Karinthië ongedeeld!
Beschouwingen bij 100 jaar Karinthisch plebisciet
Marcel Bas
28/07/2021
Door: Marcel Bas | |
Onlangs werd in de Oostenrijkse deelstaat Karinthië het eeuwfeest van het Plebisciet uit 1920 gevierd. In dat jaar stemden de etnisch Duitse en etnisch Sloveense inwoners van zuidelijk Karinthië voor aansluiting bij Oostenrijk. In de jaren daarvoor, in de nasleep van de Eerste Wereldoorlog, had het maar weinig gescheeld of het landsdeel zou bij het Koninkrijk der Serviërs, Kroaten en Slovenen (de SHS-staat) gevoegd worden. Helaas zou de aansluiting bij Oostenrijk de streek geen vrede brengen. De twee etnische groepen bestreden elkaar, tot etnische zuivering aan toe. Pas in 2011 kwam er pacificatie.
Strijden voor een ongedeeld Karinthië
In 1918, na de Eerste Wereldoorlog, was Oostenrijk-Hongarije uiteengevallen en moest de landkaart van Europa opnieuw getekend worden. De nieuwgevormde staten Duits-Oostenrijk en de Zuid-Slavische SHS-staat maakten allebei aanspraak op zuidelijk Karinthië. Nadat het provisorisch landsbestuur van Karinthië in november van dat jaar verklaard had het hele land ongedeeld bij de Republiek Duits-Oostenrijk te laten voegen, reageerde de SHS-staat door Karinthië binnen te vallen. SHS-troepen veroverden niet alleen Karinthische gebieden met Sloveenstalige meerderheden, maar ook belangrijke, overwegend Duitstalige gebieden van voorbij een eerder overeengekomen demarcatielijn.
Uiteindelijk viel geheel Zuid-Karinthië in handen van de SHS-staat. Hierop greep de lokale bevolking, van alle rangen en standen en van beide etniciteiten, naar de wapens. Onvoldoende bewapend slaagden zij in een verbeten verdedigingsstrijd – de Kärntner Abwehrkampf – erin met wisselend succes belangrijke plaatsen en valleien op SHS-troepen te heroveren. Uit strategische overwegingen wou Wenen de strijd niet steunen, maar leverde ze wel wapens en manschappen. Ook sloten burgers uit naburige deelstaten zich aan bij de Karinthische strijdkrachten.
Deze gedenkplaat uit 1980 hangt in het studentencorpshuis van het Corps Erz in de stad Leoben, in de naburige deelstaat Stiermarken. Studenten van Erz hebben in het Leobner studentenbataljon meegevochten in de Abwehrkampf. De plaat is gemaakt ter gelegenheid van het zestigjarige jubileum van het plebisciet in 1980. (Boven: het Karinthisch kruis.) | |
In januari 1919 werd dankzij Amerikaanse bemiddeling een wapenstilstand gesloten, waarna een Amerikaanse vredescommissie zich over de opnieuw te trekken grens met de SHS-staat boog. Die hield speciaal rekening met de vurige wens die uit de Abwehrkampf sprak, namelijk om de Karinthische eenheid te behouden. Er werd besloten de grotendeels oude, nu 'met bloed getrokken' zuidgrens met de Karawanken grotendeels te herstellen.
Ontstemd begonnen troepen van de SHS-staat hierop de hoofdstad Klagenfurt en het gebied eromheen te annexeren. Wederom moesten de vrijwilligers een uiterst bloedige verdedigingsstrijd leveren, totdat de Geallieerden de annexatie veroordeelden. De Karinthiërs slaagden erin de hoofdstad Klagenfurt, Velden am Wörthersee en het omliggende platteland, waar Duitstaligen de overgrote meerderheid vormden, van SHS-militairen te ontzetten. Het gebied bleef echter betwist en bevochten en de rest van het zuiden was verloren aan de SHS-staat.
