|
Online Afrikaans-Nederlands woordenboek
Marcel Bas
PDF-versie / PDF-weergawe
Verklarend Afrikaans woordenboek
Marcel Bas
| |
Dit is het online woordenboek Afrikaans-Nederlands. Het telt meer dan 3.000 woorden en wordt regelmatig aangevuld.
Het woordenboek is contrastief, wat wil zeggen dat u aan de hand van de verschillen tussen het Afrikaans en het Nederlands de Afrikaanse woordenschat kunt verwerven.
Omgekeerd kan ook Afrikaanssprekendes Nederlands leer deur middel van die vele woordverskille en verduidelikings wat hier aangebied word.
Bij woordverschillen die tot verwarring kunnen leiden heb ik voorbeeldzinnen bedacht die de betekenissen duidelijker moeten maken. Verder ga ik bij veel woorden
in op hun geschiedkundige, etymologische, sociale en culturele
achtergrond en doe ik melding van de gevoeligheden die
woorden kunnen oproepen.
Ontbreekt er iets of heeft u een vraag? Laat het mij hier weten.
Dit woordenboek is opgesteld door Marcel Bas:
taalkundige, eindredacteur, schrijver; vertaler vanuit onder andere het Afrikaans; leraar Afrikaans-Nederlands en vice versa.
04/11/2002
09/12/2024
|
Gebruikte afkortingen en symbolen
arch. archaïsch |
attr. attributief |
av aanwijzend voornaamwoord |
Bijb. Bijbels |
bijv. woordd. bijvoeglijk gebruikt woorddeel |
bn bijvoeglijk naamwoord |
bw bijwoord |
det. determinator |
Eng. Engels |
gemeenz. gemeenzaam, informeel |
hist. historisch |
lw lidwoord |
mv. meervoud |
onoverg. onovergankelijk |
overg. overgankelijk |
pred. predicatief |
pv persoonlijk voornaamwoord |
rac. racistisch |
scherts. schertsend |
telw. telwoord |
tw tussenwerpsel |
uitdr. uitdrukking |
vgl. vergelijk |
vw voegwoord |
vz voorzetsel |
w.g. weinig gebruikelijk |
woordd. woorddeel |
ww werkwoord |
zn zelfstandig naamwoord |
< komt voort uit, ontleend aan |
Vir soek: druk Ctrl + f Om te
zoeken: toets Ctrl + f
a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z
vertaling, betekenis, vertaling, betekenis, woordenlijst, Zuid-Afrikaans woordenboek, gratis woordenboek, gratis woordenlijst
Afrikaans |
Nederlands |
A |
|
aal – zn |
ale (bier) |
aalwee, aalwyn – zn |
aloë (Aloe spp.) |
aanbied – ww |
aanbieden, presenteren
Die program word aangebied deur Coenie de Villiers – 'Het programma wordt gepresenteerd door Coenie de Villiers'
|
aanbieder – zn |
presentator (radio, TV) |
aand – zn |
avond |
aandadig – bn |
medeplichtig
aandadig aan 'n misdaad – 'medeplichtig aan een misdaad' |
aandblom – zn |
verzamelnaam voor crocusachtige bolgewasjes (irisfamilie) met felrode bloemen (Hesperanthus spp.)
Opm.: Ook wel 'kafferlelie' genoemd |
aandete – zn |
avondeten |
aandraai – ww |
(overg.) seksueel opwinden (anglicisme) |
aangaan – ww |
gebeuren; verder gaan / voortgaan; betreffen
Wat
gaan hier aan? – 'Wat is er hier aan de hand?'
Vir sover as dit my
aangaan... – 'Wat mij betreft...'
Dit het so vir 'n halwe dag
aangegaan – 'Het ging zo'n halve dag door' Vgl. Eng. 'go on' |
aangenome – bn |
geadopteerd
Vgl. 'aanneming'
|
aanhou – ww |
doorgaan (met), voortgaan (met), blijven doen; aan de lijn blijven (telefonisch); geduld betrachten
Hou aan, asseblief – 'Blijft u even wachten, alstublieft / Blijft u aan de lijn alstublieft'
Dit hou aan reën – 'Het blijft regenen'
Hondjies is hondjies wat aanhou blaf – 'Hondjes zijn hondjes die maar blijven blaffen' (Z.A. liedje)
Vgl. voor betekenis 'aan de lijn blijven' Eng. 'to hold on' |
aanleg – zn |
aanleg; fabriek, centrale (bv. voor elektriciteitsopwekking), installatie (bv. voor waterzuivering)
By die groot aanleg word verskeie lewensmiddele vervaardig en verpak – 'In de grote fabriek worden verschillende levensmiddelen geproduceerd en verpakt'
Amptenare sê die kragaanleg is veilig, maar hulle hou nie rekening met die gevolge van 'n aardbewing nie – 'Ambtenaren zeggen dat de elektriciteitscentrale veilig is, maar ze houden geen rekening met de gevolgen van een aardbeving' |
aanmeld – ww |
(zich) aanmelden, inchecken (ook op luchthaven) |
aanneming – zn |
adoptie
Vgl. 'aangenome'
|
aanpiekel – ww |
met moeite dragen, vervoeren; met moeite gaan, lopen |
aanrand – ww |
iem. fysiek aanvallen, te lijf gaan Tegenwoordig wordt in het Nederlands 'aanranden' meestal in verband gebracht met ontucht.
In het Afrikaans heeft aanrand echter nog louter betrekking op een fysieke aanval.
In die stad kerm die sterwendes, dié wat aangerand is, roep om hulp, maar God slaan nie ag op die onreg nie. – 'Uit de stad zuchten de lieden, en de ziel der verwonden schreeuwt uit; nochtans beschikt God niets ongerijmds.' (Job 24:12) |
aansitterig – bn |
aanstellerig, overdreven emotioneel Opm.: de
Nederlandse zin 'Stel je niet aan' wordt dan ook vertaald als Moenie so
aansitterig wees nie en niet als *Moenie jou aansit nie of iets
dergelijks. |
aanskakel – ww |
aanzetten, aandoen, inschakelen Opm.: dit
werkwoord wordt bij elektronische apparaten gebruikt, wat te vertalen is
met 'aandoen, aanzetten':
Skakel die televisie aan, asseblief – 'Doe de televisie aan, alsjeblieft' en Ek het
nou die enjin aangeskakel – 'Ik heb nu de motor
aangezet' Het ww. aansit wordt ook gebruikt, maar wordt als minder
netjes beschouwd. Vgl. Eng. switch on Vgl. 'afskakel' |
aanslag – zn |
woeste aanval, totale aanval, grove aanval
Die regering se aanslag op ons skole moet gestuit word – 'De woeste aanval van de regering op onze scholen moet gestopt worden'
Opm.: deze betekenis is wsch. ontstaan onder invl. van het Eng. onslaught, 'woeste aanval'.
Verder is het opmerkelijk dat men in het Afr. daar aanval zou gebruiken waar men in het Nl. 'aanslag' gebruikt; vgl. Afr. bomaanval, Nl. 'bomaanslag'.
Opm.: Het Engelse onslaught is op zijn beurt weer ontleend aan Middelnederl. aenslach, -slacht.
Vgl. 'aanval', 'plaasmoord', 'plaasaanval'
|
aansluit – ww |
zich aansluiten; lid worden
Opm.: het Afrikaanse aansluit by (zonder wederkerend voornaamwoord) wordt overeenkomstig het Eng.
werkwoord to join gebruikt, waar
de betekenis
ook 'lid worden van' kan betekenen: Hy het by Danie Theron se Verkennerskorps aangesluit – 'Hij werd lid van het Verkennerscorps van Danie
Theron'
Honderde leerlinge het by die biblioteek aangesluit – 'Honderden leerlingen zijn lid geworden van de bibliotheek'
|
aansoek – zn |
verzoek, sollicitatie, aanvraag |
aansoek – ww |
solliciteren, een aanvraag indienen |
aanspreek – ww |
aanspreken, spreken tot; aanpakken, iets doen aan, het hoofd bieden, ingaan op
Opm.: de tweede betekenis, 'aanpakken, iets doen aan, het hoofd bieden, ingaan op' wijkt af van het Nl. en duidt op een leenvertaling van Eng. to address, dat dezelfde betekenissen 'aanspreken, spreken tot, aanpakken, iets doen aan, het hoofd bieden, ingaan op' heeft.
Die Here het Manasse en sy volk aangespreek, maar hulle het daar geen ag op geslaan nie. – 'De HEERE sprak wel tot Manasse en tot zijn volk; maar zij merkten daar niet op.' (2 Kronieken 33:10)
Die Helpmekaarfonds het 'n plan van aksie om maatskaplike probleme aan te spreek. – 'Het Helpmekaarfonds heeft een actieplan waarmee het maatschappelijke problemen kan aanpakken.'
Vgl. 'takel'
|
aansteeklik – bn |
besmettelijk (ziekte) |
aanvaar – ww |
accepteren, aanvaarden |
aanval – zn |
aanval; aanslag; overval
Aangehits deur die Verenigde State het die Europese Unie 'n groot media-aanval teen Rusland geloods – 'Op instigatie van de Verenigde
Staten heeft de EU een grote media-aanval op Rusland ingezet'
Die aanval op die metro in Tokio is gepleeg deur die sekte Aum Shinrikyo – 'De aanslag op de metro van Tokyo is gepleegd door de sekte Aum Shinrikyo'
Tydens die aanval op die polisiestasie is vyftien vuurwapens gesteel – 'Tijdens de overval op het politiebureau zijn vijftien vuurwapens gestolen'
Ons kry al meer berigte oor aanvalle op kleinhoewes – 'We krijgen steeds meer berichten over overvallen op kleine boerderijen'
Opm.: de tweede en derde betekenissen, 'aanslag', 'overval', wijken af van het Nl. en zijn wsch. onder invloed van Eng. attack, 'aanval', 'aanslag', 'overval' ontstaan.
Verder is het opmerkelijk dat waar Nl. vaak 'aanval' zou gebruiken, het Afr. aanslag gebruikt (zie ald.).
Vgl. 'aanslag', 'plaasaanval', 'plaasmoord'
|
aap: die aap uit die mou
laat – uitdr. |
een geheim
verklappen |
aar – zn |
(koren)aar; ader |
aarbossie – zn |
klein plantje van het fynbos (zie ald.) met dicht op elkaar staande blaadjes en witte bloemetjes (Selago glabrata) |
aardig – bn |
onaangenaam, naar, misselijk, zich niet lekker voelend; ongemakkelijk,
slecht, gegêneerd, beschaamd; irritant, aanstotelijk; aanzienlijk,
groot Vgl. 'arig', met verdere uitleg over
deze voor het Nederlands ongebruikelijke betekenis |
aardroos – zn |
roze hypocist: een roodbloemige plant uit het fynbos-bioom (zie ald.) die op samengesteldbloemigen (Asteraceae) parasiteert (Cytinus sanguineus) |
aardwolf – zn |
zie bij 'erdwolf' |
aartappel, ertappel – zn |
aardappel ertappel is een wisselvorm. |
aartappelbos – zn |
uit Azië afkomstige struik met geveerd blad (Phyllanthus reticulatus) |
aartappelskyfies – zn |
patates frites; chips Vgl.
'slaptjips' |
aasvoël – zn |
gier Vgl. 'gier' |
abba – ww |
iem. op de rug dragen |
abiekwasgeelhout – zn |
in Z.A. en Namibië inheemse struikachtige tamarisksoort met halfsucculente blaadjes die als schubjes over de stengel zitten – ook dabbie genoemd (Tamarix usneoides) |
ablusieblok – zn |
toilet- en wasgelegenheid op een camping |
abuis – bn |
verkeerd, niet juist, 'ernaast', abuis Ek is abuis – 'Ik
heb het mis', 'ik zit ernaast' |
advertensie – zn |
reclame Voor Nl. 'advertentie' gebruik Afr. kennisgewing
Vgl. Eng. advertisement
Vgl. 'kenisgewing' |
afbetaal – ww |
aflossen |
afdelingswinkel – zn |
warenhuis Vgl. Eng. department store |
afdraai – ww |
een afrit of afslag nemen, een andere koers inslaan (ook fig.), van het pad af geraken (fig.); iets naar beneden draaien |
afdraaipad – zn |
afrit, afslag |
afdraand(e) – |
zn. helling (naar beneden) Vgl. 'opdraand(e)' |
afdraand – bn |
bergafwaarts Vgl. 'opdraand' |
affêring, affêre – zn |
affaire |
affodil – zn |
narcis Vgl. 'narsing' |
afgehaal (afgehaal voel) – ww |
zich beledigd, vernederd voelen
Ek voel afgehaal – 'Ik voel me vernederd' |
afhaal – ww |
afhalen, afdoen, afzetten Hy haal sy helm/hoed van
sy seuntjie se kop af – 'Hij neemt zijn helm/hoed van het hoofd van zijn
zoontje af'
Haal jou boeke af – 'haal je boeken ervanaf' Vlg.
'ophaal' en 'oplaai' |
afkop – bn |
zonder kop
afkop hoender – 'kip zonder kop'
afkop-hoendermal – '(gek) als een kip zonder kop'
Vgl. 'keelaf', 'pootuit' |
afklim – ww |
uitstappen (bus, trein, e.a.)
Vgl. 'inklim', 'opklim', 'oorklim' |
aflag (iets aflag) – ww |
iets lachend wegwuiven, op lichtvaardige wijze met een probleem omgaan door erom te lachen
Opm.: aflag is een anglicisme, afkomstig van Eng. to laugh off: Afr. Hy het die hele voorval afgelag – Eng. He laughed off the entire incident – 'Hij wuifde het hele voorval lachend weg'
|
aflegging – ww |
ontslag, 'afvloeiïng' (dus geen ontslagname, maar een aanzegging door de werkgever)
Vgl. Eng. lay-off |
afneem – ww |
afnemen; fotograferen |
afrigter – zn |
trainer |
Afrika- – woordd.; – bn |
van het Afrikaanse continent, Afrikaans Opm.: om verwarring met het Afrikaans (de taal) te voorkomen, fungeert Afrika- als bijvoeglijk gebruikt woorddeel in samenstellingen die betrekking hebben op Afrika:
Die erdvark is 'n Afrikasoogdier met geen nou verwante nie – 'Het aardvarken is een Afrikaans zoogdier zonder nauwe verwanten'
Xhosa, Zoeloe en Venda is van die Afrikatale wat in Suid-Afrika gepraat word – 'Xhosa, Zoeloe en Venda zijn enkele van de Afrikaanse talen die in Zuid-Afrika gesproken worden'
vs.
Sy is 'n bekende Afrikaanse aanbiedster – 'Zij is een bekende Afrikaanstalige presentatrice'
|
Afrikaansmedium-
– woordd.; – bn |
met het Afrikaans als onderwijstaal Opm.: een school waar het Afrikaans de taal van onderwijs is, is
een Afrikaansmediumskool
Vgl. 'Engelsmedium-', 'dubbelmedium-' |
Afrikabloubessie – zn |
in Z.A. inheemse, aan bosbes en veenbes verwante boom met blauwe besjes (Vaccinium exul) |
Afrikageelmelkhout – zn |
in Z.A. inheems boompje met leerachtig blad, kleine, groene bloemetjes en eetbare, oranje, ronde vruchten waar melksap uit komt (Garcinia livingstonei) |
Afrika-greepvis – zn |
Afrikaanse snoekzalm (een karperzalmachtige) (Hepsetus odoe) |
Afrikaharpuisboom – zn |
in Zimbabwe, Botswana en Namibië inheemse boom met smalle, spits toelopende bladeren en harige stengels (Ozoroa reticulata) |
Afrikahondsroos – zn |
geen hondsroos maar in Zuid-Afrika en Mozambique inheems boompje met mooie witte, magnolia-achtige, welriekende bloemen (Xylotheca kraussiana) |
Afrikamoerbei – zn |
moerbeibomensoort met opvallende bladeren maar onopvallende bloesem en vrucht (Morus mesozygia) |
Afrikaner – zn |
lid van het in Zuid-Afrika woonachtige blanke, Afrikaanssprekende volk: de Afrikaners. Afrikaners zijn van overwegend Europese (vnl. Nederlandse, Duitse en Franse) en, in mindere mate, Afrikaanse en Aziatische herkomst. Opm.: in het verleden werd met Afrikaner ook wel de bruine Afrikaanssprekende bevolking van Zuid-Afrika aangeduid (zie bij Bruinmens) Vgl. 'Boer', 'Bruinmens' |
Afrikasterkastaiing – zn |
geen kastanje maar in Zuid-Afrika en Namibië inheemse kaasjeskruidachtige, meerstammige boom met gele, roodgenerfde bloemen in trossen (Sterculia africana) |
Afrikawaaierpalm – zn |
in oostelijk Zimbabwe inheemse palmboom met hard, waaiervormig blad (Borassus aethiopum) |
afskakel – ww |
uitzetten, uitdoen, uitschakelen Opm.: dit
werkwoord wordt bij elektronische apparaten gebruikt, wat te vertalen is
met 'uitdoen, uitzetten', 'uitschakelen':
Skakel die televisie af,
asseblief – 'Doe de televisie uit, alsjeblieft'
Ek het nou die motor afgeskakel – 'Ik heb nu de auto/motor
uitgezet'
'Afsit' wordt ook gebruikt, maar wordt als minder
netjes beschouwd. Vgl. Eng. switch off Vgl. 'aanskakel' |
afskop – zn |
aftrap (sport, evenement) Vgl. Eng. kick off |
afskop – ww |
aftrappen (sport, evenement), beginnen, aanvangen Vgl. Eng. to kick off Vgl. 'aanvang' |
afslag – zn |
korting Opm.: hoewel in het Afrikaans zowel het
woord korting als afslag bestaat, wordt afslag vaker
gehoord. In het Nederlands is dit net andersom, en wordt 'afslag' meer bij
grote bestellingen (bij 'bulk'-bestellingen, bijvoorbeeld) of bij groothandels
gebruikt. By hierdie grootmaatbestelling het ek 'n goeie afslag gekry
– 'Op deze bulkbestelling heb ik veel korting/afslag gekregen'
Kry nou
afslag by jou reis na Europa! – 'Krijg nu korting op je reis naar
Europa!'
|
afslag – ww |
villen |
afsny – ww |
afsnijden, afknippen; platleggen
Ons krag is weereens afgesny. Kan jy dit glo! – 'Onze stroom is alweer platgelegd. Ongelooflijk!'
