|
Vergeten woorden
Vondsten zonder toekomst?
Marcel Bas
08/12/2018
Acht jaar geleden schrapte Van Dale – hét woordenboek van de Nederlandse taal – woorden als kwips, sjamberloek en meidenplaag omdat ze niet meer gebruikt werden. Als goedmaker zijn zij, tezamen met woorden die op het punt stonden een stille dood te sterven, opgenomen in Van Dale’s Verdwijnwoordenboek, waar ze afgestoft, doch gestold en verstild, weinigen nog tot nut zijn. Vergeten woorden: ze zijn van alle tijden, maar maakt, in deze tijd van nieuwe uitdagingen voor onze taal, de vergetelheid hen ook onbruikbaar?
Vergeten en bijna vergeten woorden zijn van alle tijden en komen in alle culturen voor. Talen en hun begrippen veranderen nu eenmaal en woorden verdwijnen. Veel factoren zijn hieraan debet. Het kan gebeuren dat een begrip geheel verdwenen is: het woord meidenplaag, d.i. een de dienstmeiden dwingelandige vrouw des huizes, verdween nadat het begrip (dienst)meid iets van het verleden was geworden. Of het ene woord onderging een betekenisuitbreiding ten koste van het andere. Spek (Middelnederlands spec) betekent, bijvoorbeeld, niet meer (enkel) ‘witspek’ maar ook ‘spekachtig vlees’ (vgl. buikspek en speklappen). Vroeger had baak (Middelnederlands bake – vgl. Engels bacon) deze betekenis, maar dat woord is nu overbodig en is verdwenen. Het kan ook gebeuren dat een woord ingewisseld werd voor een ander: pelser voor een grote soort sardine hoort men niet meer, maar het Engelse pilchard nog wel. Of wat te denken van het Middelnederlandse festuke (een leenwoord) of het zestiende-eeuwse pimpernoot (een Duits leenwoord)? Die verwezen naar de huidige pistache(noot).
Deze verwisselingen zijn dikwijls praktisch ingegeven. Een woord kan, bijvoorbeeld, het loodje hebben gelegd na een verloren strijd met een homoniem: vaak betekent tegenwoordig enkel ‘dikwijls’, terwijl men vroeger ook vaak vaak (‘slaperigheid’) ervoer na een nacht kort geslapen te hebben – een woord dat enkel kon overleven in Klaas Vaak en de uitdrukking praatjes voor de vaak hebben. Waarschijnlijk leidde het zelfstandig naamwoord vaak (< Middelnederlands vaec) tot verwarring naast het gelijkluidende maar onverwante bijwoord (< Middelnederlands vake). In het Afrikaans kon vaak nog als bijvoeglijk naamwoord (‘slaperig’) overleven omdat het bijwoord vaak er niet bestaat (dit is dikwels of baiekeer).
Maar er is dikwijls willekeur in het spel. Zo vond men het uitheems klinkende pistache waarschijnlijk aantrekkelijker (want exotischer) klinken dan de oudere vormen. De verwisseling van woorden dient vaak persoonlijke belangen: men kan er status aan ontlenen of men kan er politieke doelen mee nastreven. Zo is een chef tegenwoordig liever een manager omdat die Engelse term hem binnen zijn organisatie de status van een eigentijdse, meer allround actief zijnde, relevante persoon verleent. (Het managementjargon op zich dient managementlagen tot het verkrijgen van een aureool van onmisbare expertise, macht en ingewijdenkennis.) En het kan binnenkort gebeuren dat het woord blank vervangen wordt door wit, daar bepaalde opiniemakers en massamedia dit woord succesvol hebben weten te associëren met politiek incorrecte ideeën. (Dat dit verschijnsel tegenwoordig framing genoemd wordt, toont aan hoe overbodig sommige leenwoorden zijn: het kan namelijk ook beeldvormen of misleidend inkaderen genoemd worden.)
Vergeten en archaïsche woorden verwerven daarentegen ook dikwijls een zweem van oude luister. Zo klinkt een minneslag toch veel romantischer dan een liefdewond, klinkt het fraaier dat een soldaat voor zijn vaderland sneeft dan dat hij ervoor omkomt en is het mooier dat een oude term werktuigelijk gedachten bij iemand oproept dan dat hij of zij automatisch een ingeving krijgt. Vergeten en archaïsche woorden vertellen ons iets van een vergane tijd, een verloren denkwereld; hun gestolde wezen en onveranderlijke aard komen ons verhevener en bestendiger voor dan de onzekere veranderlijkheid van onze huidige woordenschat, waar bruikbaarheid en vluchtigheid lijken te overheersen. Na ontdekking willen we ze behouden en hen ervoor behoeden dat zij andermaal aan onze geheugenis ontvloden zullen zijn (!).
