|
Leiden, een Heel-Nederlands succesverhaal
Kruisbestuivingen tussen de noordelijke en zuidelijke Nederlanden
Door drs. Ruud Bruyns
De oudst bekende foto van het
Rapenburg, in de 19de eeuw.
In de 17de eeuw was Leiden een van de grootste
steden van Holland en was het Leidse laken in heel Europa vermaard. Zoals
Amsterdam destijds groot was door de handel, zo was Leiden groot door de
nijverheid.
Vele toeristen vergapen zich iedere zomer aan de
schoonheid van de Leidse binnenstad, wanneer zij de stad met een bezoekje
vereren op hun doorreis naar de luchthaven Schiphol of naar de naburige
bollenvelden van de Keukenhof. Zij staan echter nauwelijks stil bij de
wordingsgeschiedenis van deze stad. Dit artikel zal handelen over het
Hollandse succesverhaal, met een Heel-Nederlandse noot.
Leiden tijdens de
Middeleeuwen.
Lugdunum Batavorum is de Latijnse benaming van
Leiden, maar is dat pas sinds de Renaissance. Leiden is namelijk niet
gesticht rond een Romeins castellum, wat de ligging aan de Rijn zou doen
vermoeden, maar is pas in de vroege Middeleeuwen ontstaan.
|
De nederzetting heeft zich waarschijnlijk ontwikkeld
onder de bescherming van de burcht, die uitkijkt op de samenloop van de
Oude en Nieuwe Rijn. Door de strategische ligging van de burcht aan de
Rijn en de handel over deze rivier werd het toenmalige Leython een
belangrijke nederzetting. Leiden speelde dan ook een belangrijke rol in
het ontstaan van het graafschap Holland aan het begin van 12de
eeuw. De graven van Holland schonken Leiden daarom veel privileges. In de
13de eeuw kreeg Leiden stadsrechten, met name van Floris
V.
|
|
Op een
17de eeuwse kaart van de cartograaf Blaeu is duidelijk de
samenloop van de Nieuwe en de Oude Rijn te zien, met de omwalling die de
stad moest beschermen . |
Doordat Leiden zo’n belangrijke stad was voor de
Hollandse graven, werd zij ook het brandpunt van twisten omtrent de
grafelijke erfopvolging, de zgn. Hoekse en Kabeljauwse twisten.
Deze werden uiteindelijk beslecht door de Bourgondische hertogen, die in
de 15de eeuw een lange periode van vrede en voorspoed
inluidden, waardoor Leiden zich ontwikkelde tot regionaal
nijverheidscentrum.
De situatie in de eerste helft van de
16de eeuw.
Rond het midden van de 16de eeuw was Leiden
uitgegroeid tot een stad meer dan 10.000 inwoners. Dat was bij lange na
niet zo groot als toenmalige Vlaamse steden als Gent, Brugge en Ieper, die
enkele tienduizenden inwoners hadden. Desalniettemin was Leiden in de
16de eeuw uitgegroeid tot een centrum van lakennijverheid, die
steeds meer begon te produceren voor verre markten.
De economische voorspoed van Leiden vertaalde zich in de
grootse bouw van de kerken, met name de Sint-Pancraskerk. De Leidse
patroonheilige is echter Sint Pieter, wat men terugvindt in de symboliek
van het Leidse wapenschild: de sleutels. De oudere Pieterskerk is al een
imposant gebouw, maar het plan van de Pancraskerk was grootser opgezet. De
afbouw werd echter doorkruist door de oorlog.
De ontwikkeling van Leiden werd bruut verstoord door de
oorlog. De centralisatiepolitiek van de Habsburgers leidde in de tweede
helft van de 16de eeuw tot een regelrechte burgeroorlog, die
werd aangewakkerd door de godsdiensttwisten. Aangezien Holland zich al
vroeg gewapenderhand verzette, werd Holland het strijdtoneel in de eerste
helft van de oorlog.
Leiden in last!
In 1574 sloegen de Spanjaarden het beleg voor Leiden. Het
stadsbestuur had verzuimd voorraden aan te leggen en het
huurlingengarnizoen was tevoren de stad uitgestuurd om verlost te zijn van
hun overlast. Leiden hield echter voorlopig stand door de bezielende
leiding van schutterijhoofdman Jan van der Does, burgemeester Dirk
Bronkhorst en stadssecretaris Jan van Hout.