Stemmen voor een ongedeeld Karinthië
Het zuiden was hermetisch van de buitenwereld afgesloten. Daar probeerde de SHS-propaganda de burgers wijs te maken dat zij niets in hun toekomst te kiezen zouden krijgen.
Toch bereikte de burgers, via Karinthische propaganda, het hoopvolle bericht dat het Verdrag van St. Germain van september 1919 voorzag in een plebisciet waarin zij mochten kiezen tussen aansluiting bij Slovenië of bij Oostenrijk. En zou de bevolking voor Oostenrijk kiezen, dan zou ook het betwiste gebied van Klagenfurt met Velden am Wörthersee en het land eromheen bij Oostenrijk komen.
“
Toch bereikte hen, via Karinthische propaganda, het hoopvolle bericht dat het Verdrag van St. Germain van september 1919 voorzag in een plebisciet waarin zij mochten kiezen tussen aansluiting bij Slovenië of bij Oostenrijk.”
| |
Een jaar later, op 10 oktober 1920, stemde dan 59,04% van de mensen voor Oostenrijk, hoewel het gebied voor ongeveer 70% uit etnische Slovenen bestond. Gebleken was dat maar liefst 40% van dit Slavische volksdeel ervoor gekozen had bij Oostenrijk te blijven – mede omdat hun, kort vóór het referendum, minderheidsrechten en economische ontwikkeling beloofd werden. Dankzij het Plebisciet én de juist tijdens de vredesonderhandelingen in alle hevigheid losgebarsten Abwehrkampf, kon Karinthië ongedeeld blijven.
Gedenkplaat voor het Plebisciet van 1920
Ongedeeld maar verdeeld
In de decennia zou Joegoslavië – zonder welslagen – blijven proberen de Karinthische Slovenen van Oostenrijk los te weken. En Duitse organisaties in Karinthië zouden de 10 Oktobervieringen, het plebisciet en de verdedigingsstrijd steeds meer als exclusief Duits-nationalistische overwinning voorgesteld worden. Er werd door de politiek ook een rassentheorie (de Windischentheorie) gepropageerd, die op sociaaldarwinistische wijze de pro-Duitse Slovenen ('Windische') als superieur en de pro-Sloveense Slovenen als inferieur menstype neerzette.
Karinthië kwam te boek te staan als de voorhoede van het Deutschtum in Zuidoost-Europa, en vanaf de jaren dertig was het Oostenrijks meest nationaalsocialistische deelstaat. Deze reputatie werd versterkt toen prominente nazi’s vanuit de rest van Oostenrijk naar Karinthië vluchtten, nadat de Oostenrijkse regering van Engelbert Dollfuß de nationaalsocialistische couppoging van 1934 verijdeld had en de vervolging van nationaalsocialisten opvoerde.
Pogingen tot etnische zuivering
Na de Anschluss in 1938 sloeg alles om. De Karinthische Slovenen – aanvankelijk vooral intellectuelen en lieden die in 1920 voor de SHS-staat gestemd hadden –
Ansichtkaart van het Derde Rijk ter ere van de 10-Oktoberviering in 1941: Kärntner! Dein Ehrentag – 10. Oktober [Karinthiër! Jouw eredag – 10 oktober]. | |
werden uit hun functies ontheven, van de arbeidsmarkt geweerd en/of gemaand te verhuizen naar Joegoslavië (de opvolger van de SHS-staat). De beloofde minderheidsrechten en minderheidsvoorzieningen werden afgeschaft.
‘De Karinthiër spreekt Duits!’, zo heette het nu: Sloveens werd verboden en namen werden verduitst. Sloveenstaligen werden om hun taal verdacht van loyaliteit jegens het grijpgrage, raciaal minderwaardige buurland.