Vgl. Eng. cut off |
afsnydatum – zn |
sluitingsdatum Vgl. Eng. cutoff date |
afsterwe – zn |
overlijden
Die koning se afsterwe is gister deur die Staatskoerant bevestig – 'Het overlijden van de koning is gisteren door de Staatscourant bevestigd' |
afsterwe – ww |
overlijden; contact verliezen met vrienden, familie, kennissen
Vandat hy oorsee gaan bly het, het hy sy vriende
afgesterf – 'Sinds hij overzee is gaan wonen heeft hij het contact met zijn vrienden verloren' |
aftorring – ww |
aftornen |
aftree – ww |
met pensioen gaan Opm.: dit woord heeft er de schijn van dat het een leenvertaling van het Eng. morfologisch gelijkende 'to retire' is. Vgl. 'tree'
|
aftree-oord – zn |
complex met bejaardenwoningen Vgl. Eng. retirement village |
aftrek – ww |
aftrekken (geen seksuele connotatie), naar beneden trekken;
downloaden; afleiden iemand se aandag aftrek – iemands
aandacht afleiden |
aftrekorder / debietorder – zn |
machtiging tot automatische afschrijving |
aftrekplek – zn |
parkeerplaats langs de snelweg (dus geen zgn. 'afwerkplek'!) |
afval – zn |
'afval': traditioneel boerengerecht van schapenpens, schaapspootjes en schapenkop, langzaam gegaard in gekruid – bijv. met kerrie – heet water.
Vgl. 'harslag', 'pens en pootjies', 'skilpadjie', 'vullis', 'vuilis' |
afweer – ww |
afweren, verweren; voorkomen
Jy moet oefen om hartsiektes af te weer – 'Je moet bewegen om hartziekten te voorkomen' |
afwentel – ww |
overdragen (v. macht, bevoegdheden)
Vgl. Eng. to devolve, 'overdragen'
|
afwenteling – zn |
overdracht (v. macht, bevoegdheden)
Vgl. Eng. devolution, 'overdracht'
|
afwurg – ww |
met moeite doorslikken |
agterent – zn |
(gemeenz.) achterwerk, gat
Vgl. 'agterste', 'agterstewe', 'boude'
|
agterjaart – zn |
achtertuin |
agterkant – zn |
achterkant; achterwerk, achterste
Uitdr.: jou agterkant wys – je / zijn langste tijd gehad hebben |
agterplaas – zn |
achtertuin |
agterste – zn |
(gemeenz.) achterwerk, gat
Vgl. 'agterent', 'agterstewe', 'boude'
|
agterstewe – zn |
achtersteven; (eufemistisch) billen, achterste, achterwerk, zitvlak
Vgl. 'agterent', 'agterste', 'boude'
|
aia – zn |
(rac.) in onbruik geraakte benaming voor niet-blanke werkster, kindermeisje
Opm.: hoewel in onbruik geraakt, geldt aia thans als kwetsende benaming.
|
aikôna, haikôna – bw; – tw |
nee!, helemaal niet!, over m'n lijk! |
aitsa! – tw |
uitroep van verbazing |
akkedis – zn |
hagedis |
akkerboom, eikeboom – zn |
eikenboom, eik (Quercus robur) |
akkerjakkalsbessie – zn |
in Z.A. inheemse boom met ronde bladeren en ranke stengels (Diospyros natalensis) |
albaster, albastertjie – zn |
knikker |
algar – bw |
(vero.) allemaal Vgl. 'almal' |
algemene handelaar – zn |
soort 'Winkel van Sinkel' Vgl. Eng. general trader |
alikreukel / arikreukel / arikruik / alikruik – zn |
geen alikruik (Littorina littorea), maar een andere, Zuid-Afrikaanse, zeeslak die zich op rotsen ophoudt (Turbo
sarmaticus) |
aljimmers – bw |
(gemeenz.) de hele tijd, continu |
alleenloper, enkelloper – zn |
vrijgezel, alleenstaande |
alleenlopend, enkellopend – bn |
vrijgezel, alleenstaand |
almal
– pv; – det. |
iedereen, elkeen, allen Opm. I: in tegenstelling
tot het Nederlands, gebruikt het Afrikaans 'almal' ook als het
onderwerp in een zin, terwijl het in het Nederlands enkel een onbep.
telwoord is dat aan het onderwerp of voorwerp toegevoegd wordt (wij, jullie, zij
allemaal). Het Nederlandse gebruik van 'allemaal' treft men in het Afrikaans echter ook
aan. De volgende zinnen moeten het bovenstaande
illustreren. Als onderwerp: Almal in Paterson weet waar lê Kaapstad. Maar weet almal
in Kaapstad waar lê Paterson? – 'Iedereen in Paterson weet waar Kaapstad
ligt. Maar weet iedereen in Kaapstad waar Paterson ligt?' Suid-Afrika,
waar almal tuisvoel – 'Zuid-Afrika, waar iedereen zich
thuisvoelt' Als onbep. telw.:
En het wordt, net als in het Nederlands, als onbep. telwoord naast het onderwerp of voorwerp gebruikt:
Dit is 'n groot vrees vir ons almal – 'Dat is een grote
vrees voor ons allemaal/allen'
Hulle is almal vriende van my –
'Zij zijn allemaal vrienden van mij'
Ons is nie almal so nie – 'Wij zijn niet allemaal zo'
Almal is echter vooral van toepassing bij mensen, want de manier waarop in het Nederlands allemaal voor abstracte begrippen, dingen of massa's gebruikt wordt,
moet in het Afrikaans met 'alles' (of, in de spreektaal, met 'als') vertaald worden;
net als in verouderd Nederlands. Bijvoorbeeld: Dit het alles verander – 'Het is allemaal veranderd'
Dit is alles maniere waarop ons vir mekaar kan vererg – 'Het zijn allemaal manieren waarop we elkaar kunnen irriteren'
Opm. II: in het Afrikaans kent men ook elkeen, maar dit betekent meer 'eenieder', 'iedereen
afzonderlijk'. Het Engels kent deze betekenis ook, van each
(one). Vgl. 'algar', 'enigeen' |
almanak – zn |
kalender Opm.: in het Afrikaans kunnen
'almanak' en 'kalender' door elkaar gebruikt worden en
betekenen ze precies hetzelfde, al wordt 'kalender' veel vaker
gebruikt. Het Nederlandse woord almanak, d.i.een jaarlijkse
publicatie met allerhande terugkerende informatie, is in het Afrikaans te
vertalen met 'almanak'. |
almaskie, almiskie – bw |
toch, nochtans, hoewel
dit is nou nie almaskie nie – 'het is helemaal zeker'
< Nl. al + machscien, 'al + mag geschieden'
Vgl. 'altemit, altemits'
|
als – bw |
(gemeenz.) alles, allemaal
Dis als verby – 'Het is allemaal voorbij'
Dis als verniet – 'Het is allemaal tevergeefs' Opm.: voor het juiste gebruik van alles en almal in het Afrikaans, zie opmerkingen bij 'almal'. |
altemit, altemits – bw |
misschien
dit is nou nie altemit nie – 'het is helemaal zeker'
Vgl. ouder Nl. altemet, altemets, 'soms', 'misschien'
Vgl. 'almaskie', 'almiskie'
|
altesaam – bw |
(alles) bij elkaar, in totaal, in z'n totaliteit
Gedurende die fees is altesaam 50 rolprente vertoon – 'Tijdens het festival zijn er in totaal 50 films vertoond'
Voor de betekenis vgl. Eng. altogether
Vgl. 'almal', 'alles', 'als' |
amandel – zn |
amandel (de boom en de steenvrucht waarvan de pit eetbaar is als noot [Prunus dulcis]: niet de lymfeorganen in de keel)
Opm.: de benaming voor de lymfeorganen achterin de keel die in het Nederlands amandelen genoemd worden (tonsillen), zijn mangels in het Afrikaans (zie ald.). |
amper – bw |
bijna Opm.: het Nederlandse 'amper' kan het
beste benaderd worden door 'skaars' of in mindere mate 'nouliks' te
gebruiken |
amperbroekie – zn |
(w.g.) tangaslipje Opm.: in plaats van het grappig bedoelde
'amperbroekie' zegt men in het Afrikaans eerder 'deurtrekkertjie'
om het tangaslipje of, in het Engels, de g-string mee aan te
duiden. |
amptelik – bn |
officieel Hierdie nuwe wyn is gister amptelik bekendgestel – Deze nieuwe wijn
is gisteren officieel geïntroduceerd |
anaboom – zn |
in Z.A. inheemse acacia-achtige boom (doringboom) met crèmekleurige bloeiaren, ca. 2 cm lange doorns en gekromde oranjerode peulen (Faidherbia albida) |
anderkant – vz |
aan de andere kant / aan de overzijde Anderkant die
longdrop kry jy die bure se erf – 'Aan de andere kant van het buitentoilet
vind je het terrein van de buren' Vgl. 'duskant' en
'oorkant' |
andermammie, annermammie – zn |
(gemeenz.) oma, omaatje, grootje
|
anderland – zn |
het buitenland Ek wil nie in anderland bly nie;
anderland se kos is so vreemd – 'Ik wil niet in het buitenland wonen; het
eten in het buitenland is zo raar' |
andoelie – zn |
soort sterk gekruide, gerookte worst |
angstig – bn |
angstig; heel graag Opm.: de betekenis 'heel graag' wijst op een leenvertaling uit het Engels.
In deze zin vertoont angstig sterke overeenkomsten met Eng. anxious, dat weliswaar op angstig lijkt – en dat
via Latijn anxius ook ver verwant is aan angstig. Een voorbeeld van dit gebruik van angstig in het Afrikaans:
Hy was angstig om van hom te leer – 'Hij wou heel graag van hem leren' Vgl. Eng. He was anxious to learn from him
|
antie – zn |
dametje, mevrouwtje (scherts.) Vgl. Eng. auntie
Vgl. 'tannie', 'oom', 'omie' |
antrasietstoof – zn |
kolenkachel |
apartheid – zn |
(hist.) Zuid-Afrikaans raciaal segregatiebeleid dat tussen 1950 en 1991 door de blanke minderheidsregeringen gevoerd werd Vgl. 'baasskap'
|
apiesdoring – zn |
in Z.A. en Zambia inheemse acacia-achtige boom (doringboom) met crèmekleurige bloei, geveerd blad en lange, rode peulen (Acacia galpinii) |
apiespeul – zn |
in Z.A. en Zimbabwe inheems vlinderbloemig boompje met gele bloemen in trossen en stevig, geveerd blad (Senna petersiana – vroeger Cassia petersiana) |
appelkoos – zn |
abrikoos |
appelliefie – zn |
struiken met grote, eetbare, appelachtige bessen (Physalis viscosa
en P. angulata) |
apteek – zn |
drogist, apotheek |
aptytwekker – zn |
aperitief Vgl. Eng. appetiser |
arig – bn |
naar, ongesteld; beschaamd, niet op z'n gemak; onvriendelijk, irritant,
onaardig Opm.: in het Nederlands betekent
aardig 'vriendelijk'. De voor het Nederlands tegenstrijdige
betekenis van het Afrikaanse aardig en arig is eenvoudig te
verklaren door te kijken naar het zeventiende-eeuwse Nederlands; algemeen
betekende aerdich 'beleefd, vriendelijk' (Jan de Vries: 1971),
zoals nu in het Algemeen Beschaafd Nederlands, maar in dialecten betekende
het 'vreemd, eigenaardig'. Er zijn Vlaamse dialecten waar die negatieve
betekenis behouden is. Daar zegt men 'aorig' om een ongemakkelijke
situatie aan te duiden (G.J. van Wyk [red.], Etimologiewoordeboek van
Afrikaans: 2003). |
arm (mv. arms) – zn |
arm (mv. 'amen') (ledematen) |
arme (mv. armes) – zn |
arme (mv. armen) |
armgat (mv. armgatte) – zn |
armoedzaaier |
arties – zn |
kunstenmaker, circusartiest, 'artist' Opm.:
'arties' betekent niet NL. 'artiest'. Het is geen musicus of
een ander soort kleinkunstenaar maar eerder een acrobaat en circusartiest.
Dit is lewensgevaarlik om 'n
sweefstok-arties se kunsies te probeer nadoen – 'Het is levensgevaarlijk
om de kunsten van een acrobaat te proberen na te doen'. Vgl.
'kunstenaar' |
aspersie – zn |
asperge (Asparagus officinialis) |
aspris – bw |
expres, opzettelijk Opm.: dit woord is een variatie op Nl. 'expres' |
asseblief – bw |
alstublieft, alsjeblieft; gelieve... Bij verzoek: Vir meer inligting moet jy
asseblief net die bostaande vorm invul – 'Voor meer informatie vult u alstublieft
het bovenstaande formulier in' / 'Voor meer informatie gelieve enkel het bovenstaande formulier in te vullen'.
Opm.: in het Nederlands worden 'alsjeblieft' en het beleefdere 'alstublieft' ook gebruikt bij het aanreiken van iets. In zo'n geval zegt men in het Afrikaans echter niets, of men zegt daar's hy (zie ald.). Bijvoorbeeld: 'Alsjeblieft, twee bier. Dat is dan vier euro' kan in het Afrikaans vertaald worden als Daar's hy: twee bier. Vier euro's asseblief.
Het Afrikaanse asseblief heeft dus dezelfde betekenis als het Engelse please.
In sommige, veelal niet-blanke, dialecten zegt men ook samblief.
Vgl. 'daar's hy' |
assegaai, asgaai – zn |
werpspies, werpspeer |
astrant – bn |
brutaal |
ateljee – zn |
studio
By ons in die ateljee is vandag Jaco Kleynhans van die Solidariteit Beweging – 'Vandaag is bij ons in de studio Jaco Kleynhans van de Solidariteit Beweging |
atjar – zn |
groente in azijn (maar niet hetzelfde gerecht als de Indische atjar in Nederland en Indonesië |
Awendmaal Bijb. – zn |
(Laatste) Avondmaal Vgl. 'Nagmaal' |
B |
|
baadjie – zn |
jas, jasje, colbert
Opm.: een mantel of lange jas is in het Afrikaans 'jas'. (zie ald.) |
baadjiepak – zn |
mantelpak |
baai – zn |
baai |
baai – ww |
baden, vrijetijdszwemmen Vgl 'bad' |
Baai, die – zn |
bijnaam voor Port Elizabeth |
baaibroek – zn |
zwembroek |
baas – zn |
baas, (vero.) beleefde, zwarte aanspreekvorm voor blanke Opm.: op het platteland zullen er nog oude, zwarte mensen zijn die blanken willekeurig baas noemen. Dit kan vreemd overkomen, bijvoorbeeld als een toerist
uit Nederland op een boerderij aangesproken wordt met "Môre, baas".
'Goeiemôre, Baas', sê ou Gladman Hoza vir die boerseun – wat
sowat sestig jaar jonger is as hy. 'Molo, bawo!', antwoord die boerseun beleef.
Vgl. 'miesies', 'oubaas' en 'oumiesies' |
baasskap – zn |
(hist.) blanke heerschappij Opm.: tot 1994 bestuurde Zuid-Afrika's blanke minderheid het land. Via de Nasionale Party gaf ze te
kennen Zuid-Afrika "blank" te willen houden. In theorie betekende dit dat de macht over arbeidsverdeling, economie en vestiging van mensen van
verschillende rassen in de handen van de blanke bevolking moest blijven. Deze macht stond bekend als baasskap. In de praktijk was baasskap een
manier om de vruchten te plukken van goedkope, zwarte arbeid zonder met
de zwarten te hoeven samenleven. De term was al sinds de jaren zestig van de twintigste eeuw omstreden. Vgl. 'apartheid'
|
baba – zn |
baby, zuigeling |
babelas, babelaas, babalaas – zn |
kater (van drank) |
baber – zn |
Afrikaanse meerval (wijdverbreide Zuid-Afrikaanse zoetwatervis – Clarias gariepinus)
Opm.: baber stamt af van
het Nl. woord 'barbeel' Vgl. 'steenbras' |
bad – ww |
een bad nemen
ek gaan bad – 'ik ga een bad nemen' Vgl. 'baai' |
baie – bw; telw. |
(bw) erg, zeer; vaak; (telw.) veel Ek het baie geslaap – Ik heb veel geslapen
Ek voel baie ongelukkig – 'Ik voel me erg ongelukkig'
Verskriklik baie mense gee nie om vir omgewingsbewaring nie – 'Ontzettend veel mensen geven niet om milieubescherming'
Opm.: veel wordt
alleen gebruikt als het beheerst wordt door bijwoorden als so of te. Dus
'te veel' is in het Afrikaans te veel, naast te baie.
'Zo
veel' en 'zoveel' kan zowel so baie als so veel en soveel zijn:
Daar is so baie / so veel mense op die Strydomplein
vandag – 'Er zijn zo veel mensen op het Strydomplein vandaag'
Maar in vergelijkingen: As 'n
volk het ons net soveel / so veel reg op selfbeskikking as ander volke – 'Als volk hebben wij net zoveel / zo veel recht op zelfbeschikking als andere volkeren'
Probeer soveel / so veel (as) moontlik om jou waardigheid te behou – 'Probeer zoveel / zo veel mogelijk je waardigheid te behouden'
Waar baie 'vaak' betekent, wordt ook so baie gebruikt: Ek dink so baie aan ons
samensyn in Clifton... – 'Ik denk zo vaak aan ons samenzijn in Clifton'
Baie is wsch. ontleend aan Maleis banjak, 'veel', 'overvloedig'.
|
bak – zn |
bak, schaal vrugtebak – 'fruitschaal' Vgl. 'skottel' |
bak – bn |
(gemeenz.) erg goed, geweldig, klasse Afrikaans is bak – 'Afrikaans is geweldig' Vgl. 'bakgat', 'puik' |
bakatel – zn |
bagatel, nietigheid, futiliteit |
bakgat – bn |
(gemeenz.) erg goed, geweldig, klasse Dit gaan bakgat – 'Het gaat erg
goed' Vgl. 'puik', 'bak' |
bakkie – zn |
pick-up truck (kleine vrachtwagen met open bak) |
bakkiesblom – zn |
bekende Zuid-Afrikaanse orchideeënsoort met zeer fraaie rode bloemen (Disa uniflora) |
baklei – ww |
op de vuist gaan, slaande ruzie hebben; (overdr.) strijden |
baljaar – ww |
spelen, huppelen |
balju – zn |
deurwaarder |
ballas (mv.) – zn |
(gemeenz.) teelballen, kloten
Vgl. 'knaters'
|
bandopnemer – zn |
cassetterecorder |
bankfooie – zn |
bankkosten |
banknoot – zn |
bankbiljet Vgl. Eng. bank note |
bankrot – bn |
failliet, bankroet Vgl. 'sekwestrasie' |
bankstaat – zn |
dagafschrift van de bank |
Bantoe – zn |
(volksk.) Bantoe: lid van een van de Bantoevolkeren, d.w.z. de stammen die vanaf de zeventiende eeuw naar Zuid-Afrika trokken. Bijv. de Xhosa's, Zoeloes en Tswana's. |
Bantoe-onderwys – zn |
(hist.) door het apartheidsregime in het leven geroepen onderwijs speciaal voor Bantoes, hen opleidend tot uitvoerende beroepen zoals fabrieksarbeider, huishoudelijk medewerker, mijnwerker, tuinman, enz.
|
basielie, basielkruid – zn |
basilicum |
battery – zn |
accu, batterij Agge nee, nou's my kar se battery alweer pap! – 'Oh nee, nu is de accu van mijn auto alweer leeg!' |
beampte – zn |
ambtenaar |
bed – zn |
bed, bedding
Vroeër kon ons swem en hengel in die ou rivierbed – 'Vroeger konden we zwemmen en hengelen in de oude rivierbedding' |
bedank – ww |
(onoverg.) ontslag nemen; (overg.) iem. bedanken |
bedanking – zn |
dankbetuiging, ontslag
bedanking inhandig – 'ontslag nemen' |
bederf, bederwe – ww |
bederven; verwennen Vgl. qua betekenisbreedte Eng. to spoil Vgl.