Het beleg van Leiden kon worden weerstaan, doordat men
vooruitzicht had op ontzetting van buitenaf. Willem van Oranje
organiseerde vanuit zijn residentie te Delft de ontzetting van Leiden. Hij
besloot om met water uit de Maas de landen rondom Leiden onder water te
zetten, zodat de Spanjaarden het beleg moesten opbreken en de Geuzenvloot
vanuit Rotterdam Leiden kon bereiken.
Op 3 oktober werd Leiden ontzet. Tot op de dag van
vandaag wordt dat jaarlijks in Leiden herdacht en gevierd. Willem van
Oranje beloonde de stad voor haar volharding door er in 1575 een
universiteit te stichten. De Leidse universiteit was de eerste
universiteit in het gewest Holland. Het Leidse wapen draagt sindsdien de
spreuk: haec libertatis ergo – omwille van de vrijheid.
De situatie aan het einde van
16de eeuw.
Na het beleg lag de Leidse nijverheid in duigen en was de
bevolking gehalveerd door het voedseltekort en de ziekten tijdens het
beleg. Stadssecretaris Jan van Hout pakte echter de wederopbouw van Leiden
tot nijverheidsstad voortvarend aan. Hij stimuleerde de vestiging van
nieuwe ambachtslieden, met name lakenwevers, die uit Vlaanderen en Brabant
vluchtten voor oorlog en vervolging.
De ambachtslieden uit kwamen vooral uit de Vlaamse
textielcentra, zoals Hondschoote en Belle in Zuid-Vlaanderen (dit is thans
door Frankrijk ingelijfd gebied – MRB) en Ieper en Poperinge in
West-Vlaanderen. Daarnaast kwamen er ook veel Walen en Brabanders uit
Antwerpen en Leuven, maar de Vlamingen oefenden de meeste invloed uit,
doordat zij met hun vakkennis de Leidse textielnijverheid op een hoger
plan brachten.
De Vlamingen drukten hun stempel echter evenzeer op
cultureel gebied. Zij richtten al spoedig een eigen rederijkerskamer in en
aan de nieuwe universiteit doceerden uitgeweken Vlaamse professoren, zoals
de beroemde theoloog Franciscus Gomarus. De in Haarlem woonachtige Vlaamse
architect Lieven de Key ontwierp het imposante Leidse stadhuis, dat de
nieuw verworven voorspoed uitstraalde.
De Leidse bevolking in de
17de eeuw.
De snelle groei van de Leidse bevolking door de
Zuidelijke inwijkelingen leidde tot een herstel van het bevolkingsaantal
en op den duur was zelfs uitbreiding van de stad noodzakelijk. Het aantal
Zuiderlingen was zo groot, dat zij al snel zeker de helft van de bevolking
uitmaakten.
De nieuwe buitenwijken raakten dan ook snel overbevolkt
met Vlaamse textielarbeiders. |
De gegoede burgerij en de Hollandse bevolking woonden
vooral in de oude wijken van het centrum en het zuiden van Leiden. De
Vlamingen kwamen grotendeels terecht in de nieuwe buitenwijken in het
noorden en oosten van de stad. De kleine universitaire gemeenschap was
vooral geconcentreerd rond het Rapenburg, waar de universiteitsgebouwen
zich bevonden. De Waalse gemeenschap maakte een aanzienlijk deel uit
van de bevolking aan het begin van de 17de eeuw. Zij vestigde
zich vooral in de oude buurt rondom de rivier Mare, dat tot het begin van
de 20ste eeuw ‘Walenwijk’ werd genoemd. Daar heeft eeuwenlang
de Waalse kerk gestaan. De gevluchte Franse hugenoten aan het einde van de
17de eeuw vestigden zich grotendeels in de bestaande
Walenbuurt.
|
|
Een prominente Leidse
Waal: Pieter de la Court, die het bracht van lakenkoopman tot ideoloog van
Raadspensionaris Johan de Witt in de zestiger jaren van de zeventiende
eeuw |
De Leidse taal.
