit het Afrikaans voortgekomen zijn, of dat die via het Nederlands het
Z.A. Engels zijn binnengedrongen.
Medewerkers aan dit elaboraat zijn o.a.: Colin Muller,
Prof. A. (André) P. Brink (bekend schrijver en taalkundige), Dr. T.R.H.
Davenport, A. (Achmat) Davids (in 1998 overleden Afrikaanstalige
moslimhistoricus) en prof. P.G.J. van Sterkenburg (van de Universiteit
Leiden).
Sommige lemmata ontbreken, zoals het door mijzelf in
Zuid-Afrika opgetekende gebruik van woorden als ás well, to mess,
yesterday, lelike ding, op-en-wakker, vas en to battle als
calque van Afr. om te sukkel (zoals Eng. I'm still battling with this
computer van Afr. Ek sukkel steeds met hierdie rekenaar, wanneer iemand, in dit geval,
computerproblemen heeft).
Voor een filoloog is het is een ongekende luxe zulk een
boek in huis te hebben. Het geeft de lezer een zeer uitgebreid inzicht in
de ontwikkeling van het Engels temidden van een Afrikaanstalige
meerderheid.
Dictionary of South African English on Historical
Principles; South African words and their Origins: Oxford University
Press 1996, ISBN 0-19-863153-7.
Hierdie artikel is geskryf op Sondag 1 Augustus 2004 en
gepubliseer op Donderdag 5 Augustus
2004.
|