'verpes' |
bedeling – zn |
bedeling (uitgifte aan de armen); politiek bestel, bewind, systeem Binne die nuwe bedeling kry Afrikaans maar swaar – 'In het nieuwe bestel heeft het Afrikaans het maar zwaar' |
bedlêend – bn |
bedlegerig |
bedorwe brokkie – zn |
verwend kreng Vgl. Eng. spoiled brat |
bedrywigheid – zn |
activiteit Misdadige bedrywighede – 'criminele activiteiten' |
been – zn |
been, poot (ook van dier); bot Insekte het ses bene en spinnekoppe het agt – 'Insecten hebben zes poten en spinnen hebben er acht'
Die beentjies (beendere) wat hulle by Sterkfontein gevind het, was op dié stadium ongelukkig nie geskik vir identifikasie nie – 'De botjes (botten) die ze bij Sterkfontein vonden, waren op dat moment helaas niet geschikt voor identificatie.'
Opm.: Nl. 'bot' moet met Afr. been vertaald worden.
|
beenaf – bn |
stapelverliefd Sy het beenaf op hom geraak – 'Zij werd
stapelverliefd op hem' Vgl. 'pootuit' |
bees – zn |
koe Vgl 'gogga', 'besie' en
'dier' |
beesvleis – zn |
rundvlees |
beet – zn |
biet suikerbeet – 'suikerbiet'
rooibeet – 'rode biet' |
beetslaai – zn |
rode bietensalade |
beethê – ww |
beethebben, vasthebben |
behoort – ww |
behoren, horen, zouden moeten; (toe)behoren aan, eigendom zijn van Kersfees behoort 'n tyd van vrede te wees – 'Kerstmis hoort een tijd van vrede te zijn'
Ek is jou werknemer, maar ek behoort nie aan jou nie – 'Ik ben jouw werknemer, maar ik behoor niet aan jou (toe)'
Vgl. 'veronderstel'
|
befoeterd – bn |
slecht gehumeurd |
bekendstel, bekend stel – ww |
introduceren; bekendmaken, openbaar maken |
bekaf – bn |
zwaar teleurgesteld, verontwaardigd
Vgl. 'poegaai' |
bekommer – ww |
zich zorgen maken Moenie jou daaroor bekommer nie! – 'Maak je daar (maar) geen zorgen om!'
Daarom sê Ek vir julle: Moet julle nie bekommer oor julle lewe, oor wat julle moet eet of drink nie, of oor julle liggaam, oor wat julle moet aantrek nie. Is die lewe nie belangriker as kos en die liggaam as klere nie? Kyk na die wilde voëls: hulle saai nie en hulle oes nie en hulle maak nie in skure bymekaar nie; julle hemelse Vader sorg vir hulle. Is julle nie baie meer werd as hulle nie? – 'Daarom zeg Ik u: Zijt niet bezorgd voor uw leven, wat gij eten, en wat gij drinken zult; noch voor uw lichaam, waarmede gij u kleden zult; is het leven niet meer dan het voedsel, en het lichaam dan de kleding? Aanziet de vogelen des hemels, dat zij niet zaaien, noch maaien, noch verzamelen in de schuren; en uw hemelse Vader voedt nochtans dezelve; gaat gij dezelve niet zeer veel te boven?' (Mattheüs 6:25-26)
Vgl. 'kommer', 'sorg', 'worrie'. |
bekommerd – bn |
bezorgd Ek was bekommerd oor jou – 'Ik maakte me zorgen om je' |
belê – ww |
investeren, beleggen
Ons belê in die toekoms – 'Wij investeren in de toekomst'.
|
belegging – zn |
investering, belegging
Daar is 'n toenemende beleggersvertroue onder sakelui – 'Er is een groeiend investeerdersvertrouwen onder zakenlieden'.
|
beleidsrigting – zn |
beleidslijn, beleidskeuze
Vgl. Eng. policy direction
|
belt – zn |
riem
Vgl. Eng. belt, 'riem'
Ook gordel genoemd
|
belyn – ww |
belijnen, liniëren; duidelijk omschrijven, definiëren
Vgl. voor de tweede betekenis 'duidelijk omschrijven, definiëren' Eng. outline
|
bemagtig – ww |
in staat stellen, macht geven; individuen en groepen versterken zodat ze kunnen deelnemen aan de
samenleving Vgl. Eng. to empower Zie verder bij bemagtiging |
bemagtiging – zn |
het in staat stellen, versterken van individuen en groepen zodat ze kunnen deelnemen aan de
samenleving Opm.: in Zuid-Afrika houdt dit in dat voorheen achtergestelde
groepen nu worden bevoordeeld. Zo kent men sinds jaar en dag Swart Ekonomiese Bemagtiging (SEB), hetgeen in
de praktijk inhoudt dat de staat zwarte bevolkingsgroepen economische voordelen en voorrechten toekent, hun bij het creëren en toedelen van banen een
voorkeursbehandeling geeft en bedrijven verplicht tot het naleven van rassenquota. Inherent hieraan is echter dat blanken bij gelijke of betere geschiktheid
achtergesteld worden en dat zij op de arbeidsmarkt dus als tweederangsburgers moeten worden behandeld. Vgl. Eng. empowerment Vgl. 'regstel' en 'transformeer'. |
bemark – ww |
ergens reclame voor maken, iets commercieels aan de man brengen |
bemarking – zn |
marketing |
beplan – ww |
plannen, van plan zijn Ons beplan om Hartenbosch toe
te gaan gedurende die Kerstyd – 'We zijn van plan om tijdens
de Kerst naar Hartenbosch te gaan'
'n Lankbeplande besoek – 'Een reeds lang gepland bezoek'
|
benodig – ww |
nodig hebben, vereisen |
berader – zn |
adviseur, consultant
|
berading – zn |
advies, consult, consultatie, geestelijke hulp, therapeutische hulp Hulle het vir huweliksberading gegaan – 'Zij zijn naar een huwelijksconsult gegaan'
Ná die roofaanval het hy traumaberading ontvang – 'Na de roofoverval heeft hij traumahulp gekregen' |
beradingspraktyk – zn |
consultatiebureau |
bêre – ww |
opbergen, sparen Vgl.
'stoor' |
bêrekopie – zn |
soort afbetaling bij winkel |
bergbaroe – zn |
zie 'bergkambro' |
bergkambro – zn |
rankende plant uit de maagdenpalmfamilie Apocynaceae met groene, welriekende bloemetjes en grote, langwerpige, eetbare knol ('kos') die melksap afgeeft (Fockea edulis): ook 'bergbaroe' en 'kambro' genoemd
Vgl. 'bobbejaankambro', 'kos', 'slangkambro'
|
bessie – zn |
bes |
bes: bes gee – uitdr. |
toegeven dat je verloren hebt, de strijd opgeven Die span het in die hitte maar bes gegee – 'Het team heeft in de hitte de strijd maar opgegeven' |
bes: jou bes gee – uitdr. |
je best doen Hy gee altyd sy bes, maar kry nie grootkop nie – 'Hij doet altijd zijn best, maar wordt niet arrogant' Vgl. Eng. to give your best
|
besef – ww |
beseffen, zich realiseren Opm.: het Afrikaans
kent niet het werkwoord zich realiseren. Gebruik daarom altijd
besef. |
besering – zn |
bezering, verwonding, blessure |
besie – zn |
verzamelnaam voor kleine keversoorten Opm.: het gaat hier om 'haantjes', zoals 'liewenheersbesie' (Coccinella spp.) en 'valsstinkbesie'
(Nysius natalensis) |
besig – bn |
druk, bedrijvig; (syntactisch) markeerder van progressief aspect
Ek is besig – 'Ik heb het druk'
Opm.: in de Afrikaanse syntaxis speelt besig een rol als
markeerder van het progressief aspect. Het progressief aspect wordt in Nederlandse zinnen met
'aan het' + onbep. wijs uitgedrukt. In het Afrikaans met besig om te + onbep. wijs.
Ek is besig om te kook – 'Ik ben aan het koken'
Sulke vooroordele is besig om te verander – 'Zulke vooroordelen zijn aan het veranderen'.
Hulle was besig om te slaap toe drie aanvallers omstreeks 1 uur vanoggend in die huis inbreek – 'Zij waren aan het slapen / lagen te slapen toen drie overvallers omstreeks 1 uur vanochtend het huis in braken'
De Nederlandsere vormen "aan die" + onbep. wijs en "aan 't" + onbep. wijs zijn tot op heden ook in zwang in het Afrikaans:
Armoede is aan die toeneem, naast Armoede is aan 't toeneem en Armoede is besig om toe te neem.
Onder invloed van het Afrikaanse besig om te gebruikt het Zuid-Afrikaans Engels dezelfde constructie, met busy: I am busy reading (Z.A. Engels) – I am reading (Standaardengels).
|
besigheid – zn |
zaak, handel Vgl. Eng. business |
besigheidsman – zn |
zakenman Vgl. Eng. business man |
besigheidsure – zn |
openingstijden Vgl. Eng. business hours |
beskinder – ww |
belasteren |
beskuit – zn |
harde, uitgedroogde koek, vaak met karnemelk bereid, in blokjes gesneden en gedoopt in de koffie: Z.A.
Engels 'rusk'
Vgl. 'boerebeskuit, boerbeskuit' |
besoedel – ww |
verontreinigen, vervuilen
|
besoedeling – zn |
verontreiniging Vgl.
'omgewingsbesoedeling' |
bessie – zn |
bes Opm.: dus enkel als verkleinwoord.
|
bestelling – zn |
afspraak
|
bestendig – bn |
stabiel Ons het 'n bestendige bestuur – 'Wij hebben een stabiel bestuur'. |
bestuur – ww |
besturen, rijden, 'managen' motor bestuur – 'auto
rijden' |
bestuur – zn |
bestuur, management
|
bestuurder – zn |
bestuurder; manager |
bestuurderslisensie – zn |
rijbewijs Vgl. Eng. driver's licence |
betower – ww |
betoveren
Vgl. 'toor' |
betyds – bw |
bijtijds, tijdig, op tijd, (net) niet te laat |
beur – ww |
met moeite tillen, duwen, dringen
Op 'n dag toe Jesus langs die Gennesaretmeer staan en die skare vorentoe beur om die woord van God te hoor, sien Hy twee skuite aan die kant van die meer lê. – 'En het geschiedde, als de schare op Hem aandrong, om het Woord Gods te horen, dat Hij stond bij het meer Gennesareth.' (Lukas 5:1)
|
beursie – zn |
portemonnaie |
beurtkrag – zn |
gereguleerde stroomonderbreking ter ontlasting van het elektriciteitsnetwerk, gepland platleggen van de elekricteit Vgl. 'kragonderbreking' |
beveilig – ww |
beveiligen; zekeren, verzekeren, waarborgen, dekken Opm.: de tweede betekenis, 'zekeren, verzekeren, waarborgen, dekken', is onder invloed van Eng. to secure ontstaan, dat naast 'beveiligen' ook deze betekenis heeft:
Sy posisie as burgemeester is beveilig danksy sy getroue aanhangers – 'Zijn positie als burgemeester is verzekerd dankzij zijn trouwe aanhangers'
Vgl. 'sekuriteit' |
bewaringsbewus – bn |
milieubewust Vgl.
'omgewingsbewaring' |
bewertjie, bewertjies – zn |
trilgras – Europese grassoort met hartvormige aartjes (Briza spp.) |
bielie – zn |
kanjer |
biesie – zn |
bies, rus (Junca spp. – grasachtige moerasplanten) Uitdr.: 'dat die biesies bewe' – 'als een
tierelier') |
bietou – zn |
samengesteldbloemige struik met gele bloemhoofdjes en leerachtige bladeren uit de zuidelijke kuststreek (Chrysanthemoides monilifera) |
bietjie ('n bietjie) – zn |
een beetje, eventjes Ek gaan so'n bietjie kook –
'Ik ga even koken' Opm.: abusievelijk zegt – en schrijft – men
vaak 'bietjie', zonder het onbep. lidw..
|
bilharzia – zn |
ziekte door larven in rivierwater |
biltong – zn |
gedroogd rund- of wildsvlees dat men in lappen of in kleine stukjes
koopt en vervolgens met een biltongmesje eet (traditioneel
Boere-eten!) |
binnebrood – zn |
kruim (het zachte binnenste van brood) |
binnehuisversierder – zn |
binnenhuisarchitect |
bitterappel – zn |
sodomsappel: doornachtige nachtschadestruik met blauwe bloemen, gelobde, gedoornde bladeren en
grote, kogelronde, eerst olijfgroene en later gele, harde bessen: geldt als een
notoir 'onkruid' (Solanum linnaeanum, vroeger S. sodomaeum) |
bitterbek – zn |
(rac.) zwarte of bruine persoon
Vgl. 'ghoffel', 'hotnot', 'houtkop', 'kaffer', 'meid', 'volk' |
bitterghaap – zn |
kleine stamsucculent van maagdenpalmfamilie (Asclepiadaceae / Apocynaceae) met zachte stekeltjes op blauwgroene stammetjes, en effen gele of roodgevlekte gele, klokvormige bloemetjes die naar vis ruiken (Huernia thuretii)
Vgl. 'ghaap', 'makghaap', 'slangghaap'
|
blaai – ww |
bladeren |
blaai om (b.o.) – ww |
zie ommezijde (z.o.z.) |
blaaier – zn |
browser Ek verkies om nie webkoekies in my blaaier toe te laat nie – 'Ik laat liever geen cookies toe in mijn browser' |
blaar (mv. blare) – zn |
blad (v. plant, boom); blaar Vgl. 'blad', 'blaas' |
blaarslaai – zn |
(groene) sla (Lactuca sativa)
Vgl. 'slaai'
|
blaas – zn |
blaar; luchtbel Vgl. 'blaar', 'bloublasie', 'borrel' |
blaaskans – zn |
adempauze, rustpauze, tijd om bij te komen |
blaasop – zn |
luidruchtige sprinkhaansoort met opgezet achterlijf |
blaasoppie – zn |
Z.A. kortsnuitige kikkersoorten van het geslacht Breviceps die zich bolrond met lucht kunnen opblazen |
blad (mv. blaaie) – zn |
blad (tijdschrift); schouderblad Vgl. 'blaar' |
bladroos – zn |
verzamelnaam voor epifytische bladcactussoorten, zoals koningin-van-de-nacht (o.a. Epiphyllum)
Vgl. 'litjieskaktus', 'litroos' |
blameer – ww |
de schuld geven aan Opm.: dit wordt beschouwd als deel van de anglicistische zegswijze om iets op iemand te blameer.
Bijv. Blameer dit op Apartheid! –
'Geef Apartheid maar weer de schuld!' Vgl. 'verkwalik' |
blaps – zn |
flater, vergissing |
blas – bn |
met getinte huidskleur |
blatjang – zn |
chutney (zoet-zure saus met azijn, abrikozen etc.) |
bleik – ww |
(overg.) bleken; (onoverg.) wit uitslaan
Vgl. onoverg. 'verbleik' |
blêrkas – zn |
(gemeenz.) jukebox |
blerrie – bn, bw |
(gemeenz.) verdomd, verdraaid (krachtterm)
Jy's sommer 'n blerrie krimineel – 'Jij bent gewoon een verdomde crimineel'
< Eng. bloody |
bles – bn |
kaal (van hoofdhaar) – bn Vgl. 'bleskop', 'kaal' en
'haarloos' |
blesgans – zn |
kolgans (Anser albifrons) Vgl. 'kolgans' |
bleshoender – zn |
in Z.A. inheemse soort meerkoet met twee rode knobbeltjes bovenop de witte voorhoofdsplaat (Fulica cristata) |
bleskop – bn |
kaalhoofdig |
blikemmer – tw |
lieve hemel!, sodeju! |
blikoopmaker – zn |
blikopener |
Blikoor – zn |
spottende benaming voor iem. uit de Vrijstaat (Z.A. provincie) |
bliksem – zn, ww, tw |
1. zn bliksem, deugniet, snuiter;
2. ww iem. slaan, meppen
Ek gaan jou bliksem as jy nie ophou nie!
3. tw verdorie!
Vgl.
'blikskottel', 'foeter' en
'donner' |
blikskêr – zn |
blikopener |
blikskottel – zn |
deugniet
Opm.: dit soort woorden, blikemmer en blikskottel, zijn eigenlijk afgeleid van 'bliksem'. Taboevorming zal hier de oorzaak van zijn. |
blindings – zn |
rolgordijnen; jaloezieën: 'luxaflex' Vgl. 'vertikale blindings' |
blits – zn |
weerlicht, lichtflits |
blits – ww |
bliksemen, flitsen |
blits- – woordd. |
flits-, snel-, vlug- |
blitsverkoper – zn |
bestseller |
blitsvinnig – bn |
razendsnel |
bloedoortapping – zn |
bloedtransfusie |
bloederig – bn |
vol van bloed, bloederig |
bloedig – bn |
bloederig; erg warm |
bloedpersie – zn |
dysenterie |
bloedvint – zn |
steenpuist, furunkel |
bloedwurm – zn |
Zuid-Afrikaanse, op zeepier gelijkende dikke borstelwormsoort die zich op stranden in het zand ophoudt en waaruit bij bezering rood bloed vloeit: geliefd visaas (Arenicola loveni) |
bloei – ww |
bloeden Vgl. 'blom' (ww.) |
bloeisel – zn |
bloesem Opm.: bloesem word als verheven of dichterlijk taalgebruik beschouwd |
bloekomboom – zn |
eucalyptussoort uit Australië (Eucalyptus globulus) (< Eng. 'bluegum tree' uit Zuid-Australië en
Tasmanië) |
Bloemies, Bloem – zn |
(gemeenz.) Bloemfontein |
blokkiesraaisel, blokraai – zn |
kruiswoordraadsel |
blokkiesvloer – zn |
parketvloer |
blom – zn |
bloem |
blom – ww |
bloeien Vgl. 'bloei' |
blom – zn |
bloem |
blombedding – zn |
bloembed, perk Vgl.