Vanaf 1942 sloten veel etnische Slovenen – van wie velen overgelopen Wehrmachtsoldaten waren – maar ook een etnisch gemengde militie uit de Abwehrkampf, zich aan bij de Joegoslavische partizanen om tegen de nazi’s te vechten. Zij reageerden op de ingezette systematische vervolging en moord op Karinthische Slovenen in dat jaar.
Zo werden bij een ‘hervestiging’ meer dan 1000 Slovenen vanuit hun boerderijen en huizen uit Karinthië verdreven, waarvan tientallen in concentratiekampen ver weg terechtkwamen. Hun boerderijen en bezittingen werden in het kader van Heim ins Reich toebedeeld aan etnisch Duitse Oostenrijkers afkomstig uit het vrijwel geheel Duits- en Sloveenstalige Kanaaldal, dat na het uiteenvallen van Oostenrijk-Hongarije krachtens het Verdrag van Saint-Germain aan Italië was toegewezen.
“
Bij een ‘hervestiging’ werden meer dan 1000 Slovenen vanuit hun boerderijen en huizen gedeporteerd naar concentratiekampen ver weg.
”
| |
De verdrijving voltrok zich binnen twee dagen: een actie die enkel zo gezwind kon verlopen dankzij de gewillige medewerking van de als burgerinformanten fungerende Duitstalige plaatsgenoten van de etnische Slovenen.
Vanuit de Duitstalige bevolking en zelfs nazi-gelederen klonk voorzichtig protest. Maar voor Reichsführer-SS Heinrich Himmler moest deze deportatie slechts het begin van de algehele uitwissing van de Karinthische Slaven inluiden. Na militaire en bondgenootschappelijke nederlagen in de Balkan werd het deportatiebeleid ook nog gelegitimeerd als bestrijding van (potentiële) collaborateurs voor het toenemend anti-Duitse Joegoslavische buurland. Echter, in 1944 zou het al teruggeschroefde deportatiebeleid worden afgeblazen omdat militaire nederlagen elders in Europa alle prioriteit eisten. In totaal hadden de uitroeiingspogingen ongeveer 700 Karinthische Slovenen het leven gekost.
Vergelding
Op 2 mei 1945, toen het Reich verslagen was, werd Zuid-Karinthië weer veroverd, nu door Tito’s Joegoslavische partizanen. Onder hen bevonden zich veel Karinthische Slovenen, die nu gericht wraak konden nemen op van nazi-samenwerking verdachte etnisch Duitse burgers. Mensen werden uit hun dorpen verdreven en in de bossen standrechtelijk geëxecuteerd, dan wel naar Joegoslavië gedeporteerd. Ook na de Duitse capitulatie van 8 mei 1945 ontvoerden de partizanen, tijdens een veertien dagen durend schrikbewind, circa 300 onschuldige Karinthiërs, van wie zij er 91 liquideerden.
“
Formeel was de vrede een feit, maar de bevolking bleef diep getraumatiseerd.
”
| |
Er was in Karinthië al een voorlopige democratische deelstaatregering gevormd, maar Tito's communistische Joegoslavië kondigde aan het land te annexeren. Hierop verzocht de deelstaatregering de Britse militairen hun achtste leger zo snel mogelijk in te zetten, zodat Karinthië ongedeeld deel kon blijven uitmaken van Oostenrijk.
De Britten bezetten Karinthië, op 22 mei trokken de partizanen zich terug, en langzamerhand keerden de ballingen van beide groepen terug. Velen kregen hun boerderijen en woningen niet terug, en Slovenen kregen te maken met een kille ontvangst, zonder compensatie. Moegestreden ondergingen veel Zuid-Karinthiërs hun lot. Nog tot 1949 zouden de Slovenen met Joegoslavische partijkaders besprekingen voeren over annexatie, wat tot groot wantrouwen leidde onder de etnisch Duitse Karinthiërs.
Formeel was de vrede dus een feit, maar de bevolking bleef diep getraumatiseerd.