Taalminnend Nederland en Vlaanderen besteden dan ook veel aandacht aan vergeten woorden: Van Dale noemt ze al geroutineerd Verdwijnwoorden, Olivier van Renswoude heeft op Taaldacht.nl op uiterst verdienstelijke wijze een enorm Vergeten-Woordencorpus aangelegd en op NPO Radio 1 besteedt De Taalstaat ook al jaren aandacht aan dit deel van ons zo selectieve taalgeheugen. Er bestaat zelfs een Gezelschap van Geadopteerde Vergeetwoorden, voorgezeten door Nelleke Noordervliet en aangestuwd door Frits Spits, dat woorden aan de vergetelheid probeert te ontrukken.
In deze tijd van culturele en taalkundige omwentelingen staart die vergetelheid ook nu een groot aantal, eigentijdse, Nederlandse woorden in het gezicht. Door toedoen van internet, massamedia en globalisering hebben immers de laatste tijd heel veel Engelse woorden hun intrede gedaan in onze taal. Men kan deze toevloed als een taalverrijking beschouwen, maar elk leenwoord neemt een deel of het geheel van de betekenis van een eerder aanwezig woord over, of het verhindert het creatieve proces van, bijvoorbeeld, betekenisuitbreiding of het bedenken van nieuwe samenstellingen.
Met betekenisuitbreiding bedoel ik het verschijnsel waarbij de betekenissen van woorden of woorddelen, die eigen zijn aan onze taal, verbreed worden om een nieuw begrip te dekken. Zo had het begrip accountant na zijn intrede in de Nederlandse taal aangeduid kunnen worden met het reeds bestaande rekenmeester. En met nieuwe samenstellingen bedoel ik nieuwvormingen met behulp van twee of meer bestaande woorden. Zo had een usb-stick met een beetje fantasie de samenstelling geheugenstaafje kunnen worden en had een voicemail aldus een stembode of spreekpost kunnen zijn. Het waren echter vaak de willekeurige bewondering voor het Engels en de onverschilligheid t.a.v. onze taal die ruim baan gaven aan deze leenwoorden. We moeten ons echter realiseren dat elke intrede van een vreemd woord ten koste gaat van het gebruik van een ander, meer ingeburgerd of inheems woord of woorddeel, en dus van de eigenheid van een taal. Want hoe meer Engels en Frans zich in het Nederlands nestelen, hoe minder Nederlands onze woordenschat zal zijn.
Dat is onnodig. In beginsel is een taal namelijk in staat voor elk nieuw begrip nieuwe woorden te scheppen of naar bestaande woorden te grijpen vanuit de eigen taalschat. Geen taal hoeft te grijpen naar vreemde termen. Als er maar de wil en het scheppend vermogen is die nieuwe woorden en functies te bedenken. Dat scheppend vermogen is in grote mate afhankelijk van de kennis die men van de eigen taal heeft. De eerdergenoemde webstek Taaldacht is daar een mooi voorbeeld van: maar zelden zal men de schrijver kunnen betrappen op het gebruik van een woord dat niet aan onze Nederlandse (en de Germaanse) woordenschat ontleend is, omdat Van Renswoude goed op de hoogte is van de Nederlandse woordenschat. Hij is ook op de hoogte van het Oergermaans, de Scandinavische talen en het Middel- en Oudnederlands. In sommige van zijn pogingen nieuwe woorden te bedenken gaat hij ver door, door op Oergermaanse woorden latere Nederlandse klankwetten hypothetisch (‘omgekeerd-etymologisch’) toe te passen en deze aldus om te vormen tot ‘Nederlandse’ woorden die nooit in onze taal bestaan hebben. Maar toch: deze gedachte, dat onze overgeërfde taalschat – ook die van eeuwen her – dynamisch en vernieuwend toegepast kan worden, is een zeer stimulerende.
Het Afrikaans, het Frans, het IJslands en andere Scandinavische talen – en vaak ook het Duits – maken veelvuldig gebruik van de eigen nagelaten woordenschat om er nieuwe begrippen mee aan te duiden. Men is daar zeer creatief mee in de weer (al wordt het stilaan een hele klus om alle nieuwe Engelse woorden daadwerkelijk te laten vervangen door in zwang zijnde vertalingen). Het Afrikaanse, in zwang zijnde rekenmeester in plaats van accountant is een voorbeeld van zulk succesvol taalpurisme. En zowel het Afrikaans als het Duits kent onderscheidenlijk rekenaar en (soms) Rechner, waar wij steevast computer zeggen.