'bed' |
blomkool – zn |
bloemkool |
bloot – bn |
onbedekt; eenvoudig, puur
Vgl. 'kaal' |
bloot – bw |
slechts, ronduit, zonder meer, alleen maar
Vgl. 'kaal' |
blootstelling – zn |
blootstelling; (media)belangstelling, (media-)aandacht De tweede betekenis, '(media)belangstelling' en '(media-)aandacht', wijkt af van het Nl. en is wsch. ingegeven door Eng. exposure, 'blootstelling, (media)belangstelling, (media)aandacht'.
By die uitstalling het ons kunstenaars goeie blootstelling gekry en kontakte opgebou – 'Op de tentoonstelling hebben onze kunstenaars goede media-aandacht gekregen en hebben ze contacten opgedaan'
|
blou – zn |
bep. soort methamfetamine, crystal meth (zeer verslavende, slopende drug)
Vir 'n slang is ek nie bang nie
Hulle kan nie vir my vang nie
Maar vir jou, vir jou, vir jou my botteltjie blou
Skurwe hande, ek is sonder tande
En ekke, ekke woon hier teen die berg se hange
Jy's te rou, jy's te rou, jys te rou, my botteltjie blou
– David Kramer, Botteltjie blou (1980)
Vgl. 'tik' |
blouaap – zn |
vervet, kleine apensoort met donkergroene rug (Chlorocebus pygerythrus)
|
bloublasie – zn |
Portugees oorlogsschip (kwallensoort – Physalia utriculus) Vgl. 'blaas' |
bloudam (die bloudam) – zn |
(overdr.; ook die blou dam) de zee (lett. 'het blauwe meer')
Wat ken ek anders?
As die bloudam se branders
Die wolke en die winde wat hier waai
Pak op jou goedjies
Verkoop jou bootjie
Sê maar so long Skipskop, Skipskop
Sê koebaai
– David Kramer, Skipskop (1996)
Vgl. 'dam'
|
bloudraad – zn |
gegalvaniseerd staaldraad
|
blouwildebees – zn |
blauwe gnoe (Connochaetes taurinus)
|
bo – vz |
boven |
bobaas, bobaas- – zn |
de allerbeste, top- Dit woord wordt bijvoeglijk gebruikt in, al dan niet aaneengeschreven, samenstellingen: Op hierdie CD sal jy vanjaar se bobaas treffers vind – 'Op deze
cd zul je de allerbeste hits van dit jaar vinden'
Ons verkoop net bobaasbraaivleis / bobaas braaivleis – 'Wij verkopen alleen top-barbecuevlees'
Boerbone is
bobaaskragkos – 'Tuinbonen zijn top-krachtvoer' |
bobbejaan – zn |
baviaan (Papio spp.) |
bobbejaankambro – zn |
zie 'makghaap' |
bobbejaansuring – zn |
soort klaverzuring (Oxalis purpurea) |
bobotie – zn |
eenpansmaal met gehakt, rijst, ei en kerrie, van Javaanse oorsprong |
boeglam: jou boeglam skrik – uitdr. |
zich kapotschrikken |
boegoe – zn |
verzamelnaam voor geneeskrachige bossies (zie ald.) uit de citrusfamilie: buchu (Agathosma spp., Acmadenia spp.)
bergboegoe, gewone boegoe
|
boekenhoutboom – zn |
boomsoorten zoals Kaapse boekenhoutboom (Rapanea melanophloeos) en bosveldboekenhoutboom (Faurea saligna)
Komt voort uit dial. Nl woord voor
'beukenhout', omdat de bomen op de Europese beuk
zouden gelijken Vgl. 'olienhoutboom' |
boeke merk – ww |
schriften nakijken |
boekevat – zn |
huisgodsdienstoefening, thuis gezamenlijk uit de Bijbel lezen
(< boeke vat – 'pak de boeken') |
boekmerk – zn |
boekenlegger Vgl. Eng. bookmark
|
boekrak – zn |
boekenplank, -kast Vgl.
'rak' |
boelie – zn |
pester, pestkop, treiteraar
|
boelie – ww |
pesten, plagen, treiteren Vgl. Eng. to bully
Vgl. 'lol', 'neul', 'pla', 'skoor', 'terg', 'verpes'
|
boeliebief – zn |
cornedbeef, bussenvlees Vernoemd naar het Zuid-Afrikaanse cornedbeefmerk Bull Brand
|
boep, boepens – zn |
dikke buik |
Boer – zn |
1. lid van de Boeren of het Boerenvolk: een subgroep van Afrikaners (zie bij 'Afrikaner')
Opm.: een Boer is doorgaans woonachtig in de provincies Vrijstaat, Gauteng, Limpopo, Mpumalanga en Noordwest en is nakomeling van groepen Afrikaners die in de Grote Trek (1836-1838) naar deze gebieden trokken. Als etiket voor zelfidentificatie drukt Boer vaak etnische trots en patriottisme uit. Hiervan afgeleid zijn Boervrou, Boeremeisie, Boeregirl, Boeremag, Boererepubliek, Boerevolk en Boerestaat.
2. (rac.) scheldnaam voor Afrikaner; (rac., hist.) scheldnaam voor blanke politieagent
Toe kom die Boere, die polieste, en hulle skiet sommer op die betogers – 'Toen kwamen de Boeren, de politieagenten, en schoten ze gewoon op de betogers'
By ANC-kongresse word daar tot vandag 'Skiet die Boer' gesing – 'Op ANC-congressen wordt tot de dag van vandaag Schiet op de Boer gezongen'
Vgl. 'Afrikaner' |
boerboon – zn |
tuinboon, labboon, Roomse boon (Vicia faba) |
boerbeskuit, boerebeskuit – zn |
harde, uitgedroogde koek, vaak met karnemelk bereid, in blokjes gesneden en gedoopt in de koffie: Z.A. Engels rusk |
boerdery – zn |
het boeren, een agrarisch bedrijf runnen
Vgl. 'plaas' |
boerekos – zn |
traditionele plattelandse gerechten |
boereplaas – zn |
boerderij |
boereraat (mv. boererate) – zn |
huismiddeltje |
boereverneuker – zn |
(gemeenz.) oplichter, matennaaier |
boerewors – zn |
zeer populaire, speciale verse barbecue-(braai)worst, bestaande uit runder- en
varkensgehakt, gemalen spek, gekruid met o.m. kruidnagelen, koriander, worcestersaus en azijn of citroensap |
boerie – zn |
informele benaming voor boerewors (zie hierboven) |
Boesman – zn |
(rac.) Bosjesman (de San: volk van jagers-verzamelaars) Vgl. 'Hottentot', 'Strandloper' |
boesmanrys – zn |
(rac.) 'bosjesmannenrijst': termietenlarven
|
boeta – zn |
oudere broer, oudste broer Vgl. 'sussa' |
boet, boetie – zn |
broer(tje), ventje, (gemeenz., scherts.) vriend |
boetebessie – zn |
(gemeenz., neerh.) vrouwelijke beambte die toeziet op handhaving van parkeerregels |
bog – zn |
onzin
Vgl. 'twak', 'snert' |
boggelrugwalvis – zn |
bultrug(walvis) (Megaptera novaeangliae) |
boggom / bôgom – zn |
geluid / roep v.e. baviaan |
boggom / bôgom – ww |
'boggommen': blaffen zoals / van een baviaan |
bohaai – zn |
ophef, koude drukte, poeha |
bok – zn |
verzamelnaam voor kleine tot middelgrote herkauwende evenhoevigen, zoals geiten, gazelles, antilopen en hartebeesten (Bovidae); (gemeenz.) grietje, meisje
Vgl. 'bokka', 'bokkie', 'hartebees', 'takbok' en 'wildsbok' |
Bo-Kaap – zn |
gedeelte van Kaapstad waar van oudsher de Kaapse Maleiers wonen |
bokant – zn |
bovenkant Vgl. 'anderkant',
'duskant', 'oorkant' |
bokant – vz |
boven, aan de bovenkant van Bokant my bed hang 'n skildery – 'Boven mijn bed hangt een schilderij' Vgl. 'anderkant',
'duskant', 'oorkant' |
bokjol – zn |
feest waar wild gedanst wordt |
bokka – zn |
liefkozende aanspreekvorm voor meisje: schatje, liefje Vgl. 'bokkie', 'engel', 'skattebol' |
bokkem, bokkom – zn |
geen bokking of bokkem, maar een gedroogde Zuid-Afrikaanse harder (een vissoort) (Chelon richardsonii) 'n Lekker bossie bokkems |
bokkie – zn |
geitje, bokje, kleine gazelle, kleine antilope, enz.; grietje; ventje (liefkozende term)
Vgl. 'bokka', 'engel', 'skattebol' |
bokmakierie – zn |
bokmakierieklauwier: geelgrijs insectenetend zangvogeltje waarvan de roep op "bokmakierie!" lijkt (Telophorus zeylonus)
Ook bekend als kokkewiet (zie ald.).
|
boks – zn |
doos |
boks – ww |
boksen |
bokspootjie, boksuring – zn |
soort klaverzuring (Oxalis caprina) |
Boland – zn |
deel van de Kaapprovincie (ook Westelike Provinsie
genoemd) |
bolla – zn |
haarknot |
bollemakiesie – zn |
koprol bollemakiesie slaan / maak – 'een koprol
maken' |
bollie – zn |
(gemeenz.)
schijt, stront; onzin |
bollie – ww |
(kindert., gemeenz.)
poepen, kakken |
Bollie – eigenn. |
Bobo (het blauwe haasje uit de gelijknamige stripboekserie) |
bolyf – zn |
romp Vgl. 'romp', 'rok' |
bomzol – zn |
grote joint (drugs) Vgl. 'dagga', 'boom', 'skyf' en 'zol' |
bontpaling – zn |
murene, moeraal (Echidna spp., Gymnomuraena spp., Gymnothorax spp.) |
bontspring – zn |
uitvluchten zoeken |
bontstaan – ww |
hard werken |
boom – zn |
1. boom; wiet Jy lyk sleg; het jy die naweek dalk te
veel boom gerook? – 'Je ziet er slecht uit; heb je dit weekend soms te
veel wiet gerookt?'
2. bodem (van pot, vat, emmer – niet de grond) Vgl. 'bomzol', 'dagga', 'skyf' en 'zol'
|
boonop – bw |
bovendien |
boontjie – zn |
boon Opm.: dus enkel als verkleinwoord.
|
boontoe – vz |
naar boven toe |
bo-op – vz |
bovenop |
bo-oor – vz |
boven over heen |
boord – zn |
boomgaard
Vgl. 'vrugteboord' |
boorgat – zn |
waterwel |
boos – bn |
boos, euvel, verdorven, boosaardig Ek is boos vir jou – 'Ik
ben boos op jou'
Om Satan te volg is 'n bose daad – 'Het is een boosaardige daad om Satan te volgen' Vgl. 'kwaad',
'kwaai', 'vies'. |
bootry – ww |
bootje varen |
borg – zn (mv. borge) |
sponsor (mv. sponsoren) Ons soek borge vir die
kompetisie – 'We zoeken sponsoren voor de wedstrijd' |
borg – ww |
sponsoren Ons supermark borg die dorp se wedloop – 'Onze supermarkt
sponsort de hardloopwedstrijd van het dorp' |
borgskap – zn |
sponsoring |
borrel – zn |
luchtbel, luchtbelletje Vgl. 'dop', 'klokkie', 'blaas' |
borrie – zn |
koenjit / kurkuma / geelwortel (Curcuma longa) |
bors – zn |
borst (in alle betekenissen) Ons sing die volkslied
uit volle bors – 'Wij zingen het volkslied uit volle borst' |
borselkop – zn |
kapsel van gemillimeterd haar; iem. met zulk haar |
borslappie – zn |
slabbetje |
borsspeld – zn |
broche |
bosbefok – bn |
gezegd van oorlogsveteranen die lijden aan posttraumatische stressstoornis na in de wildernis van Namibië, Angola en Mozambique te hebben gevochten, of zulke veteranen die moeite hebben zich na zo'n oorlog aan het burgerleven aan te passen (in de zeventiger- en tachtigerjaren vocht het Z.A. leger tegen communistische opstandelingen en legereenheden) |
bosberaad – zn |
bepaalde vorm van brainstormen, georganiseerd op een afgelegen plek, commercieel jachtlandgoed of
safaripark |
boslelie – zn |
clivia, Sint-Jozefplant (Clivia miniata) |
bossie – zn |
struikje, kruid, bosje; (vaak in mv.) onkruid, overwoekering; zooitje (vis) Opm.:
bossies, als meervoud, verwijzen naar onkruid
(vgl.
het lemma bossies uittrek), maar bossies
zijn ook een bepaalde soort vegetatie, bestaande uit
kleine, geharde struikjes met heel fijne takjes die in de droge, aride
gebieden leven. In de Karoo, op het Hoëveld en elders vindt men
bijvoorbeeld het kankerbossie, het kakiebos en het
ag-dae-geneesbos; kleine plantjes die houtig zijn om tegen het
harde klimaat bestand te zijn. Ek het by 'n lui mens se land verbygestap, by 'n onverstandige mens se wingerd: dit was heeltemal oortrek van die onkruid, toegegroei onder die bossies, en die klipmuur was omgeval. – 'Ik ging voorbij den akker eens luiaards, en voorbij den wijngaard van een verstandeloos mens; En ziet, hij was gans opgeschoten van distelen; zijn gedaante was met netelen bedekt, en zijn stenen scheidsmuur was afgebroken.' (Spreuken 24:30-31) |
bossies: bossies uittrek – ww |
onkruid wieden |
bossiestee – zn |
rooibostee |
bostroue zn |
bruiloft in de natuur (dikwijls op jachtterrein)
Vgl. 'troue'
|
bosvark – zn |
penseelzwijn (Potamochoerus porcus) gedrongen soort inheemse zwijnachtige
Vgl.
'vlakvark' |
Bosveld – zn |
Noord-Transvaals landschap Dit landschap wordt
gekenmerkt door hoog gras met schaarse groei van bomen, waar grootwild
graast. Bomen die er groeien zijn kameeldoring (Acacia erioloba),
baster-haak-en-steek (Acacia luederitzii), witgatboom (Boscia albitrunca) en vaalbos (Terminalia sericea).
|
bot – bn |
bot Vgl.
'been' |
bottel – zn |
fles
Uitdr.: om te diep in die bottel te kyk – 'te diep in het glaasje kijken'
Vgl.
'fles' |
bottelstoor – zn |
slijterij Opm.: i.p.v. het anglicistische
bottelstoor zegt men ook
drankwinkel |
botter – zn |
boter
|
botter – ww |
met boter besmeren, beboteren Uitdr.: Hy botter sy brood aan albei kante – 'Hij
eet van twee walletjes' |
botterblom, botterblommetjie – zn |
middaggoud: soort gazania (Gazania krebsiana) |
botterbroodjies – zn |
scones Ook: 'skons'
Zie ook 'skons' |
botterskorsie – zn |
flespompoen In het Engels: butternut squash)
Vgl. 'kafferwaatlemoen', 'makataan', 'maranka', 'murgpampoentjie', 'pampoen', 'skorsie', 'spanspek', 'tsamma',
'waatlemoen' |
boud(e) – zn |
bil(len)
Vgl. 'agterent', 'agterste', 'agterstewe'
|
bougenootskap – zn |
bank voor huisleningen |
bra – zn |
1 beha; 2 (gemeenz.) maatje, makker Vgl. betekenis 1 Eng. bra, betekenis 2 Am. Eng. bro, Hawaiiaans Eng. brah
|
bra – bw |
nogal; eigenlijk; weinig Die aantal reaksies is bra
beperk – 'Het aantal reacties is nogal beperkt'
Gesien die groot verliese wat ons gely het was die vergoeding maar bra eina – 'Gezien de grote verliezen die we leden was de vergoeding maar povertjes / schamel'
|
braaf – bn |
dapper Opm.: wie denkt dat dit een anglicisme van Eng. brave, 'dapper', is, zal verbaasd zijn te merken dat men in ouder Nederlands ook 'braaf' zei om
'dapper' of 'stoutmoedig' mee aan te duiden.
Opm.: de Nl. betekenis van braaf komt ook wel voor in het Afrikaans, maar het is aan te raden eerder gehoorsaam of soet te gebruiken:
Kyk hoe mooi sit en wag daai soet hondjie – 'Kijk eens hoe goed dat brave hondje zit te wachten'
|
braai, braaivleis – zn |
barbecue |
braai – ww |
bakken, braden; barbecueën
Opm.: de betekenis 'bakken' wijkt af van het Nl.:
Terwyl ek die eiers braai, smelt ek kaas bo-oor, waarna ek dit op 'n snytjie brood sit – 'Terwijl ik de eieren bak smelt ik er kaas overheen, waarna ik het op een sneetje brood doe'
|
braaibroodjie – zn |
soort tosti / croque monsieur geroosterd op de braai (zie ald.) Vgl. 'potbrood' |
braaiskottel – zn |
ploegschijf voor skottelbraai (zie ald.), barbecue gemaakt van ploegschijf Vgl. 'skottel', 'skottelbraai' |
braaivleisaand – zn |
barbecue-avond |
brak(kie) – zn |
(bastaard)hond |
brakkiesbakkie – zn |
doggie bag Vgl. 'woefkardoes' |
brand – ww |
branden; (overg.) verbranden, laten aanbranden
De betekenissen 'verbranden' en 'laten aanbranden' zijn wsch. onder invloed van het eveneens overg. Eng. to burn ontstaan:
Daai sogenaamde betogers brand weer lekker bande in die strate – 'Die zogenaamde betogers zijn op straat weer lekker banden aan het verbranden'
Julle mense kan nie kosmaak nie en jul brand altyd die panne! – 'Jullie kunnen niet koken en jullie laten altijd de pannen aanbranden!'
|
brandarm – bn |
intensivering van arm: straatarm |
brander – zn |
grote watergolf |
branderplank – zn |
surfplank |
branderry – ww |
surfen |
bredie – zn |
stoofpot, vaak met suring (Nl. knikkende klaverzuring:
Oxalis pes-caprae) bereid Vgl. 'waterblommetjiebredie' |
breekgoed – zn |
servies |
brein – zn |
hersenen (van mensen) Vgl.