De plaatsnaambordenstrijd
Na de geallieerde bezetting bepaalde de Tweede Oostenrijkse Republiek van 1955 krachtens Staatsverdragsartikel 7 herstel van de minderheidsrechten voor de Oostenrijkse Slavische minderheden. Het artikel was echter zó algemeen opgesteld, dat Karinthische politici kans zagen naleving ervan steeds te dwarsbomen. Deze politieke onwil zou zich de komende decennia vooral toespitsen op de weigering tweetalige plaatsnaamborden te plaatsen. Sloveense belangenorganisaties verweten de politiek dat ze op deze manier de volksgroep – die nu numeriek en procentueel kromp – weer onzichtbaar wilde houden: net zoals ze dat na de Anschluss beoogde. Niettemin kwamen er vele andere Sloveens- en tweetalige voorzieningen, zoals scholen.
In 1972 kwam er een ‘plaatsnaambordenwet’, maar enkel nadat de Sloveenstalige protestgeneratie sinds 1970, de 50ste 10 Oktoberviering, vurig voor de borden had gestreden. Tegenover de autoriteiten placht de Sloveense Jongerenbondvoorman, Marjan Sturm, zijn acties in het Sloveens te verdedigen – daarbij demonstratief gebruikmakend van het niet altijd volledig nageleefde artikel 7. Tegen deze acties kwamen weer de Kärntner Abwehrkämpferbund van Siegfried Sames en vooral de Duits-georiënteerde Kärntner Heimatdienst van voorman Josef Feldner in actie. Laatstgenoemde waarschuwde tevens voor radicale uitspraken van Slovenen en communistisch-Joegoslavische inmenging via actiegroepen als die van Sturm.
De zaak explodeerde nadat de socialistische deelstaatgouverneur Sima de plaatsnaambordenwet was nagekomen door op één dag, zonder de burgemeesters in te lichten, in 205 plaatsen tweetalige borden te laten aanbrengen. Kort na de 52ste 10 Oktoberviering bekladden en verwijderden massa’s woedende burgers de borden weer, onder het zingen van Karinthische liederen en soms onder het toeziend oog van de politie. Ook werden er partizanenmonumenten met bommen vernietigd, kwamen er bommeldingen en werden er mensen bedreigd. Uiteindelijk bleef er na deze Ortstafelsturm geen tweetalig bord meer over en trad gouverneur Sima af.
Langdurige kwestie
In 1976 bepaalde een Volksgroepenwet een Sloveens bevolkingsaandeel van minstens 25% als voorwaarde voor het opstellen van tweetalige plaatsnaamborden, en in 1977 zou men overgaan tot het plaatsen van 91 tweetalige plaatsnaamborden. Hier kwam echter weinig van terecht.
In 1991 waren de Kärntner Abwehrkämpferbund en de Kärntner Heimatdienst tot het inzicht gekomen dat de toekomst van Karinthië in een vreedzaam samenzijn lag. Sturm (nu van het Zentralverband Slowenischer Organisationen – Zveza Slovenskih Organizacij na Koroškem) weigerde echter de als anti-Sloveens bekendstaande Heimatdienst en Abwehrkämpferbund als gesprekspartners te erkennen. Totdat in 1997 de christendemocratische gouverneur Christof Zernatto de Sloveense belangenorganisaties in een rondetafelgesprek bracht met de Kärntner Heimatdienst. Hieruit kwam een principeverklaring voort die het belang van tweetaligheid benadrukte.
In 2000 laaide de plaatsnaambordjesdiscussie weer op, nadat er in het Burgenland succesvol Duits-Kroatische plaatsnaamborden geplaatst waren. Hierop eisten de Slovenen een wijziging van artikel 7, maar de Duits-nationalistische gouverneur Jörg Haider wees deze af.
Intussen had het Grondwettelijk Hof in 2001 bepaald dat er binnen een jaar tweetalige bordjes moesten worden geplaatst.
