Dit artikel is geschreven als repliek op de bijdrage van François Boom;
Een Zuiderse kijk op de Nederlanden
Geschiedenis als Belgicistisch instrument
De vaderlandse geschiedenis, zoals die op onze scholen wordt onderwezen,
staat vol verdraaiingen en opzettelijke weglatingen. Ook het beeld dat van onze
noorderburen werd geschilderd door de Belgische historici daarin gesteund door de katholieke
overheid, is steeds negatief geweest en zelfs een van afkeer. Hier zal aangetoond worden dat
die 'Hollanders' voor een groot gedeelte afkomstig zijn uit onze kontreien.
1585 was een cruciaal punt in onze geschiedenis:
de onzalige scheiding tussen Noord- en Zuid-Nederland werd toen bezegeld. In die tijd
waren de verhoudingen tussen Noord en Zuid totaal anders. Brabant en Vlaanderen staken
industrieel en cultureel torenhoog uit boven de andere provinciën. Ook qua bevolkingsaantal
was de verhouding verschillend. De bevolkingsdichtheid was veel groter in het zuiden.
Trouwens, de grondoppervlakte wegens de aanwezigheid van waterzieke gronden was kleiner in het noorden.
Mistoestanden in de kerk hadden aanleiding gegeven tot het verspreiden van de geschriften van Luther en later van Calvijn. Vooral in de Westhoek met Hondschoote, Armentières, Valencijn en Ieper was een lompenproletariaat ontstaan. Dit als gevolg van de crisis in de lakennijverheid en eveneens door het niet behoren tot de gildenstructuur zoals die bestond in steden zoals Brugge en Gent. Dit lompenproletariaat was zeer gevoelig voor oproerkraaiers. Vanuit Hondschoote breidde de beeldenstorm zich uit over de lage landen – 1566. In Spanje was men met verstomming geslagen. Philips II stuurt zijn meest hardvochtige krijgsman om de puntjes op de i te zetten.
Philips II van Habsburg: de Spaanse koning die de hardvochtige Hertog van Alva naar de Nederlanden stuurde om er de puntjes op de i te zetten
| |
Tallozen
worden tot de brandstapel verwezen. Egmont en Hoorn worden onthoofd. De
opstandige bevolking vlucht alle kanten uit. Nog later, na de val van Antwerpen
in 1585, wordt de vlucht nog algemener. Brugge verloor ongeveer de helft van
zijn inwoners. Mechelen ging van 30000 zielen in het jaar 1550 naar 11000 in
1590. Antwerpen met zijn 100.000 inwoners voor 1585 zakte naar 55000 inwoners
erna. Waar ging die vlucht naar toe en hoe verliep ze?
Vanuit de
zeeprovinciën Vlaanderen, Zeeland, Holland en Friesland was de vluchtrichting
vooral het nabijgelegen Engeland, waarmee om handelsredenen - zie de
wolhandel - al nauwe betrekkingen werden onderhouden. Vanuit Brabant en de
andere provinciën was de vluchtrichting meestal Duitsland.
In Londen
kreeg bij koninklijk charter de Nederduytsche ghemeynte te Londen
beschikking over de nog steeds bestaande kerk Auston Friars, momenteel
voor Nederlands- en Afrikaanssprekenden. De inwijkelingen waren gegeerd omdat
zij technisch onderlegd waren in de voor die tijd zeer moderne textielsoorten
zoals draperie, sajet, baai en saai. Zij werden strangers genoemd en
overtroffen in heel wat steden soms in aantal de autochtone bevolking.
De meest gegeerde bestemmingen waren Sandwich, Nordwich,
Canterbury en Ipswich. Sandwich ligt even buiten Ramsgate, nog steeds kan men
daar The Dutch House vinden.
Het Old Dutch House aan King Street in
Sandwich
| | In
de nabijheid van Ipswich ligt het dorpje Lavenham waar aan toeristen nog steeds
met trots "the Flemish weavershouses" getoond worden. In Norwich had de
ingeweken calvinistische gemeente een eigen college, dat "de Politycke Mannen"
werd genoemd. Dit college regelde de "gemeyne zaecken der Duytsche
Kercke" Dit college was samengesteld uit 8 Vlamingen en 4 Walen. Er waren
heel wat Walen gevlucht uit Waals-vlaanderen, Artesië en Henegouwen. De Engelsen
noemden dit college "the eight and four".
Stilaan sloeg de sfeer van verwelkoming om in een sfeer van
afgunst om de welstand van de ijverige inwijkelingen. Er werden pamfletten aan
de kerkdeuren van de Vlaamse gemeenten gehangen met als tekst: "2336 prentices
and journeymen" stonden klaar om "Flemings and strangers" af te maken.