'harsings' |
breingewas – zn |
hersentumor Hy het weer boeke geskryf nadat sy breingewas suksesvol verwyder was – 'Hij schreef weer boeken nadat zijn hersentumor succesvol verwijderd was'
|
breinvliesontsteking – zn |
hersenvliesontsteking |
briek – zn |
rem briek aandraai –
'op de rem trappen', 'afremmen' |
briek – ww |
remmen
|
bring – ww |
brengen
|
Brittanje – zn |
Groot-Brittannië |
Broederbond – zn |
In 1918 opgerichte, geheime organisatie die de politieke en culturele belangen van Afrikaners behartigde. In 1994 niet meer geheim en omgedoopt tot Afrikanerbond. |
broei – ww |
broeien, broeden 'n Groot storm broei by die kus –
'Er dreigt een storm bij de kust' Papegaaie broei nie maklik nie –
'Papegaaien broeden niet makkelijk' |
broeikas – zn |
couveuse |
broeikasbaba – zn |
couveusekind |
broekiekouse – zn |
panty |
broerskind – zn |
neef, nicht, oomzegger |
brokkie: bedorwe brokkie – zn |
verwend kreng Vgl. Eng. spoiled brat |
bromfiets – zn |
brommer, motorfiets Vgl.
'brommer' |
brommer – zn |
bromvlieg Vgl.
'bromfiets' |
bromponie – zn |
scooter |
brongras – zn |
zie 'bronkors' |
bronkhorstslaai – zn |
zie 'bronkors' |
bronkors – zn |
witte waterkers (Nasturtium officiniale)
Vgl. 'waterkers' |
bronslaai – zn |
zie 'bronkors' |
brug – brûe – zn |
brug – bruggen |
brug: brug speel – ww |
bridge spelen, bridgen |
Bruinmens, Bruine (mv. Bruinmense, Bruines) – zn |
Afrikaanstalige bevolking van gemengde Europese, zwarte en Khoisan-herkomst
Opm.:
vroeger zei men Kleurling (zie ald.) maar aangezien deze term hedentendage als een herinnering aan de Apartheid geldt, geeft men de voorkeur aan de term Bruinmens, Bruine |
bruismeel – zn |
zelfrijzend bakmeel |
bry – ww |
'brouwen': de r achterin de mond, met de huig, uitspreken |
bry-r – zn |
de r achterin de mond, met de huig, uitgesproken |
buffer – zn |
bumper
Vgl. voor de betekenis ouder Nederlands |
buite- – woordd. |
buiten- (als voorvoegsel) Opm.: net als in het
Nederlands schrijft men in het Afrikaans het woord buiten mét
n (men spreekt deze n in zulke gevallen ook steevast uit!). Maar
in woordsamenstellingen vervalt de n steeds. Zie
hieronder, bijv., bij buitemuurs, en vergelijk het lemma buiten,
buite. |
buitemuurs – bn |
deeltijds (student), extraneus |
buiten, buite – vz |
buiten; behalve, met uitzondering van
Alle vlugte word gekanselleer, buiten vlugte op die Johannesburg-Kaapstad-roete – 'Alle vluchten worden geschrapt, behalve de vluchten op de route Johannesburg-Kaapstad'
Vgl. 'buite-' en 'buiten vir' |
buiten vir – uitdr. |
behalve, buiten Dit is eigenlijk een anglicisme
(except for), en wordt als volgt gebruikt: Buiten vir my, is
daar niemand wat omgee vir 'n eerlike debat nie – 'Buiten mij / behalve mijzelf is er
niemand die iets om een eerlijk debat geeft' |
buitepasiënt – zn |
poliklinische patient |
bul – zn |
stier 'Stier' wordt in het Afrikaans enkel gebruikt
om er het gelijknamige sterrenbeeld mee aan te
duiden) |
bulk – ww |
loeien (v.e. koe) |
bunny chow – ww |
(< Eng.) snack bestaande uit uitgehold witbrood gevuld met kerrievlees Vgl. 'gatsby', 'katkop' |
burg – zn |
barg (gecastreerd mannelijk varken) Net als in het Nederlands wordt in het Afrikaans het niet-gecastreerde
mannelijke varken beer genoemd. Dit Afrikaanse burg, met nultrap, is een goed voorbeeld van het feit dat het
Afrikaans voortkomt uit Hollandse dialecten, en niet uit een standaardvariant. |
buurtwag – zn |
buurtwacht, buurtpreventie |
byderhand – bn |
bij de hand, dichtbij In hierdie baie onveilige stad
hou ek my pistool byderhand – 'In deze zeer onveilige stad houd ik mijn pistool bij de hand' |
byderwets – bn |
modern, eigentijds |
by die huis – bw |
thuis Vgl. Eng. at home
|
bykomstighede – zn |
accessoires |
bystand op bystand wees – zn |
wachtstand, paraat Vgl. Eng. to be on standby |
byt – zn |
beet Byte van insekte kan gevaarlik wees –
'Insectenbeten kunnen gevaarlijk zijn' |
C |
|
Cremora, cremora – zn |
(merknaam, met hoofdletter) Z.A. koffiemelkmerk; (alg., met kleine letter) koffiemelk, koffiemelkpoeder |
D |
|
daai – av |
(gemeenz.) die, dat Daai ou is darem 'n lelike
ding! – 'Die gozer ís toch lelijk!' Soms ook 'aai Vgl. 'daardie' en
'dié' |
daarbenewens – bn |
daarnaast Vgl. de bijv. nw. 'langs', naas |
daardie – av |
die, dat Vgl. 'daai', dié' en
'hierdie' |
daar's hy – uitdr. |
alstublieft (bij het aangeven van iets) |
daarstel – ww |
tot stand brengen, stichten |
dadelbrood – zn |
dadelkoek |
dadelik – bw |
meteen, gelijk Opm.: in het Nederlands betekent
dadelijk tegenwoordig 'straks'. Gebruik voor het Nederlandse
'dadelijk' het woord 'netnou', ''n bietjie later', en om het
nog gezwinder te maken 'nou-nou'. |
dagboekie – zn |
agenda |
dagbreek – zn |
dageraad
Jakob het alleen daar agtergebly, en 'n man het tot dagbreek met hom gestoei. – 'Doch Jakob bleef alleen over; en een man worstelde met hem, totdat de dageraad opging.' (Genesis 32:24) Vgl. Eng. daybreak
|
dagga – zn |
marihuana, wiet Opm.: niet te verwarren met de in Zuid-Afrika groeiende lipbloemigen wildedagga (Leonotis leonurus) en klipdagga (L. nepetifolia) Vgl. 'boom', 'bomzol', 'zol', 'skyf', 'klipdagga' en 'wildedagga' |
dagha – zn |
specie, aangemaakte cement |
dagsê – tw |
goedendag |
dagsorgsentrum – zn |
crèche Vgl. Eng. daycare centre
|
dalk – bw |
misschien Opm.: 'dalk' en
'miskien' kunnen naast elkaar gebruikt worden, al wordt
'dalk' minder in formeel taalgebruik gevonden.
'Dalk' komt voort uit het Nederlandse woord 'dadelijk' Vgl.
'dadelik' |
dam – zn |
stuwmeer, meer |
damwal – zn |
dam |
dan en wan, af en toe – bw |
af en toe Zie verder bij 'elke dan en wan' |
dankie – tw |
dank U, dank je wel |
darem – vw |
toch, wel, tenminste, desondanks Dit het die hele week gereën, maar ons het
darem 'n lekker vakansie gehad! – 'Het heeft de hele week geregend, maar we hebben toch / desondanks een fijne vakantie gehad!
Jy was besig! Het jy toe darem jou
werk klaargemaak? – 'Je had het druk! Heb je toen wel je werk afgekregen?'
Ja, die probleem is nou opgelos, maar darem... Ek is
steeds ontsteld daaroor... – 'Ja, het probleem is nu opgelost, maar toch... Het maakt me nog steeds boos'
Ja nee, groot droogte, maar julle het darem nog water vir jul beeste – 'Ja, grote droogte, maar jullie hebben tenminste nog water voor jullie koeien'
(< Ned. 'daarom') |
dassie – zn |
1. klipdas (fam. Procaviidae); (Bijb.) konijn Hoewel klipdassen vernoemd zijn naar de Europese das, zijn zij niet verwant aan hun Avondlandse evenknieën (zij zijn o.a. verwant aan de olifant). Het betreft plompe, bruinharige, plantenetende diertjes van zo'n 40 centimeter groot, die zich op rotsen, koppies (zie ald.) of in bomen ophouden. In Zuid-Afrika leeft de klipdassie: de Kaapse klipdas (Procavia capensis). Een andere bekende dassie-soort is het (slimme) 'konijn' uit het Oude Testament dat zich op en in de steenrotsen ophoudt (Psalm 103:18 [104:18] en Spreuken 30:26). Hier gaat het om de klipdas (Hyrax syriacus), die de Nederlandse Bijbelvertalers als 'konijn' voorstelden, en die in Deuteronomium tevens herkauwend is:
Maar dié wat net herkou of net volledig gesplete kloue het, mag julle nie eet nie: die kameel, die haas, die dassie. Hulle herkou maar het nie gesplete kloue nie: hulle is vir julle onrein. – 'Maar deze zult gij niet eten, van degenen, die alleen herkauwen, of van degenen, die den gekloofden klauw alleen verdelen: den kemel, en den haas, en het konijn; want deze herkauwen wel, maar zij verdelen den klauw niet; onrein zullen zij ulieden zijn.' (Deuteronomium 14:7)
2. zeevis van de zeebrasemfamilie (Diplodus sargus)
Vgl. 'kolstert' |
dees – av |
Zie bij 'dese' |
deesdae – bw |
tegenwoordig (in de zin van 'dezer dagen'; niet 'aanwezig')
Vgl. 'teenwoordig', 'teenswoordig' |
definitief – bn |
beslist, zeer zeker
Ek gaan jou definitief bel! – 'Ik ga jou zéker bellen!'
Opm.: Dit gebruik van 'definitief' wordt in het Afrikaans nog steeds als anglicistisch beschouwd. Liever gebruikt men 'beslis'.
Het Nl. 'definitief' kan in het Afrikaans het beste uitgedrukt worden met finaal (zie ald.).
Vgl. 'opsluit'
|
deftig – bn |
netjes Julle Hollanders praat altyd so deftig!
Vanaand is ons almal deftig geklee in 'n donker pak met 'n wit hemp en 'n
wit das |
dekade – zn |
decennium |
deken – zn |
sprei Vgl. 'kombers' en
'duvet' |
delg – ww |
aflossen (van schuld of zonde) Hoe kan ek my skuld
delg as ek werkloos is? Vgl. 'skuld' en
'opdok'. |
departement – zn |
ministerie Die departement van arbeid – 'Het ministerie van werkgelegenheid'
Vgl. Eng. department |
derduisende – telw |
vele duizenden |
derduiwel – zn |
plaaggeest, duivel |
derms – zn |
darmen |
denim – zn |
spijkerbroek Vgl. Eng. denim
|
dese – av |
(w.g., gewest.) deze, dit
Opm.: in Kaapse dialecten zegt men ook dese of dees in plaats van Standaardafrikaans hierdie. In het Standaardafrikaans komt het woord enkel nog voor in vaste uitdrukkingen, zoals:
Op dees / dese aarde! (uitroep van verbazing)
Na dese – 'hierna'
By dese – 'bij dezen'
Dese en gene – 'deze en gene'
Soms ook deus.
Zie verder bij 'hierdie'.
|
destyds – bn, bw |
(bn) toenmalig, van destijds; (bw) destijds Opm.: zowel het Nederlands als het Afrikaans kent het bijw. destijds / destyds.
Enkel het Afrikaans kent ook een bijvoeglijk naamwoord destyds:
Hy het skoolgegaan in die destydse Basoetoland – 'Hij ging naar school in het
toenmalige Basoetoland'.
Hy skets die destydse politieke gebeurtenisse – 'Hij schetst de politieke gebeurtenissen van destijds'.
|
deugsein – ww |
virtue-signalling, deugpronken
Het laten zien van progressieve opvattingen of gedragingen die weinig inspanning kosten, in de hoop zo gemakkelijk waardering te oogsten – zoals proberen op te vallen met vertoon van de LHBTIQ-vlag en op sociale media de #blacklivesmatter-hashtag (zie hutsmerk) te gebruiken. |
deur – zn |
deur |
deur – vz |
door Vgl. 'door' |
deurgaan – ww |
doorgaan, doorgang vinden; ergens door(heen)gaan; doormaken, meemaken; doornemen
Uiteindelik het die oordrag deurgegaan – 'Eindelijk ging de overdracht door' / 'Eindelijk kon de overdracht doorgang vinden'
En die wat verstrooi was, het die land deurgegaan en die woord van die evangelie verkondig – 'Zij dan nu, die verstrooid waren, gingen het land door, en verkondigden het Woord' (Handelingen 8:4)
Hy was hoegenaamd nie bewus van die lyding wat sy vrou deurgegaan het nie – 'Hij was zich totaal niet bewust van het leed dat zijn vrouw doormaakte'
Ek hoop dit is die eerste en laaste keer wat ek so iets hoef deur te gaan – 'Ik hoop dat dit de eerste en de laatste keer dat ik zoiets hoef mee te maken'
Het jy die riglyne deurgegaan? – 'Heb je de richtlijnen doorgenomen?'
Opm.: de derde en vierde betekenissen, 'doormaken, meemaken' en 'doornemen', zijn leenvertalingen van Eng. to go through
|
deurlopend – bn |
continue, niet-aflatend |
deurmekaar – bn |
door elkaar, in de war, verward, ver heen (bijv. van drank) Ek raak heeltemal deurmekaar as jy aanhou Afrikaans met Hollands
meng – 'Ik raak helemaal in de war als jij het Afrikaans en het
Nederlands door elkaar blijft gebruiken' |
deurmekaarspul – zn |
warboel, chaos |
deurentyd(s) – bw |
steeds, de hele tijd |
deus – av |
Zie bij 'dese' |
diafragma – zn |
middenrif |
die – lw |
de, het – lw Die meisiekind, die ou, die vrou, die voël,
die land – 'het kleine meisje, de jongen, de vrouw, de vogel, het
land' Vgl. 'dié' |
dié – av |
die, dat (als verwijzing naar iets dat je eerder genoemd hebt)
In Suid-Afrika koop selfs die ouderlinge op Sondag die
koerant. Dié dag is by Nederlandse christene egter by uitstek die dag van
rus en geloof. |
dié: dit is dié dat... – uitdr. |
daarom Vandag sal dit mooiweer en warm wees. Dit is
dié dat ek 'n sambreel saamgebring het. – 'Vandaag zal het zonnig en warm
zijn. Daarom heb ik een parasol meegebracht.' |
diens (mv. dienste) – zn |
dienst, service; (vaak in mv.) voorzieningen, openbare voorzieningen, overheidsvoorzieningen
Die land word geteister deur swak openbare dienste – 'Het land wordt geplaagd door slechte openbare voorzieningen' |
dier – zn |
dier, beest
Vgl. 'bees' |
Diets – bv |
van of behorende tot de Groot-Nederlandse taal en cultuur, inclusief Nederlands, Vlaams en Afrikaans |
dik – bn |
dik (v. muren, kleding, accenten, enz); vol (na gegeten te hebben) Wil
jy nog aartappels? - Nee, ek is dik, dankie. |
dikbek – zn |
stuurse, norse persoon |
dikbek – bn |
stuurs, nors |
dikkop – zn |
Kaapse griel (Burhinus capensis) Op plevier gelijkende, bruine en zwart-wit gevlekte vogel met grote kop en grote ogen, die op velden en weilanden broedt |
dikwels – bw |
vaak, dikwijls Vgl. 'vaak' |
dinee – zn |
diner Vgl. 'ete' |
ding – zn |
ding; stokpaardje, favoriete bezigheid; rage, hype, etc. De betekenissen favoriete bezigheid, stokpaardje en
rage zijn van Engelse herkomst en kunnen niet altijd zo vertaald
worden. Bijvoorbeeld: Vroëer was daar 'n boikot teen Suid-Afrika, maar
nou is ons land dié ding in toerisme. Of nog anglicistischer: Deesdae is
Afrikaanse sokkiejolliedjies die in ding by kroeë Een andere
betekenis is beter vrijer te vertalen: Sonder Engelse woorde kan
Afrikaans maar nie sy ding doen nie – 'Zonder Engelse woorden kan het
Afrikaans niet (helemaal) functioneren'. |
dink (dog, gedink/gedog) – ww |
denken (dacht, gedacht) Vgl. 'dog / gedog' |
dinkskrum – zn |
denktank |
dip – zn |
dipsaus (mayonaise, aioli, cocktailsaus, chiliolie, enz.) Vgl. 'indoopsous' |
disnis – bn |
duizelig, erg ver heen, 'lam', 'gek', etc. Ek
skrik/lag my disnis! – 'Ik schrik/lach me rot! Ek hardloop my disnis –
'Ik ren tot ik een ons weeg' Ek eet my disnis – 'Ik eet me lam/gek/ etc.' Vgl. 'boeglam',
'deurmekaar' |
Disprin, disprin – zn |
(merknaam, met hoofdletter) Z.A. pijnstiller met aspirine als werkzame stof; (alg., met kleine letter) pijnstiller, aspirine |
ditsem – tw |
uitroep om instemming of genoegen mee uit te drukken: precies!, inderdaad!, zo denk ik er ook over! |
dobbel – ww |
gokken |
doedoes – ww |
slapen
gaan doedoes – gaan slapen |
doef – tw |
klanknabootsing: bonk, baf; doef-doef-doef – het gebonk van housemuziek, techno, hardcore, enz.
Vgl. 'doef-doef-doefmusiek' |
doef-doef-doefmusiek – zn |
dreun-dreunmuziek: neerh. benaming voor housemuziek, techno, hardcore, enz.
Vgl. 'doef' |
doek(ie) – zn |
doek; luier |
doepa – zn |
(gemeenz.) tovermiddeltje waar mensen verliefd van worden |
doer – bw |
daarginds, daar ver weg
Opm.: vaak als daar doer.