Marjan Sturm (l.) en Josef Feldner (r.) | |
De christendemocratische bondskanselier Wolfgang Schüssel besloot in te grijpen en riep Karinthische politici en de belangenorganisaties bijeen. Hieruit kwam een consensusgroep voort, waar de Kärntner Abwehrkämpferbund, nu met voorman Fritz Schretter, uit piëteit voor de gevallenen uit de Abwehrkampf niet bij wilde aanschuiven. De organisaties van Josef Feldner en Marjan Sturm schoven wel aan. Daar werd duidelijk hoe verzoenend deze kemphanen van weleer elkaar tegemoettraden.
Het laatste verzet
In 2005 besloot de groep dan tot plaatsing van 91 borden, op voorwaarde dat de Slovenen zouden aanvaarden dat hiermee voldaan was aan artikel 7. Haider liet echter slechts 77 borden plaatsen. En in de campagne voor de parlementsverkiezingen van 2006, onder het motto ‘Karinthië wordt eentalig’, liet hij nog een groot aantal tweetalige borden vervangen door Duitse borden waaronder, plagerig, kleine Sloveenstalige bordjes gemonteerd werden.
2006: gouverneur Jörg Haider (links) en toenmalig regioraadslid Gerhard Dörfler (rechts) bij het plaatsen van kleine Sloveenstalige bordjes voor Schwabegg / Žvabek
In 2007 hadden Sturm en Feldner publiekelijk het startschot gegeven voor Karinthië-brede verzoening en samenwerking, met een gezamenlijk uitgebracht boek: Kärnten neu denken. Daarin beschrijven zij hun ommezwaai en leerproces. Tot de dag van vandaag werkt het trots Karinthische duo samen aan meer tweetaligheid, bezoeken zij elkaars bijeenkomsten en wonen zij samen herdenkingen bij. De symbolische betekenis van hun toenadering is enorm.
2011: tweetalig plaatsnaambord in Schwabegg / Žvabek | |
In 2008 verongelukte gouverneur Haider en trad diens nationalistische partijgenoot en opvolger Gerhard Dörfler aan. De sociaaldemocratische staatssecretaris Ostermayer voegde zich bij de consensusgroep en pas in 2010, na gesprekken met Ostermayer, ging ook Dörfler overstag en besloot hij tot plaatsing van de borden. Tot grote teleurstelling van de Kärntner Abwehrkämpferbund zou het de Slovenen in 2011 gelukken artikel 7 via het Constitutioneel Hof te doen wijzigen.
Nu was de weg vrij voor plaatsing van 164 tweetalige borden. De Slovenen, wier aantal gedurende een eeuw teruggelopen was van 100.000 naar 10.000 zielen, hadden er graag meer gezien, maar ook zij beseften dat er een nieuw tijdperk aangebroken was.
Een ander Karinthië
Het aloude samenzijn van beide bevolkingsgroepen beleefde in de twintigste eeuw zijn grootste crisis. Ook nu, na een eeuw, heerst er onvrede en wantrouwen: men bekladt elkaars monumenten, borden worden besmeurd, er zijn geen nieuwe borden bij gekomen en veel Slovenen vinden dat hun taal ondervertegenwoordigd is. Maar tot botsingen zal het hoogstwaarschijnlijk niet meer komen.
“
Velen van de nieuwe, inmiddels volwassen generatie begrijpt de zorgen van haar ouders niet meer.
”
| |
Velen van de nieuwe, inmiddels volwassen generatie begrijpt de zorgen van haar ouders niet meer. De stemming is gekalmeerd en de lokale politiek beseft dat er electoraal geen munt meer uit deze strijd te slaan is. De pacificatie lijkt voltooid, al hebben wantrouwen en stigmatisering tot op heden hun sporen nagelaten in Karinthië.
Bij De Roepstem gepubliceerd op 28 juli 2021.
Van dit artikel is op 28 februari 2021 een korte versie verschenen bij Doorbraak.
|