Naar de Duitse Landen
Het Rathaus van Emden, aan de Delft
| | Tijdens het ancien régime was Duitsland een
lappendeken van vorstendommen en ministaatjes. Uiteraard vertrokken de
Nederlandse vluchtelingen vooral naar streken waar een protestantse vorst
aan het hoofd stond. Het grootste gedeelte van deze vluchtelingen waren
Brabanders, voornamelijk Antwerpse kooplieden.
De steden waarnaar gevlucht werd waren Luthers van
confessie, wat moeilijkheden gaf met de calvinistische overtuiging van de
vluchtelingen. In Hamburg stichtten de Nederlanders daarom een gemeente in het
plaatsje Altona, aan de Elbe, waar zich nu de beruchte Reeperbahn
bevindt.
De Oostfriese stad Emden was ook een geliefd toevluchtsoord.
Het raadshuis van Emden werd gebouwd door Antwerpenaar Laurens van
Steenwinkel.
Het stadhuis van de (eigenlijk nog steeds)
Brabantse stad Antwerpen
| |
Het
is dan ook een getrouwe kopie van het stadhuis van Antwerpen. Naar
Duisburg vluchtte Mercator, waar hij ook overleed.
Keulen was de toevlucht van Van Wesenbeke evenals van Jan
Rubens, vader Pieter Paul.
Joost van den Vondel werd in Keulen geboren uit
Antwerpse ouders.
Frankfurt am
Main
Na de val van Antwerpen verplaatste zich een groot gedeelte
van het reusachtige beurs- en handelsverkeer niet alleen naar Amsterdam maar ook
naar Frankfurt. Daardoor werd deze stad de eerste Duitse geld- en beursplaats.
Een groot gedeelte van de vluchtelingen kwam uit Antwerpen. Men heeft nagegaan
dat van de 110 grootste belastingbetalers in Frankfurt er 76 uit Zuid-nederland
kwamen. Dus meer dan de helft.
Het ligt voor de hand dat de rijkdom en economische macht
van de vreemdelingen tot veel naijver leidde. De stedelijke overheid nam
maatregelen: alleen vreemden met een vermogen mochten een beroep uitoefenen. In
1561 eiste de Lutherse geestelijkheid dat de calvinistische vreemdelingen zich
aan de Lutherse confessie zouden onderwerpen, en zo niet dat zij de stad zouden
verlaten. Na onderhandelingen met Frederik III , vorst van de Palts en
calvinist, werd hun toegestaan zich te vestigen in de verlaten abdij van
Gross-Frankenthal.
Als het verzet tegen vreemden toenam vertrokken er steeds
meer naar Frankental - Vrankendale - waar een calvinistische gemeente werd
opgericht. Frankental werd zo groot dat er een kanaal naar de Rijn moest worden
aangelegd. De bevolking bestond uit lakenmakers, zijdewevers en vooral
tapijtwevers.
Er werd zelfs een eigen schilderschool opgericht. In 1689 werd
Frankental grondig verwoest door Franse troepen.
De vluchtelingenstroom naar de
bevrijde provincies
Bij de komst van Alva en als gevolg van zijn wrede
optreden tegen hen die het gezag van Spaanse koning afwezen werd gevlucht
naar Engeland en Duitsland. Frankrijk was uitgesloten, want daar was een
katholieke koning aan het bewind. Men vluchtte ook niet naar de noordelijke
provinciën van de Nederlanden, want ook daar was het Spaanse leger actief. Maar
later als door gebrek aan geld voor de huurlingsoldaten, en nog later als de
opmars van Farnese na de val van Antwerpen bleek te stoppen, kwamen de
meeste vluchtelingen terug naar de bevrijde gebieden in het Noorden, omdat
daar hun eigen taal gesproken werd en omdat gebruiken en gewoonten meer
aanleunden bij de hunne.
De steden van het noorden hadden behoefte aan de meer
bekwame vaklui uit het zuiden. Vooral wevers waren zeer gevraagd.
De noordelijke Nederlanden op weg naar hun
onafhankelijkheid misten een gedegen handelskennis, ondernemingsdurf en
kapitaal. Deze tekorten werden voor een belangrijk deel aangevuld door de
landgenoten uit het Zuiden.
Amsterdam – Nieuw
Antwerpen
In 1566 telde Antwerpen 100.000 inwoners en Amsterdam slechts
30.000. Iets meer dan twintig jaar later was het inwonertal van Antwerpen gezakt
naar 45.000. En dat van Amsterdam was gestegen in 1622 naar 104.000. In
hetzelfde jaar was een derde van alle inwoners afkomstig uit het zuiden.
Textielstad Leiden
Het Spaanse beleg van 1573-1579 had in Leiden een enorme schade
aangericht. Voor de heropbouw en heropleving werden in 1577 Vlaamse
textielwerkers uit Engeland aangetrokken. Die uit Brugge waren bekend om
hun fusteindproductie, uit Rijsel de cangeantenproductie en uit Duffel de
vervaardigers van dekens. In 1582 kwam uit Hondschoote de saai-industrie en die
van de nieuwe draperie. Dit stadje was grondig geplunderd en vernietigd. De
overstap van de zware wol naar linnen en katoen werd door de komst van deze
vakbekwame werkers mogelijk gemaakt. De productie steeg van 1000 stuks in 1582
naar 150.000 stuks in 1661.