Daar doer in die Bosveld – 'Daarginds in het Bosveld'
Doer, onder op die vlakte, het hulle 'n leeu hoor brul – 'Daar, ver weg op de vlakte, hoorden zij een leeuw brullen'
|
dof – bn |
dom, achterlijk, suf
Ek weet, ek is nie dof nie – 'Dat weet ik, ik ben niet achterlijk'
|
dog / gedog – ww |
sterke verbogen verledentijdsvorm en sterk verl. deelw. van dink: dacht / gedacht / vermoeden gehad hebben
Ek het gedog WiFi gaan nou beter wees, maar die internet is steeds vrek stadig – 'Ik dacht dat WiFi nu beter zou zijn, maar het internet is nog steeds verrekte traag'
Sy dog dit was 'n grappie, maar hy was ernstig – 'Zij dacht dat het een grapje was, maar hij meende het'
|
dogter – zn |
(jong) meisje, dochter |
dolosgooi – ww |
waarzeggen door op de grond gegooide botjes te
bekijken |
dolf / dolwe – ww |
diep graven |
dom-astrant, domastrant – bn |
eigenwijs en brutaal |
domkrag – zn |
krik |
donderstorm – zn |
onweer |
donga – zn |
diepe uitgedroogde sloot, diepe gleuf of gat in grond door
erosie of heftige regenval Opm.: soms worden zulke gleuven en
gaten in de grond 'geute' (dus 'goten') genoemd |
donkerkamerpolitiek – zn |
achterkamertjespolitiek |
donkie – zn |
ezel |
donkiewerk – zn |
sleurwerk |
donner – zn |
donder, deugniet, snuiter; (geen) zier
Ek gee geen donner om nie – 'Het kan me geen donder/zier schelen'
Hoor die donner in die lug – 'Hoor de donder in de lucht'
Waar is
die donner nou? – 'Waar is die snuiter nou?' |
donner – ww |
slaan,
rammen, vallen (in elkaar rammen) |
donner – tw |
verdomd, verdomme |
dood (attr. dooie) – bn |
dood, overleden Opm.:
dood gebruikt men in het Afrikaans ook waar men in het Nederlands 'overleden' of 'omgekomen' zou gebuiken:
'n Brandbestryder is dood terwyl sy span gesukkel het om 'n veldbrand onder beheer te kry
– 'Een brandweerman is omgekomen toen zijn ploeg met moeite probeerde een veldbrand onder controle te krijgen'
Vier mense is dood in 'n fratsongeluk – 'Vier mensen zijn omgekomen in een bizar ongeval'
We hebben hier wsch. met een anglicisme te maken (vgl. Eng. dead in een vergelijkbare Engelse zin als Four people are dead in a freak accident). |
dooddruk – ww |
dooddrukken; de kop indrukken, in de doofpot stoppen; uitdrukken, uitmaken; op stil zetten, geluid uitzetten, een oproep weigeren
Die polisie het die onwettige betoging vinnig doodgedruk
– 'De politie heeft de illegale betoging snel de kop ingedrukt'
Elke keer wat sy hom bel druk hy die sel dood – 'Elke keer als zij hem belt zet hij z'n mobiel op stil / uit'
Hoe kan ek hierdie wekker dooddruk? – 'Hoe kan ik deze wekker uitzetten?'
Toe sy ma binnekom druk hy gou sy stompie dood – 'Toen zijn moeder binnenkwam drukte / maakte hij gauw zijn peuk uit'
|
doodernstig – bn |
bloedserieus |
doodmaak – ww |
doden, vermoorden |
doodtrek – ww |
doorstrepen |
dooie – dooies – zn |
dode – doden
Allersieledag is die dag waarop die Katolieke Kerk die dooies gedenk – 'Op Allerzielen gedenkt de Katholieke Kerk de doden'
|
dooms – zn |
inf. aanspreekvorm voor dominee
Vgl. 'leraar' |
door – zn |
dooier, eigeel
Opm.: men zal eerder 'geel van 'n eier' zeggen
Vgl. 'deur' |
doos – zn |
doos; (gemeenz.) vrouwelijk geslachtsorgaan, kut; (kwets.) sukkel, halve gare, idioot, enz. Jou doos! – 'Sukkel die je daar bent!'
Vgl. 'kont', 'poes'
|
dooswyn – zn |
(scherts.) (goedkope) supermarktwijn uit een doos Vgl. 'plonk' |
dop – zn |
neut, borrel; dop Vgl. 'regmakertjie',
'sopie', 'neut' en 'voggies' |
dophou – ww |
in de gaten houden |
Dopper – zn |
lidmaat van de Gereformeerde Kerk in Z.A.
Vgl. 'Gatjieponder' |
Dopperkerk – zn |
Gereformeerde Kerk |
doring – zn |
doorn; (met jou of met ou een uitroep van bewondering) kanjer, geweldenaar, engel Johan, jou doring!, Johan, ou doring! – 'Johan, je bent een engel!', 'Johan, je bent een kanjer!', 'Je bent geweldig, Johan!' Vgl. 'yster' |
doringboom – zn |
'doornboom' (meestal bomen van het geslacht Acacia
e.d.) |
doringdraad – zn |
prikkeldraad |
dorp – zn |
dorp, gemeente, woonplaats Opm.: bij het
invullen van formulieren wordt niet altijd naar woonplek gevraagd,
maar naar dorp. Dit betekent in dit geval
hetzelfde. |
Dorper – zn |
Z.A. schapenras (wit lijf met zwarte nek en kop) |
douvoordag |
voor dag en dauw Vgl.
'kniediepvoordag' |
dra – ww |
dragen |
draad – zn |
draad
Uitdr.: op die draad sit – geen kant kiezen, weifelen |
draad trek – ww |
(gemeenz.) zich aftrekken |
draadsitter – zn |
iem. die geen kant kiest |
draai – zn |
bocht; draai |
draai – ww |
draaien; een bocht maken, afslaan |
draai loop – ww |
toilet bezoeken Moenie in die bos draai loop nie –
'Niet je behoefte in het bos doen' |
draai maak – ww |
bezoeken, langskomen Kom maak gerus 'n draai as jy in
Suid-Afrika is – 'Kom eens langs als je in Zuid-Afrika bent' |
draf – ww |
hardlopen; joggen; klas draf (ww – ook klasdraf, zie ald.) college lopen |
dravermoë – zn |
draagvermogen |
drif – zn |
voord, voorde, drecht, tricht (doorwaadbare plaats in rivier of beek) |
drip – zn |
infuus Vgl. Eng. drip |
droesel – zn |
(gewest.) droesem, bezinksel, 'grondsop' |
droëwors – zn |
(zeer) droge, dunne worst op basis van rund- of wildvlees met vet (schapenstaart), o.a. op smaak gebracht met koriander, kruidnagelen en/of piment (zie bij 'wonderpeper') |
droëvrugte, droë vrugte – zn |
gedroogde vruchten, gedroogd fruit |
dronk – bn |
dronken |
dronkgat – bn |
(gemeenz.) dronken, bezopen |
dronkslaan – ww |
verbijsteren |
droogmaak – ww |
verbrouwen |
droogskoonmaker – zn |
stomerij Vgl. Eng. dry cleaner |
druip – ww |
druppelen; zakken (voor examen) |
druiwe (mv.) – zn |
druiven |
druiwekorrel (ev.) – zn |
druif |
druk – ww |
drukken, indrukken; stevige omarming geven (vgl. Eng. to
hug)
Opm.: het overg. Nl. 'indrukken' of 'drukken op' is in het Afrikaans druk:
Druk die knoppie om af te gaan na die grondvloer – 'Druk op het knopje om naar de begane grond te zakken'
I.t.t. het Nl. zegt men dus druk die knop zonder het voorz. op.
Vgl. Eng. to push the button. |
druk, drukkie – zn |
korte omarming ter hartelijke begroeting Opm.: in Zuid-Afrika omarmt men elkaar aldus vaker dan in
de Nederlanden; bij een weerzien of een afscheid voor langere tijd omarmen
mannen vrouwen en vice versa (bekenden, vrienden, verre familie) elkaar kort,
ook als er geen heftige emoties bij komen kijken. Vgl. 'karnuffel' en 'karfoefel' |
drukspyker – zn |
punaise Vgl.
'duimspyker' |
drumpel – zn |
drempel, dorpel |
drup – zn |
infuus |
drup – ww |
druppelen |
drupmatjie – zn |
onderzetter |
dryf – ww |
besturen (auto, paardenwagen); drijven; (be)drijven 'n Besigheid dryf – 'Een zaak drijven' |
dubbelmedium- – woordd. |
met het Engels en het Afrikaans als onderwijstalen Opm.: onderwijs waarbij onderwezen wordt in zowel het
Engels als het Afrikaans is
dubbelmediumonderrig
Vgl. 'Afrikaansmedium-', 'Engelsmedium-' |
dubbeltjie – zn |
zie onder 'duwweltjie' |
duet – zn |
twee huizen onder een kap |
duik – zn |
deuk |
duikboot – zn |
duikboot, onderzeeër (dus niet het onbestaande 'kan-nie-sink-nie-skippie') |
duikboottoebroodjie – zn |
belegd broodje (geen boterham maar kort stokbrood, pistolet, enz.) |
duiker – zn |
duiker: zeer kleine antilopesoorten (Cephalophus spp.) |
duikweg – zn |
tunnel, viaduct |
duimgooi / duimry – ww |
liften |
duimspyker – zn |
punaise
Vgl.
'drukspyker' |
Duitse masels – zn |
rode hond |
duskant – zn |
deze kant, deze zijde
Ek, Daniël, het toe twee ander persone by die Tigrisrivier sien staan, een aan die duskant en een aan die anderkant. – 'En ik, Daniël, zag, en ziet, er stonden twee anderen, de een aan deze zijde van den oever der rivier, en de ander aan gene zijde van den oever der rivier.' (Daniël 12:5)
Vgl. 'anderkant',
'oorkant', 'dese' |
duskant – vz |
aan deze kant, aan deze zijde Duskant het ons nie sulke probleme nie – 'Aan deze kant (van de
oceaan) hebben we niet zulke problemen'
Duskant die rivier – 'Aan deze
kant van de rivier' Vgl. 'anderkant',
'oorkant', 'dese' |
duvet – zn |
dekbed Vgl. Eng. duvet |
duwweltjie, dubbeltjie – zn |
doorgaans twee plantensoorten (de inheemse Rumex hypogaeus [voorh. Emex australis] en de indringer Tribulus
terrestris) die stekelige, harde vruchten
hebben die, wanneer erop getrapt, in voeten en poten blijven zitten (zeer
pijnlijk) |
dwarstrekker – zn |
dwarskop, koppige persoon |
dwelm (mv. dwelms) – zn |
drug (mv. drugs) |
dwelmmiddels – zn |
drugs |
dwelmsmous – zn |
drugsverkoper, -dealer |
E |
|
ê; eg (mv. êe) – zn |
eg |
êe, eg – ww |
eggen |
eeld – zn |
eelt
Wordt vaak in de anglicistische meervoudsvorm eelde uitgedrukt (vgl. Eng. callouses) |
eendeweer – zn |
regenachtig weer |
een-een – bw |
een voor een |
eenkant – bw |
opzij, aan de kant; aan een kant
eenkant toe staan – 'opzij gaan'; 'geen actie ondernemen', 'zich afzijdig houden (van een gebeurtenis)'
Daarom woon Israel rustig, woon die nasate van Jakob eenkant in 'n land van koring en wyn en drup die hemel dou. – 'Israël dan zal zeker alleen wonen, en Jakobs oog zal zijn op een land van koren en most; ja, zijn hemel zal van dauw druipen.' (Deuteronomium 33:28)
Opm.: de uitdr. eenkant toe staan met de betekenissen 'geen actie ondernemen' en 'zich afzijdig houden' is een leenvertaling van Eng. to stand aside
|
eerder – bw |
eerder; in plaats van
Opm.: de betekenis 'in plaats van' is wsch. een leenvertaling uit Eng. rather:
Om pakkies te stuur gebruik ek die poskantoor eerder as die koerierdiens – 'Voor het versturen van pakketjes gebruik ik het postkantoor in plaats van de koeriersdienst'
|
eers – bw |
eerst; pas; eens
Jy wil Suid-Afrika toe gaan, maar eers sal jy 'n vliegtuigkaartjie moet koop – 'Jij wil naar Zuid-Afrika gaan, maar eerst zul je een vliegticket moeten kopen'
Ek sien nou eers hoelaat dit is – 'Ik zie nu pas / eerst hoe laat het is'
Hulle bly sedert 2010 in Amerika, maar hulle kan nie eers ordentlik Engels praat nie – 'Ze wonen sinds 2010 in Amerika, maar ze kunnen niet eens behoorlijk Engels spreken'
|
eetplek – zn |
restaurant |
eetsalon – zn |
restauratie (trein) |
effens, effentjies – bw |
een beetje, net, lichtelijk
Hierdie boek is effens
beskadig – 'Dit boek is licht beschadigd'
Die Rand kan teen die einde van die jaar effens styg – 'De rand kan tegen het einde van het jaar lichtelijk stijgen'
Ons
peusel effens, en dan gaan ons waai – 'We eten eventjes (een beetje) en
dan gaan we ervandoor' |
eie – zn |
het eigene |
eie – bn |
eigen |
eiendom – zn |
bezit, eigendom; (vaste eiendom) onroerend goed, vastgoed
Vgl. qua betekenissen Eng. estate |
eiendomlik – bn |
eigen, karakteristiek, kenmerkend, typerend Die dubbele ontkenning is eiendomlik aan Afrikaans – 'De dubbele ontkenning is eigen aan / typerend voor het Afrikaans' |
eiendomsagent – zn |
makelaar in onroerend goed Vgl. Eng. estate agent |
eier (mv. eiers) – zn |
ei (mv. eieren)
Opm.: in samenstellingen waarin duidelijk naar een ei of eivorm verwezen wordt, moet men eier- gebruiken. In overige samenstellingen kan men, net als in het
Nederlands,
ei- gebruiken. Bijv.: eierdoo(ie)r, eierrakkie (eirekje), eierplant (aubergine) tegenover eiwit en eisel.
Overigens kan men ook eiersel zeggen. Verder is eierwit ook correct, mits het om het wit van een ei gaat, en niet om de scheikundige benaming voor proteïne. |
eiermussie – zn |
eiermuts |
Eikestad – zn |
bijnaam voor Stellenbosch Vgl.'Matieland' |
eina – bn |
(vaak na bra) schamel, povertjes
Gesien die groot verliese wat ons gely het was die vergoeding maar bra eina – 'Gezien de grote verliezen die we leden was de vergoeding maar povertjes / schamel'
|
eina! – tw |
au! |
eindpuntgebou – zn |
terminal |
ek – pv |
(1ste pers. enkv.) ik |
eksie-perfeksie – bn |
fantastisch, geweldig |
ekskuus (tog) / skuus (tog) / askuus (tog) – tw |
sorry, pardon Skuus? – 'Pardon?' / 'Wat zegt u?'
Vgl. 'sê weer?' |
eland – zn |
grote antilope (Taurotragus oryx) |
elke dan en wan – bw |
zo af en toe Opm.: dan en wan wordt als een germanisme beschouwd (< Du. dann und wann), maar toevoeging van het woord
'elke' wordt weer als anglicistische invloed
beschouwd ('every now and then'). Men kan ook volstaan met dan
en wan en af en toe. |
enig-, enige bn en pv |
woord of woorddeel dat onzekerheid uitdrukt: '...dan ook', '...maar iets'
enigeen – 'ook maar iemand' (zie ald.)
enigiemand – 'ook maar iemand' (zie ald.)
enigiets – 'wat dan ook' (zie ald.)
Zelfstandig, elliptisch gebruik van het bijv. nw. enige wordt gebruikt om een onbekend of onbestaand aantal mee uit te drukken:
Ek eet baie min soet kosse, indien enige – 'Ik eet heel weinig zoete gerechten (als ik ze al zou eten)'
Hy is op soek na boeke in Afrikaans. Is daar enige? – 'Hij is op zoek naar boeken in het Afrikaans. Zijn die er?'
Dit gebruik van enige is ontstaan onder invloed van het Engels: enigeen < anyone; enigiets < anything; indien enige < if any; is daar enige? < are there any?
Vgl. Eng. any |
enigeen – pv |
een ieder; wie dan ook Moenie dat/lat enigeen vir
jou ore aansit nie! – 'Laat je niet door wie dan ook
overtroeven!' Vgl. Eng. anyone |
enigiemand – pv |
(ook maar) iemand, wie dan ook
Is daar enigiemand wat my wil help?! – 'Is er ook maar íemand die mij wil helpen?!' Vgl. Eng. any person |
enigiets – pv |
wat dan ook, íets Vgl. Eng. anything |
enjin – zn |
motor Ontl. aan Eng.
'engine'. Spreek enjin uit als ['℮ndʒ∂n]. Vgl. 'motor' |
engel – zn |
liefkozende aanspreekvorm voor partner: schatje, liefje Vgl. 'bokkie', 'bokka',
'skattebol', 'doring' |
Engelsmedium- – woordd. |
met het Engels als onderwijstaal Opm.: een universiteit waar het Engels de taal van onderwijs is, is
een Engelsmediumuniversiteit
Vgl. 'Afrikaansmedium-', 'dubbelmedium' |
enkel- – bv, woordd. |
alleenstaand, enig Gebaseerd op Eng. bijv. nw. single:
enkelma – 'alleenstaande moeder'
enkelkind – 'enig kind' Vgl. 'enkelouer'
|
enkelloper, alleenloper – zn |
vrijgezel, alleenstaande |
enkellopend, alleenlopend – bn |
vrijgezel, alleenstaand |
enkelouer – zn |
alleenstaande ouder |
entiteit – zn |
entiteit; (groot) bedrijf, concern Vgl. 'staatsentiteit' |
entrepreneur – zn |
ondernemer |
era – zn |
tijdperk Vgl. 'tydperk' voor verdere
uitleg |
erd-, erde- – woordd. |
aard-, aarde- ('erdewerk', 'erdvark') |
erdvark – zn |
aardvarken (Orycteropus afer) Opm.: geen varken of zwijn, maar
een Afrikaans dier dat holen graaft en 's nachts tevoorschijn komt en op
termietenjacht gaat. Doet aan miereneter denken, heeft lange snuit met
heel kleine bek aan het uiteinde; heeft holle tanden en een lange, beweeglijke
tong waarmee hij in termietenheuvels peurt. Net als de mol brengt hij met
zijn gegraaf schade toe aan het boerenland, tot ergernis van de boeren.
Men vermoedt dat het aardvarken verwant is aan de olifanten en dassies (zie ald.).
|
erdwolf, aardwolf – zn |
geen wolf maar de 'aardwolf': een kleine hyena (Proteles cristatus) Vgl. 'strandwolf', 'tierwolf', 'wolf' |
erdwurm – zn |
regenworm, aardworm |
êrens – bw |
ergens Vgl. 'iewers' |
ertappel, aartappel – zn |
aardappel ertappel is een wisselvorm. |
ertjie – zn |
erwt
Opm.: dus enkel als verkleinwoord.
|
eselskos, eselkos – zn |
klein vetplantje uit de wolfsmelkfamilie uit de Oost-Kaapprovincie, sterk op cactus gelijkend, met pigmentstreepjes: wordt in voortbestaan bedreigd wegens overbegrazing en verlies van habitat (Euphorbia meloformis)
Vgl. 'kos'
|
Eskom – zn |
Zuid-Afrika's grootste elektriciteitsmaatschappij |
ete – zn |
diner, etentje, maaltijd Dus niet 'voedsel', zoals in
het Nederlands de betekenis van 'eten' ook kan zijn. Vgl.