In deze tijden van grote lexicale beïnvloeding vanuit het Engels moeten wij de inburgering van Engelse woorden vóór zijn – voordat ze blijven. Simon Stevin indachtig kunnen ook wij grijpen naar Nederlandse woorden. De Woordjesvertaalgroep van Taalverdediging en de mensen achter Op en Top Nederlands, woordenlijst overbodig Engels (OTN) kwijten zich al jaren van deze taak en passen vaak betekenisuitbreiding, nieuwvorming met samenstellingen of differentiatie toe. Een bucket list is dan ook een verlanglijst en een catwalk is een plankier: in zins- en gespreksverband kunnen de betekenissen van deze bestaande onderscheidenlijke woorden zich eenvoudig uitbreiden tot ‘een verzameling wensen die men vervuld wil zien voordat men sterft’ en tot een ‘plankensteiger, inzonderheid aangetroffen in de modewereld’. Of de makers stellen nieuwe woorden uit bestaande woorden en woorddelen samen: curling is ijssjoelen, een babyshower is een luierfuif en een catch-22 is een strikbeding. Zelf voel ik veel voor differentiatie van het woord bericht(je), om het specifiek de betekenis van e-mail te geven.
In dit proces van taalschepping is wat mij betreft ook een grote rol weggelegd voor onze massa’s vergeetwoorden. Zij kunnen geherwaardeerd en weer ingezet worden tot eigentijdse woorden met eigentijdse betekenissen. Men hoeft maar een blik te werpen op het Middelnederlands Woordenboek en diens Supplement om te zien over welke vergeten maar vaak bruikbare woordenschat onze voorouders beschikten. Men zal ervan versteld staan hoe die verloren termen verwijzen naar nieuw gewaande begrippen, waar vaak Engelse en Franse leenwoorden voor nodig leken. Ook het raadplegen van een boekje als De Kleine Zuiveraar uit 1907 doet ons – weliswaar bewustelijk taalzuiverend – dergelijke suggesties aan de hand: veel van de daar voorgestelde vergeten woorden en woorddelen konden (of hadden kunnen) dienen als alternatieven voor de huidige leenwoorden.
Ter afsluiting en ter illustratie geeft de volgende korte lijst een losse greep uit de vergeten woorden die uit het naslaan van deze werken te voorschijn kwamen, en die aantonen hoe bruikbaar zij kunnen zijn in het vervangen van leenwoorden, en hoe het Afrikaans ons hierin vaak is voor geweest. Een voorzetje:
Huidig woord: abonnee, abonnement.
Vergeten woord: inteekenaar, inteekening (< De Kleine Zuiveraar).
Huidige toepassing: intekenaar, intekening.
Verder: vgl. Afrikaans intekenaar, intekening.
Huidig woord: agile (managementt., kantoort. ‘flexibel, wendbaar’)
(< Engels ‘lenig, buigzaam’).
Vergeten woord: smidich (‘gemakkelijk te bewerken’) (< Middelnederlands); smijdig (‘lenig, buigzaam’) (< De Kleine Zuiveraar).
Huidige toepassing: smijdig.
Huidig woord: appeasen ([overg.] ‘tot bedaren brengen, geruststellen’).
Vergeten woord: gesachten (‘zacht stemmen, tot bedaren brengen, kalmeeren’) (< Middelnederlands).
Huidige toepassing: gezachten.
Verder: dienovereenkomstig wordt appeasement Nl. gezachting.
Huidig woord: bila, bilateraal(tje) (managementt., kantoort. ‘overleg tussen twee mensen’).
Vergeten woord: tweesprake (‘samenspraak, dialoog’)
(< Middelnederlands).
Huidige toepassing: tweespraak, tweespraakje.
Verder: dienovereenkomstig wordt een trila Nl. driespraak.
Huidig woord: conciërge.
Vergeten woord: huiswaarder (‘conciërge’) (< De Kleine Zuiveraar).
Hedendaagse toepassing: huiswaarder.
Huidig woord: counselor (‘hulpverlener bij geestelijk of therapeutisch advies’).
Vergeten woord: berader (‘raadsman, helper, trooster’) (< Middelnederlands).
Hedendaagse toepassing: berader.
Verder:
- Middelnederlands [niet wederk. maar wel overg.] beraden (‘raad geven aan, helpen, ondersteunen’) ter vervanging van counselen;
- berading ter vervanging van counseling. Vgl. Afrikaans berader, ‘counselor’.
Huidig woord: empoweren ([overg.] ‘iem. of een gemeensch. de gelegenheid geven de eigen capaciteiten op econ., soc. en pol. gebied actief gestalte te geven’).