Ook hier steeg het inwoneraantal in enkele jaren van 12.000
naar 70.000. Naar Leiden kwamen ook, Plantin (Plantijn) als drukker, Dodoens
en Lipsius als universiteits- medewerkers. De Leidse firma Elsevier kwam
oorspronkelijk uit Leuven waar men gevestigd was in een pand met als uithangbord
"’t Helse Vier", vandaar de naam.
Bierstad
Haarlem
Tussen Antwerpen en Haarlem bestonden reeds lang relaties.
De wereldberoemde boekdrukker Christoffel Plantijn
| | Bier
werd uit Haarlem aangevoerd per schip. In 1573 werd Haarlem door de Spaanse
legers veroverd en geplunderd. Na de val van Menen in 1578 kwam van daaruit een
grootscheepse volksverhuizing stand. Voor die datum draaiden in Menen nog 700
weefgetouwen. In 1597 waren er slechts 53 overgebleven. Ook inwoners van
Kortrijk en Kamerijk brachten door hun deskundigheid de textiel nijverheid in
Haarlem op een hoger niveau. Van de ongeveer 14.000 inwoners in 1570 steeg de
bevolking naar 39.000 in 1622. Meer dan de helft van de leden van de Nederlands
Hervormde Kerk was afkomstig uit Brabant of Vlaanderen.
Zeeland
In Zeeland begon de opstand der
Watergeuzen. Zij veroverden in 1572 de haven van Vlissingen. In deze stad kwam
in 1584 de eerste Waalse kerkgemeente tot stand met vluchtelingen uit Doornik.
Ook Middelburg werd ingenomen. Na de val van Antwerpen ontwikkelde Middelburg
zich tot een belangrijke handelsstad. Zij had na die val schepen naar Antwerpen
gestuurd om vluchtelingen op te halen. Haar inwoneraantal verdrievoudigde.
Veere, stapelplaats van Schotse wol, trok oorspronkelijk mensen
uit Mechelen aan maar later vooral uit Oostende. Ook Zierikzee, Goes ontvingen
veel vluchtelingen.
Deelname van Brabanders en Vlamingen
aan de V.O.C.
De Vereenigde Oostindische Compagnie
was de eerste naamloze vennootschap en de grootste multinational van de
17e eeuw. Ze startte met een kapitaal van 1.500.000 gulden. Daarvan
was de Zuid-Nederlandse inbreng 926.460 gulden.
Heel wat van de bewindvoerders en gouverneurs van de VOC waren
Zuid-Nederlanders. Jacob Lemaire, zoon van een Antwerpenaar, ontdekte de straat
Lemaire.
Brabanders zorgden door hun superioriteitsgevoel in Amsterdam
voor controverses. Vlamingen, die in groter aantal neergestreken waren in Leiden
en Haarlem, waren meer bescheiden dan de Antwerpenaars. Bredero laat
de Spaanse Brabander Jerolimo over het taalgebruik van de Hollanders het volgende
zeggen: "
Een ding jammert mij, dat gij zo bot Hollants sprect. O, de brabantsche taal die
is heerlijck modest en vol perfeccy, so vriendelijke, so galjart en so vol
correccy, want die ons verstaat, verstaat alle talen."
De bijbel: de wortel van het
Nederlands
Net zoals de bijbelvertaling
van Maarten Luther van bijzonder belang is geweest voor de ontwikkeling van de
Duitse taal, is ook de Statenbijbel van onschatbare betekenis geweest voor de
eenheid van de Nederlandse standaardtaal.
Bij de vertaling uit het Grieks en
Hebreeuws werd er gestreefd naar een in alle Nederlandse gewesten verstaanbare
taal. Vier jaar voor zijn dood werd de vertaling toegewezen aan Marnix van
Sint Aldegonde. Hij kon alleen het eerste boek Genesis voltooien.
De Dordtse synode benoemde een team van bekwame vertalers.
Heel wat vooraanstaande Vlaamse en Brabantse geleerden hebben
aan deze onderneming deelgenomen.
Bibliografie – gelezen
boeken:
- De val van Antwerpen en de
uittocht van Vlamingen en Brabanders – Gustaaf Asaert
- Eenheid en Scheiding – Prof. dr. L.J. Rogier
- Tussen vrijheidsstrijd en
burgeroorlog – J.J. Woltjer
- Noord- en Zuid
– Prof. dr. P. Geyl
Geschreven door Hugo Coucke:
hugo.coucke@telenet.be
Hierdie artikel is gepubliseer op
Vrydag 2 Junie 2006.
|