'aandete', 'dinee', 'wegneemete' en
'kos' |
e-tol – zn |
elektrisch tolheffingssysteem op Zuid-Afrikaanse snelwegen (wegen van SANRAL) |
ertjie – zn |
erwt |
ewe bw |
even Hierdie krimpvark en mol is ewe groot – 'Deze
egel en mol zijn even groot' Almal is nie ewe mooi nie, maar wat maak
dit saak? – 'Niet iedereen is even mooi, maar wat maakt het
uit?' Opm.: vaak zegt men ewe skielik
als men praat over een plotselinge gebeurtenis: Die Engelse sê dit reen
nooit nie en dan sous dit ewe skielik – 'De Engelsen zeggen dat het nooit
regent, en dan stortregent het plotseling.' |
F |
|
fees – zn |
festival Vgl.
'partytjie' |
fiemies – zn |
kuren, lastig gedrag Hy is vol fiemies – 'Hij zit vol kuren' Vgl.
'ipekonders', 'manewales', 'skeet' |
fietsry – ww |
fietsen |
finaal – bw |
finaal, definitief My finale besluit is: nee. – 'Mijn definitieve besluit is: nee.'
Vgl. 'definitief'
flamink – zn |
flamingo (Phoenicopteridae) |
flankeer – ww |
flirten; vrolijk te keer gaan |
fisant – zn |
fazant |
flenters – zn |
flarden, flenters aan flenters – 'aan
flarden', 'aan flenters' |
flerrie – zn |
flirterig, behaagziek meisje |
flerrie – ww |
flirten, zich flirterig gedragen |
fles – zn |
flacon, thermosfles
Nl. 'fles' is bottel in Afr. (zie ald.) Vgl. Eng. flask |
fliek – zn |
bioscoopfilm Vgl. Eng. flick |
fliek – ww |
een bioscoopfilm kijken Gaan fliek – 'Naar de bioscoop
gaan' Vgl. Eng. to flick |
flieksaal – zn |
bioscoopzaal |
flikkerlig – zn |
richtingaanwijzer |
flikkers: flikkers gooi – uitdr. |
je uiterste best doen om iem. te imponeren |
flits – zn |
(zn) zaklantaarn (vgl. Eng. flash light); (ww) flitsen |
flou – bn |
futloos, flauw (flou val, 'n flou-ogige man). Vgl.
'laf'. |
flous – ww |
voor de gek houden, plagen |
fluitjieblaser – zn |
klokkenluider Opm.: leenvert. uit Eng. whistle blower |
fluks – bn |
ijverig, vlijtig; kloek, flink; levendig, vlug
Hulle almal was uit die seuns van Obed-Edom, hulle en hul seuns en hul broers, flukse manne, bekwaam vir die diens; twee-en-sestig van Obed-Edom. – 'Deze allen waren uit de kinderen van Obed-Edom, zij en hun kinderen en hun broeders, kloeke mannen in kracht tot den dienst; er waren er twee en zestig van Obed-Edom.' (1 Kronieken 26:8)
|
flus, flussies – bw |
daarnet, zoëven, zojuist; straks |
foefie – zn |
trucje, truc, stunt
Mense dink dis 'n bemarkingsfoefie – 'Mensen denken dat het een marketingstunt is' |
foeter – ww |
slaan Vgl.
'befoeterd' |
fok – ww |
(gemeenz.) geslachtsgemeenschap hebben Vgl. 'naai',
'neuk' en 'teel'. |
fokken – bn, bw, tw |
(gemeenz.) verdomde, vervloekte; verdomme; tussenwerpsel van groot ongenoegen Als bijv.nw.:
Daar's weer geen fokken teken van reën nie – 'Er is verdomme weer geen teken van regen'
Als bijw.: Dit is fokken ongelooflik! – 'Het is verdomme ongelooflijk!'
Als tussenvoegsel: Dit is onge-fokken-looflik! – 'Het is verdomme ongelooflijk!'
Vgl. Eng. fucking, dat dezelfde betekenis heeft. Hoogstwsch. is Afr. 'fokken' een leenwoord.
Vgl. 'teel' |
fokof / fokkof – ww |
(gemeenz.) donder op, rot op, tief op, pleur op
Fokof jou vark! – 'Donder op, jij smeerlap!'
Vgl. Z.A. Eng. fuck off
Vgl. 'skoert', 'voertsek' |
fokol / fokkol – bw |
(gemeenz.) niks, geen zier, noppes, 'geen fuck' Ons het
fokkol geld – We hebben geen cent'
Ek voel fokol – 'Ik voel geen zier' Vgl. Z.A. Eng. fuck all |
fondament – zn |
achterwerk |
fooi – zn |
honorarium, prijs (zoals voor toegang), tarief, wettelijk verschuldigd geld |
fooitjie – zn |
fooi, 'drinkgeld' |
fop- – woordd. |
fop-; nep-, namaak-
Opm.: de tweede betekenis, 'nep-', wijkt af van het Nl. equivalent 'fop-'; in het Nl. verwijst 'fop-' naar misleiding of een grap, terwijl het in het Afrikaans daarnaast ook naar onechtheid en namaak verwijst. Deze betekenisuitbreiding is hoogstwsch. ontstaan onder invloed van het enigszins gelijkluidende maar onverwante Eng. bijv. nw. fake, 'onecht', 'namaak'.
Vgl. 'fopdosser' en 'fopnuus' |
fopdosser – zn |
(scherts.) travestiet |
fopnuus – zn |
nepnieuws |
fotostaat – zn |
fotokopie Vgl. arch. Eng. photostat |
fotostateer – ww |
fotokopiëren Vgl. arch. Eng. to photostat |
fraiing – zn |
franje; pony (haar) |
frats – zn |
speling der natuur, speling van het lot, bizarre afwijking, vreemde
snuiter Vgl. qua betekenis Eng. freak |
frats- – woordd. |
bizar, totaal verrassend (en vaak noodlottig) als een
speling der natuur; als een speling van het lot Opm.: dit is moeilijk te vertalen in het Nederlands omdat er
in het Nederlands gekozen wordt voor een bijvoeglijk naamwoord of een
beschrijving, en niet zoals in het Afrikaans (wsch. onder invloed van Eng. freak)
voor het zelfstandig naamwoord, zoals frats-.
Zie de volgende Afrikaanse woorden, ter illustratie:
fratsongeluk (noodlottig, bizar ongeluk); fratsgolf
(noodlottige, onverwachtse vloedgolf); fratstaal (een taal die
toevallig, bij wijze van ongeluk is ontstaan); fratsdonderstorm
(een hevige onweersbui die mensen verrast en overrompeld
heeft). Vgl. qua betekenis (en qua vorm!) Eng. freak. |
frikkadel – zn |
bal gehakt |
fris – bn |
stevig (van lichaamsbouw), potig; levendig; fris |
frokkie – zn |
onderhemd: mouwloos hemd dat men onder een overhemd draagt Vgl.
verder 'T-hemp' en 'hemp' |
fudge – zn |
soort brokkelende snoep in blokjes gesneden, die aan toffee of caramel
doet denken |
fundi – zn |
(gemeenz.) expert, groot kenner |
funksie – zn |
functie; receptie, feestje, plechtigheid Vgl. Eng. function |
fynbos – zn |
inheemse vegetatie uit de kuststreek van de West- en Oostkaap, bekend voor grote soortendiversiteit, gekenmerkt door aanwezigheid grassen van de restiofamilie (Restionaceae) en fijnvertakte struikjes van de proteafamilie (Proteaceae) en de heidefamilie (Ericaceae); de omvangrijke zone (bioom) waar deze vegetatie te vinden is |
G |
|
gaaf – bn |
plezierig, vriendelijk Sal jy dalk so gaaf wees om
vir my hierdie gunsie te doen? – 'Zou je misschien zo vriendelijk willen
zijn om mij deze gunst te doen?' |
gaan bad – ww |
zn bad; ww (gaan bad ) een bad nemen Vgl. 'baai' |
galeiproef – zn |
drukproef van een onopgemaakte pagina |
gaga – bn |
(vooral pred. gebruikt) goor, vies, smerig
Vgl. 'gang!' |
gang! – tw |
uitroep van afkeer, walging: 'gatver!'
Vgl. 'gaga', 'sies' |
gans – zn |
gans; (uitdr.) 'n ander dam se gans – 'een vreemde eend in de bijt', 'een buitenstaander' |
garing – zn |
garen
Kom ek wys jou hoe om garing deur 'n naald te kry – 'Ik laat je even zien hoe je garen door een naald krijgt' |
gars – zn |
gerst |
gastekamer – zn |
logeerkamer Vgl. Eng. guest room |
gat – zn |
(gemeenz.) kont, achterwerk, gat Opm. I: gebruik in het Afr. gat waar men in het Nl. 'kont'
zou gebruiken.
Opm. II: in meer overdrachtelijke zin wordt 'gat' gebruikt om er een zin kracht mee bij te zetten:
Roer jou gat! – 'Doe toch iets!' Jy gaan jou gat sien! – 'Dit ga je echt verliezen!'
Sit op jou gat! – 'Ga zitten, joh!'
Opm. III:
in samenstellingen verleent -gat of gat- een emotionele lading aan een uitspraak:
stoutgat (= stout + gat) – 'lief-stout'
ougat (= ou(lik) + gat) – 'leuk', 'guitig'
slapgat (= slap(rug) + gat) – 'slap' (bn); 'slappeling' (zn)
langgat (= lang + gat) – 'erg lang'
ek is gatvol daarvoor (= gat + (keel)vol) – 'ik heb er meer dan genoeg van' / 'het hangt me de keel uit'
gatlekker – 'slijmbal'
Vgl. 'agterstewe', 'kont'.
|
Gatjieponder – zn |
door gereformeerden gegeven spottende naam voor lidmaten van andere kerken (m.n. de Nederduits Gereformeerde Kerk)
Vgl. 'Dopper' |
gatkruiper – zn |
(gemeenz.) slijmbal, iem. die graag witte voetjes haalt bij
anderen |
gatlekker – zn |
(gemeenz.) slijmbal, iem. die graag witte voetjes haalt bij
anderen |
gatsby – zn |
(Eng.) vooral in Kaapstad populaire snack bestaande uit een lang, in de lengte opengesneden wit broodje gevuld met patat met azijn, geroosterde biefstuk of Russiese worsies (zie ald.) of polonie (zie ald.), eieren en saus. Zeer vergelijkbaar met de mitraillette in Franstalig België.
Vgl. 'bunny chow', 'katkop' |
gatta – zn |
(gemeenz.) politieagent, smeris
Vgl. 'polies', 'poot'
|
gatvol – bn |
(gemeenz.) beu, ergens schoon genoeg van hebbend, het ergens mee gehad hebbend ek is gatvol vir al die negatiewe stories van my kollega's – 'ik heb schoon genoeg van al die negatieve verhalen van mijn collega's' / 'ik heb het helemaal gehad met al die negatieve verhalen van mijn collega's'
Zie ook 'gat' |
gedaan – bn |
doodmoe; op, opgebruikt; gedaan; afgelopen Ek is gedaan
vir hierdie werk! – 'Ik ben te moe voor (heb het gehad met) dit werk!'
Knap gedaan! Goed gedaan! Gedane sake het geen keer nie. Dit
is makliker gesê as gedaan. So gesê, so gedaan. Bange vrae het in
sy gemoed opgekom: is dit nou gedaan met die HERE se verbondsliefde en
genade? (Psalm 76:8 [77:8])
Die rys is gedaan.
Opm.: gedaan is een sterke,
verbogen vorm van het werkwoord doen. Normaliter zegt men
'gedoen', maar in dergelijke vaste uitdrukkingen komt de oude,
Nederlandse vorm 'gedaan' terug. |
gedagteskuif – zn |
omslag in denken, denkomslag, 'mindshift' Ook: 'kopskuif' (zie ald.) |
gedoente – zn |
gedoe, drukte, lawaai, bezigheid; iets verbazingwekkends, opzichtigs; spullen, dingen
Vgl.'goed', 'goeters' |
gedoriewaar – bw |
echt waar, heus; zelfs |
gedurende – vz |
tijdens Tydens wordt in het Afrikaans als verheven taalgebruik beschouwd; gewoonlijk zegt men gedurende |
gedurig – bw |
steeds, de hele tijd; onophoudelijk, zonder nalaten
Opm.: in het Afrikaans betekent steeds vooral 'nog steeds' (vgl. Eng. still). Om in het Afr. het Nl. 'steeds' te benaderen gebruike men gedurig, deurentyd of (die) heeltyd.
God, wat ek met hart en siel dien deur die evangelie van sy Seun te verkondig, is my getuie dat ek gedurig in my gebede aan julle dink. – 'Want God is mijn Getuige, Welken ik diene in mijn geest, in het Evangelie Zijns Zoons, hoe ik zonder nalaten uwer gedenke.' (Romeinen 1:9)
Vgl. 'steeds', 'deurentyd(s)'.
geeloogsuring – zn |
soort klaverzuring (Oxalis obtusa) |
|
geelwortel – zn |
koenjit, curcuma Vgl.
'borrie' |
geil – bn |
welig, vruchtbaar Vgl. 'jags' |
geitjie – zn |
gekko (verscheidene nekplooiloze hagedissoorten met zuignappen aan
tenen) |
gekonfyt – bn |
goed op de hoogte van ... |
gek skeer: die gek skeer met – uitdr. |
de draak steken met |
geldwassery – zn |
witwassen (v. illegaal geld) Vgl.
Eng. money laundering |
geleentheid – zn |
gelegenheid, kans, buitenkans; evenement, bijeenkomst
Opm.: vaak gebruikt men in het Nederlands 'kans' of 'buitenkans' waar in het Afrikaans de voorkeur gegeven wordt aan geleentheid:
Toerisme is 'n enorme geleentheid vir ons ekonomie – 'Toerisme is een enorme (buiten)kans voor onze ecomonie'
Jy gaan verloor as jy nie hierdie geleentheid ten volle aangryp nie – 'Je gaat het verliezen als je deze kans niet ten volle grijpt'
Verder:
Jy kry die geleentheid om die vergadering toe te spreek – 'Je krijgt de gelegenheid de vergadering toe te spreken'
Ek sou graag van die geleentheid gebruik wou maak om ietsie te sê – 'Ik zou graag van de gelegenheid gebruik willen maken om iets te zeggen'
Die tema van die geleentheid is "Die toekoms van Afrikaans" – 'Het thema van de bijeenkomst is "De toekomst van het Afrikaans"'
Die organiseerders van die geleentheid nooi u hartlik uit om dit by te woon – 'De organisatoren van het evenement nodigen u van harte uit om het bij te wonen'
Opm.: Afr. kans kan wel met Nl. 'kans' vertaald worden als de betekenis is 'waarschijnlijkheid dat iets zal gebeuren'.
Vgl. 'okkasie'
|
Gelofte – zn |
de eed die door de Voortrekkers afgelegd werd voorafgaand aan de Slag bij Bloedrivier, die geleid heeft tot de viering van Geloftedag op 16 december 1838, en de jaren daaropvolgend
|
gelukskoot – zn |
gelukstreffer, toevalstreffer, mazzelpunt |
gemaklik – bn |
gerieflijk, comfortabel; lekker, naar je zin, gemakkelijk; vertrouwd, instemmend, zonder problemen Is jy gemaklik? – 'Zit je
goed?'
Opm.: dit woord betekent iets wezenlijk anders dan
maklik, wat '(ge)makkelijk' , 'niet moeilijk' betekent:
Alhoewel ek skaam is, is ek gemaklik daarmee om kennis te maak met nuwe mense – 'Hoewel ik verlegen ben, vind ik het niet erg om kennis te maken met nieuwe mensen'
Ek is gemaklik daarmee om op my eie te wees – 'Ik heb geen problemen met alleen zijn'
Net in die kroeg is hy gemaklik met hierdie rowwe taalgebruik – 'Alleen in het café maalt hij niet om dat grove taalgebruik'
Opm.: De tweede betekenis, 'vertrouwd, instemmend, zonder problemen', is wsch. een anglicisme gebaseerd op Eng. to be comfortable with.
Vgl.
'maklik' en 'gerief' |
gemeenskap: gemeenskap hê – ww |
gemeenschappelijk godsdienst hebben Vgl. Eng. fellowship |
.
gemeente – zn |
gemeente (alleen van kerk) Vgl. 'munisipaliteit' |
gemmerbier – zn |
ginger ale; gemberbier |
gemors – zn |
narigheid, zooitje; onzin; verspilling ('n gemors van tyd –
tijdsverspilling) Vgl. 'mors', 'vermors' |
genadedood – zn |
euthanasie |
geneul – zn |
gezeur |
geniepsig – bn |
geniepig pijn doend; geniepig Ek het my voete
geniepsig in die Kalahari-son gebrand – 'Ik heb mijn voeten pijnlijk aan de Kalahari-zon verbrand'
Jou skoonma is 'n geniepsige
vrou sonder humor – 'Jouw schoonmoeder is een geniepige vrouw zonder humor' |
genugtig! – tw |
uitroep van verbazing, beïndrukt zijn |
gerf (mv. gerwe) – zn |
garf, garve, schoof, korenschoof
Hy het vir hulle gesê: 'Luister na die droom wat ek gehad het. Ons was op die land besig om gerwe te bind en skielik gaan staan my gerf regop en julle gerwe gaan staan daar rondom en hulle buig voor myne.' – 'En hij zeide tot hen: "Hoort toch dezen droom, dien ik gedroomd heb. En ziet, wij waren schoven bindende in het midden des velds; en ziet, mijn schoof stond op, en bleef ook staande; en ziet, uw schoven kwamen rondom, en bogen zich neder voor mijn schoof."' (Genesis 37:6-7)
|
gerief – zn |
gemak, comfort, voorziening In die gerief van – 'Met
het comfort van' Ek sit altyd en drink whiskey en rook 'n sigaar in
die gerief van my groot armstoel – 'Ik zit altijd whiskey te drinken en een sigaar te roken in het comfort van mijn grote fauteuil'
Ons hotel is uitgerus met
lugreeling en internetgeriewe – 'Ons hotel is voorzien van
airconditioning en internetgemakken / internetvoorzieningen' Vgl.
'gemak', 'gemaklik' en 'maklik' |
gerook – bn |
stoned |
gesag – zn |
gezag, autoriteit; macht
Opm.: de tweede betekenis, 'macht', is vooral politiek en juridisch van aard en is wsch. een leenvertaling van Eng. authority.