Vergeten woord: bemachtigen (‘machtigen, opdragen’) (< Middelnederlands).
Hedendaagse toepassing: bemachtigen.
Verder:
- vgl., eveneens overg., Afrikaans bemagtig, ‘iem. of een gemeensch. de gelegenheid geven de eigen capaciteiten op econ., soc. en pol. gebied actief gestalte te geven’ (gevormd naar Eng. empower).
- dienovereenkomstig wordt empowerment Nl. bemachtiging (vgl. Af. bemagtiging).
Huidig woord: management (‘bedrijfsleiding, beheer, bestuur, beleid’).
Vergeten woord: bestier (‘1.) leiding, onderrichting, opzicht. 2.) regeling, bestuur, administratie’) (< Middelnederlands).
Hedendaagse toepassing: bestier.
Verder: vgl. Afrikaans bestuur, ‘management’.
Huidig woord: manager (‘bedrijfsleider, beheerder, bestuurder, bevorderaar’).
Vergeten woord: albestiert (‘bestuural, hij die alles regelt of doet', lat. “factotum”’) (< Middelnederlands).
Hedendaagse toepassing: albestiert.
Verder: vgl. Afrikaans bestuurder, ‘manager’.
Huidig woord: mediator, advocaat (‘bemiddelaar, raadsman’).
Vergeten woord: taelman, taelvrouwe (< Middelnederlands).
Huidige toepassing: taalman, taalvrouw (alhoewel bemiddelaar en raadsman / -vrouw ook uitstekend zijn).
Huidig woord: preview (‘beoordeling vooraf’).
Vergeten woord: voreschouwe, voreschowe (‘eerste of voorlopige schouw’); (< Middelnederlands).
Hedendaagse toepassing: voorschouw.
Verder: vgl. Afrikaans voorskou, ‘preview’.
Huidig woord: shinen ([overdr.] ‘schitteren, stralen’).
Vergeten woord: uteschinen (‘uitblinken’); (< Middelnederlands).
Hedendaagse toepassing: uitschijnen.
Verder: hedend. schitteren, stralen zijn ook geschikte alternatieven voor het bastaardwoord shinen.
Huidig woord: sollicitatiebrief; solliciteren.
Vergeten woord: dingbrief (‘sollicitatiebrief’); dingen (naar een post); (< De Kleine Zuiveraar).
Hedendaagse toepassing: dingbrief; dingen (naar een post).
Verder: vgl. Afrikaans aansoekbrief, ‘sollicitatiebrief’; aansoek doen, ‘solliciteren’.
Huidig woord: unapologetic.
Vergeten woord: onberouwich (‘verstokt’); (< Middelnederlands; later Nl. onberouwig: ‘geen berouw tonend’).
Hedendaagse toepassing: onberouwig.
Wat te denken van de veelgehoorde uitdrukking naming and shaming? In het Middelnederlands kende men evenals nu benoemen en, vergelijkbaar met het Engelse to shame, het productief overgankelijk werkwoord beschamen. Dit geeft het volgende resultaat:
Huidige uitdrukking: naming and shaming (‘iemand benoemen en beschaamd maken’).
Huidige woorden: 1.) to name (‘benoemen’); 2.) to shame (‘beschaamd maken’).
Vergeten woorden: 1.) benoemen, -noimen, -nuemen (‘uitdrukkelijk noemen; uitdrukkelijk aanwijzen’); (< Middelnederlands). 2.) beschamen (‘beschaamd maken’) (< Middelnederlands).
Hedendaagse toepassing: benoemen en beschamen.
En zo kunnen we nog veel meer vergeten woorden uit het verleden oprakelen en toepassen – soms met behulp van scheppingskracht, soms door de betekenis aan te passen, en vaak door ze ongewijzigd over te nemen – en hun zo een nieuw en bruikbaar leven schenken in het eigentijds Nederlands.
De genoemde naslagwerken zijn:
Liefde, J.L.F. de (1907). De kleine zuiveraar. Een gids ter verbanning van vreemde woorden uit de Hollandsche taal. Nijkerk: G.F. Callenbach.
Verdam, J. (1964). Middelnederlandsch Handwoordenboek - Onveranderde herdruk en van het woord Sterne af opnieuw bewerkt door C.H. Ebbinge Wubben. 's-Gravenhage: Martinus Nijhoff.
Voort van der Kleij, J.J. van der (1983). Verdam, Middelnederlandsch Handwoordenboek Supplement. 's-Gravenhage: Martinus Nijhoff.
|
Dit artikel is verschenen in nr 2018/4 van de Nieuwsbrief Taalverdediging. Bij De Roepstem gepubliceerd op 8 december 2018.
|
|