Leiden heeft een zeer karakteristiek dialect, dat nog
zeer wijdverbreid onder de bevolking wordt gesproken. De Leidse taal is
zodanig bijzonder, dat zij zelfs door Hollanders met enige bevreemding
wordt betracht. De 19de eeuwse student-auteur Klikspaan
(Johannes Kneppelhout) schreef vol vermaak over de volkstaal, die de
hospita’s en dienstmeiden van de studenten spraken.
Het Leids kent een grote onderlinge verscheidenheid in
uitspraak en intonatie. Dat komt vooral door de grote invloed van
Zuid-Nederlandse streektalen, die de Vlamingen en Brabanders met zich
meebrachten, en de buitengewone invloed van het Waals, die men elders in
Holland nauwelijks vindt. Als gevolg hiervan kent het Leids dan ook een
zeer uitgebreide eigen woordenschat.
Tegenwoordig is er echter onder invloed van het onderwijs
in de Nederlandse standaardtaal niet veel over van de oorspronkelijke
Leidse volkstaal. Toch ziet men ook invloed van de Leidse volkstaal op de
Nederlandse landstaal. Goede voorbeelden zijn het gezegde ‘Leiden is in
last’ (in zware moeilijkheden verkeren) en ‘bakkie doen’ (kopje koffie
drinken), of het woord ‘glipper’ (sluiper, verrader).
De Zuid-Nederlandse taalinvloed.
De zangerige toon, waarop het Leidse dialect vaak wordt
gesproken, wordt toegeschreven aan het West-Vlaams, wat de meeste
Vlamingen in Leiden van huis uit spraken. De Nederlandse taalkundige
Wortel is met zijn studie naar het Leids erin geslaagd om vele Leidse
woorden te herleiden naar hun herkomst in West- en Zuid-Vlaanderen. Maar
de sporen lopen ook terug tot in Gent en
Antwerpen. |
Het Leidse woordje ‘koekebak’ (pannekoek) komt
bijvoorbeeld zowel in Oost-, West- als Zuid-Vlaanderen (il est plat comme
une couquebaque) voor. Een typisch Leids woord van West-Vlaamse origine is
‘aakster’, wat een levendig/lastig (kwestie van perceptie) kindje is. Ook
een typisch Leids woordje is ‘meuje’ (tante), wat is afgeleid van ‘moeye’,
dat nu nog bekend is in Zuid-Vlaanderen.
De Walen hebben hun
weerslag gehad op zowel de Leidse naamgeving als de woordenschat. Namen
als ‘Van Bergen Henegouwen’ en ‘Van Luik’ duiden op een Waalse afkomst,
maar ook bekende namen als ‘Labrujère’ en ‘Teljeur’ (tailleur). Doch ook
typisch Leidse woorden als ‘krimpeiren’ (lijden, afgeleid van: crever) en
‘plansier’ (plezier, afgeleid van: plaisir) komen voort uit de Waalse
invloed.
|
|
Sinds 1818 is dit
voormalige gastenhuis aan de Breestraat de Waalse Kerk. Hier worden heden
ten dage nog steeds diensten in het Frans gegeven.
|
Conclusie.
Leiden is ontstaan als een typisch Hollandse stad met een
levendige nijverheidstak, die echter een zware klap kreeg door het beleg
van Leiden. Na het beleg kwamen er veel nieuwe inwoners uit het roerige
Zuiden van de Nederlanden, waardoor de stad een belangrijke economische,
intellectuele en culturele impuls kreeg. Zowel de Vlaamse en Brabantse als
Waalse inwijkelingen hebben hun sporen nagelaten in de Leidse taal en
cultuur. Dankzij hen werd Leiden in de 17de eeuw een welvarende
stad, die het mooie aanzicht kreeg, waarvan we nu nog kunnen genieten.
(1*Drs Ruud Bruyns is
Nederlands historicus en verbonden aan diverse culturele
organisaties.
Geraadpleegde literatuur:
R. Fruin Het beleg en ontzet der stad Leiden in
1574 (’s-Gravenhage 1874).
Ed van der Vlist, de Burcht van Leiden
(Leiden 2001).
Dick Wortel, Leids (’s-Gravenhage
2002).
Hierdie bladsy is gepubliseer op 18 Julie 2003.
|
|
|