Die regsprekende gesag is nie meer in beheer van hierdie proses nie – 'De rechterlijke macht heeft dit proces niet meer onder controle'
|
geseg – zn |
(gewest.) gezicht, gelaat; tronie, mombakkes
Opm.: in Kaapse dialecten wordt vaak geseg gezegd, waar het Standaardafrikaans gesig heeft. Daarnaast heeft geseg vaak een pejoratieve lading. Vgl. 'gevreet' |
geselligheid – zn |
gezelligheid; feestje |
gesels – ww |
converseren, babbelen, praten; ernstig praten Opm.: de betekenis 'ernstig praten' moet eufemistisch
worden opgevat: Ons moet gesels – 'Wij moeten eens ernstig
praten' |
geselsie – zn |
praatje, babbel |
geselstaal – zn |
gewone, alledaagse spreektaal |
gesiggie – zn |
viooltje (Viola spp.) |
gesiggestrem |
visueel gehandicapt, slechtziend |
geskiedkundig – bn |
geschiedkundig, historisch Vandag herdenk ons 'n geskiedkundige gebeurtenis – 'Vandaag herdenken wij een historische gebeurtenis'. |
geskinder – zn |
geroddel Ook wel als geskinner geschreven |
gesog – gesogte – bn |
gezocht, gewild, populair, veelgevraagd Jy staan 'n kans om hierdie gesogte navorsingsbeurs te wen – 'Jij maakt kans om deze gewilde onderzoeksbeurs te winnen'. Vgl. 'gewild' |
gesprek – bn |
gesprek; debat Te veel politieke gesprekke fokus op alles wat in die verlede in Suid-Afrika verkeerd gegaan het – 'In te veel politieke debatten draait het om wat er allemaal in het verleden in Zuid-Afrika fout gegaan is' |
gestremd – bn |
gehandicapt |
gesuip – bn |
(gemeenz.) bezopen, lazerus |
geur – zn |
reuk, geur; smaak (toegevoegd aan consumptiewaren)
Opm.: onder invloed van de betekenis van 'smaak' kan het Nl. woord 'geur' in het Afrikaans het beste vertaald
worden met Afr. 'reuk' of 'ruik'
Vgl. qua betekenis Eng. flavour
Vgl. 'geursel' |
geur – ww |
smaak geven aan, smaak toevoegen
|
geursel – zn |
smaakstof (toegevoegd aan consumptiewaren)
Vgl. 'geur' |
geut – zn |
goot |
gevaarteken – zn |
waarschuwingsbord Vgl. Eng. danger sign |
gevoelig – bn |
overgevoelig, teergevoelig; vatbaar Vgl. 'sensitief' |
gevreet – zn |
(neerh.) gelaat, bakkes Vgl. 'geseg' |
gewaar – ww |
bespeuren, opmerken, gewaar worden (vooral met de ogen) |
gewas – zn |
gezwel, tumor Hy het weer boeke geskryf nadat sy breingewas suksesvol verwyder was – 'Hij schreef weer boeken nadat zijn hersentumor succesvol verwijderd was'
|
geweldenaar – ww |
geweldspleger; (vero.) tyran, despoot, dwingeland Ons veg teen rampokkers en geweldenaars – 'Wij vechten tegen straatrovers en geweldsplegers' |
gewild – bn |
populair
Vgl. 'gesog' |
gewoond – bn |
gewend
gewoond raak aan – 'gewend raken aan' |
ghaap – zn |
hoodia (H. gordonii): succulente zijdeplantachtige (Asclepiadaceae / Apocynaceae) met doornige stammetjes en vuilwitte, schotelvormige bloemen;
verzamelnaam voor verschillende soorten zuidelijk Afrikaanse stamsucculenten (Stapelia, Huernia, Hoodia) met stekelige stammetjes en bruine, vaak onwelriekende bloemen
Vgl. 'bitterghaap', 'makghaap', 'slangghaap'
|
ghoef – ww |
(gemeenz.) zwemmen |
ghoffel – zn |
(rac.) neger
Vgl. 'bitterbek', 'hotnot', 'houtkop', 'kaffer', 'meid', 'volk' |
gholf – zn |
sport golf |
ghries – zn |
(arch.)smeermiddel (oliehoudende stof voor technische doeleinden – < Eng. grease) |
ghwar – zn |
(arch.) onbeschofte persoon, ongelikte beer, grove vent, ongemanierde persoon, enz. |
gier – zn |
rage, hype Die nuutste gier is om tradisionele
kos en kontreikos voor te berei – 'De nieuwste rage is het bereiden van
traditioneel eten of regionaal eten' Vgl. 'aasvoël'
|
giggel – ww |
giechelen |
glad nie – bw |
hoegenaamd / helemaal (niet) |
glips – zn |
ongelukje |
glo – ww |
geloven
Opm.: hoewel glo afgeleid is van Nl. 'geloven',
moet de verledentijdsvorm met ge- gevormd worden:
As iemand in daardie tyd vir julle sê: 'Kyk, hier is die Christus!' of: 'Kyk, daar is Hy!' moet julle dit nie glo nie. – 'Alsdan, zo iemand tot ulieden zal zeggen: Ziet, hier is de Christus, of daar, gelooft het niet.' (Mattheüs 24:23)
Ek het my oë nie geglo toe ek die prys vir 'n nuwe wasmasjien sien nie – 'Ik geloofde mijn ogen niet toen ik de prijs voor een nieuwe wasmachine zag' Het zelfst. nw 'geloof' is ook in het Afrikaans geloof.
Vgl. voor de vervoeging het ww 'vrek' |
glo – bw |
vermoedelijk, schijnbaar, naar bewering |
gô – zn |
kracht, fut
Sy gô is uit – 'Hij is uitgeput / Hij heeft er de kracht niet meer voor'
Vgl. 'woema' |
goed(jies) – zn |
bezit, goed; dingetjes, voorwerpjes |
goed – goete – zn |
dingen, spullen; 'enzo' Daar was kinders, hondjies,
blomme en goete... – 'Er waren kinderen, hondjes en bloemen enzo...'
Jy bring vir my blomme en jy is baie lief vir my en
goete, maar ek voel niks vir jou nie – 'Jij brengt mij bloemen en je houdt veel van me enzo, maar ik voel niets voor je'
Vgl.'gedoente', 'goeters'
|
goeters – zn |
spullen, bezit, dingen Mv. van 'goed'
Vgl.'gedoente', 'goed'
|
goël – ww |
goochelen Vgl. 'toor' |
goëlaar – zn |
goochelaar |
goëlary – zn |
goochelarij |
gogga – zn |
insect; ongedierte; computervirus; verborgen microfoontje in muur als
afluisterapparatuur Vgl. Eng. bug |
goggas – zn |
beesten, beestjes (als insecten, enz.), ongedierte
Mv. van voornoemde |
goiing – zn |
jute |
gomtor – zn |
onbeschaafde persoon |
gor – ww |
knorren (van maag)
My maag gor van die honger! – 'Mijn maag knort van de trek/honger!' Hy voel hoe sy maag gor-gor van lus vir die sop – 'Hij voelt hoe zijn maag knort van de trek in de soep' |
gordel – zn |
riem, ceintuur
Opm.: vaak zegt men ook 'belt' |
gordelakkedis, groot gordelakkedis – zn |
zie 'ouvolk' |
gottabeentjie – zn |
weduwnaarsbotje, telefoonbotje, stroombotje, tinteldoosje (epicondylus medialis) |
gou – bw |
gauw Maak gou! Maak net gou! – 'Vlug! Haast
je!' |
graad – zn |
wetenschappelijke titel; graad Voor academische betekenis vgl. Eng. degree
|
graad vang, verwerf – ww |
afstuderen, promoveren (zodat je een (nieuwe) wetenschappelijke titel
hebt verworven) |
graaf – zn |
schep Opm.: 'skop' bestaat ook, maar is
een in onbruik geraakt schepachtig stuk gereedschap met een groter blad
dat niet gebruikt werd om te graven, maar om, bijvoorbeeld, graan op te
gooien waarmee je het kaf van het koren kon scheiden
|
graaf, grawe – ww |
graven
|
graanvlokkies – zn |
cornflakes
|
gramadoelas – zn |
wildernis, plek afgelegen van de bewoonde wereld |
grap – zn |
mop, grap Ek geniet 'n grap, maar hierdie een is
darem flou – 'Ik houd wel van een mop, maar deze is echt
flauw' |
grassny – ww |
gras maaien Vgl. Eng. to cut grass |
grassnyer – zn |
grasmachine |
grasuie – zn |
bieslook |
grenadella – zn |
granaatappel |
grendelstaat – zn |
lockdown (tegen verspreiding van besmettelijke ziekten) Vgl. 'inperking' |
gril – ww |
rillen, walgen Ek gril van rou vis – 'Ik walg van
rauwe vis' |
grimering – zn |
make-up |
groenbone – zn |
sperziebonen Vgl. Eng. green beans |
groendakkies – zn |
(scherts.) gekkenhuis, gesticht |
groei – ww |
(onoverg.) groeien; (overg.) telen,
verbouwen, kweken Vgl. voor de overg. betekenis Eng. to grow Vgl. 'teel',
'fok' |
groet – ww |
groeten, gedag zeggen; afscheid nemen Opm.: let
op de betekenis 'afscheid nemen', die in het Nederlands niet voorkomt. Als
een Zuid-Afrikaan zegt Ek groet nou vir eers, dan bedoelt hij dat hij
weggaat, en niet dat hij alsnog gedag zegt. Dit is nou tyd om te groet –
'Het wordt tijd om afscheid te nemen'. Maar ook zoals in het Nederlands:
Groet vir die mense – 'Zeg maar gedag tegen de
mensen' |
grondboontjie – zn |
pinda |
grondboontjiebotter – zn |
pindakaas |
grondgryp – ww |
(scherts.) van staatswege onteigenen van land dat eigendom is van blanke boeren |
grondpad – zn |
grindpad, karrenspoor, niet geasfalteerde weg |
grondvloer – zn |
parterre, begane grond Vgl. Eng. groundfloor |
grootkop – bn |
arrogant, trots Vgl. Eng. big-headed |
grootskaals – bn |
grootschalig Vgl. 'volskaal(s)' |
grootskaals – bw |
op grote schaal, in groten getale Vgl. 'volskaal(s)' |
grou – ww |
graven |
gru – ww |
gruwen |
grusaam – bn |
gruwelijk Vgl. Eng. gruesome, alhoewel dit geen anglicisme hoeft te zijn (denk ook aan Nl. gruwzaam en Du. grausam) |
Gryshemde – zn |
(hist.) gewapende tak van de Ossewabrandwag (zie ald.)
Vgl.
'Ossewabrandwag', 'Ystergarde' |
gunsteling – zn |
favoriet (zowel zn als bn; voorv.:
lievelings-) Jy is my gunsteling – 'Jij bent mijn
favoriet'
Dit is my gunsteling webblad / gunstelingwebblad – 'Dit is
mijn favoriete website' / 'Dit is mijn lievelingswebsite' Opm.:
eigenlijk heeft dit woord syntactisch en semantisch helemaal de functie
van het Engelse woord 'favourite' (dat zowel een zelfst. nw. als
bijv. nw. kan zijn) aangenomen, met uitzondering van het feit dat
'gunsteling-' soms ook aaneengeschreven wordt met het zelfst. nw.
(hier 'webblad'), waardoor het bijv. nw. 'gunsteling' een
zelfst. nw. wordt. Een staaltje van anglicistische morfologische
verwarring, dus: 'gunsteling webblad' – bijv. nw. + zelfst. nw. /
'gunstelingwebblad' – zelfst. nw. + zelfst. nw.) Vgl.
'hoof' en 'hoof-' |
gunsteling – bn |
favoriet (zie hierboven) |
H |
|
haakdoring – zn |
acaciasoort met haakvormige doornen (Acacia litakunensis)
|
haak-en-steek – zn |
acaciasoort uit het Bosveld (zie ald.) en de savanne met zowel kromme als rechte doornen (Acacia tortilis)
|
haakplek – zn |
moeilijkheid, probleem |
haakspeld – zn |
veiligheidsspeld |
haar – bw |
rechts (term bij ossendrijven) Vgl. 'hot |
haar s'n – pv |
(vrouwel. zelfst. bez. vnw. 3rde pers. enkv.) van haar, hare |
haarloos – bn |
kaal Vgl. 'bles' en
'kaal' |
haarlynfraktuur – zn |
haarscheurtje |
haarsny – zn |
haarsnit; knipbeurt Een haarsny kos sewentig rand – 'Een keertje knippen / één knipbeurt kost
zeventig rand' |
haarsny – ww |
knippen, kappen |
haas – zn |
haas Opm.: vaak worden ook konijnen hiermee aangeduid. In dat geval gebruikt men wel het verkleinwoord hasie. |
haasbek – zn |
mond waarbij de twee voortanden ontbreken |
haaslip, hasielip – zn |
hazenlip
Opm.: gebruik liever gesplete lip.
Vgl. 'haasbek' |
haasoor – zn |
aasbloemsoort met harige bloembladen (Stapelia hirsuta) |
hak – zn |
hiel Opm.: Nl. 'hak', van de schoen, kan het beste vertaald worden met Afr. polvy (zie ald.) |
hakiesdraad – zn |
prikkeldraad |
halfmens – zn |
grote, dikstammige, cactusvormige doornenboom uit het Namaqualand, met krans van kronkelige
blaren en bloemen bovenaan de stammen (Pachypodium namaquanum) |
halfpad – bn |
halverwege |
handsak – zn |
handtas, damestasje |
handuit: handuit ruk – ww |
uit de hand lopen Die situasie het heeltemal handuit
geruk |
hanetree(tjie) – zn |
kleine afstand; 'kippenendje' |
hang – zn |
helling (v. berg)
Hy het hulle dit toegelaat, en die bose geeste het uit die man uitgegaan en in die varke ingevaar. Die trop sit toe op loop teen die hang af, die see in, en hulle versuip. – 'En Hij liet het hun toe. En de duivelen, uitvarende van den mens, voeren in de zwijnen; en de kudde stortte van de steilte af in het meer; en versmoorde.' (Lukas 8:32-33) |
hanna-hanna – ww |
onzin verkopen, onzinnige dingen zeggen |
hanteer – ww |
omgaan met, behandelen, met de handen beroeren, (aan)pakken, hanteren; besturen, beheren
Sulke probleme sal ons intern hanteer – 'Wij zullen zulke problemen intern afhandelen'
Kom ek vertel jou hoe om 'n depressie te hanteer – 'Laat me je zeggen hoe je kunt omgaan met een depressie'
Jy hanteer kritiek nogal sleg – 'Jij gaat nogal slecht om met kritiek'
Dit is hoe jy volstruise hanteer – 'Zo pak je struisvogels (aan)'
Moenie die ou boeke sonder handskoentjies hanteer nie – 'Je moet niet de oude boeken zonder handschoentjes aanpakken / aanraken'
Hy weet hoe om sy gereedskap goed te hanteer – 'Hij weet hoe hij het gereedschap goed kan hanteren'
Die direkteur het die vergadering met geduld hanteer – 'De directeur heeft de vergadering met geduld bestuurd/beheerd.'
We mogen we ervan uitgaan dat we met een anglicistische leenvertaling vanuit het Engelse werkwoord to handle te maken hebben.
|
hardegat – zn, bn |
(zn) doorzetter, koppig iemand, gehard iemand; (bn) doorzetterig, flink |
hardekwas – zn, bn |
(zn) doorzetter, koppig iemand, moeilijk iemand; (bn) doorzetterig, flink |
hardewarewinkel – zn |
ijzerhandel Vgl. Eng. hardware store |
hare sny – ww |
haar knippen |
harsings – zn |
hersens (meestal dierenhersenen – al of niet als
consumptie) |
harslag – zn |
orgaanvlees, inzonderheid het hart, longen, lever en nieren (soms ook milt, zwezerik en slokdarm)
(< Nl. hartslag) Vgl. Eng. pluck voor de betekenis
Vgl. 'afval', 'skilpadjie' |
harta – zn |
(w.g.) geliefde, schatje |
hartbees, hartebees – zn |
hartenbeest: verzamelnaam voor grote, aan de gnoe verwante antilopen (o.a. Alcelaphus buselaphus) Opm.: hart- is een Nederlandse gewest. vorm van
hert. Bij de naamgeving vergeleken de vroege kolonisten het dier dus met een hert. Naast dit
woord heeft in Afrika het woord hert alleen als geleerd woord
voortbestaan, en is het vervangen door het woord takbok (zie ald.), wat zich laat verklaren door het feit dat herten oorspronkelijk
niet in Zuid-Afrika voorkomen. |
hartbeeshuisie, hartebeeshuisie – zn |
eenvoudig pioniershuisje |
hartlam – zn |
lieveling |
hartomleiding – zn |
bypass |
hartseer – zn, bn |
verdriet, hartzeer (zn); triest, verdrietig, droevig, tragisch (bijv. nw.) Anders dan in
het Nederlands, wordt hartseer in het Afrikaans ook als bijvoeglijk naamwoord gebruikt:
Dit is 'n hartseer geskiedenis – 'Dit is een droevige geschiedenis'
Ek voel diep hartseer oor die ellende waarin my mense lewe – 'Ik voel me erg verdrietig om de ellende waarin mijn mensen leven'
Het Afrikaans kent ook het zelfstandige naamwoord 'verdriet', maar 'verdriet' verschilt in nuance met 'hartseer'. Waar 'hartseer'
geassocieerd wordt met oprecht gevoeld verdriet, daar wordt 'verdriet' meer in verband gebracht met uiterlijk verdriet, ja zelfs
met dronkenmansverdriet: 'dronk verdriet'.
|
hartversaking – zn |
het ophouden van het functioneren van het hart; hartstilstand |
heeltemal – bw |
helemaal |
hegsteke – zn |
hechtingen |
heining – zn |
hek, onheining, hekwerk
Opm.:
gebruik in het Afr. hek enkel als u de ingang van een omheining wilt aanduiden. De omheining zelf is heining
Vgl. 'hek' hieronder. |
hek – zn |
hek; gate; horde
Opm.:
bij een omheining wordt hek wordt uitsluitend gebruikt voor de ingang. De omheining zelf wordt heining genoemd.
Een 'gate' in een luchthaven is ook hek in 't Afr.
Vgl. 'heining' hierboven. |
hekel – ww |
haken (handwerk) Opm.: spreek hekel uit als 'hiekel' |
hekelpatroon – zn |
haakpatroon |
hekelpen – zn |
haaknaald |
hekkiesloop – zn |
hordenloop |
hemp – zn |
shirt, hemd, overhemd |
hensopper – zn |
lafhartige opgever; (vaak hist.) iem. die zich aan de vijand overgeeft
Vgl. 'joiner' |
herd – zn |
open haard, open vuur Vgl.
'kaggel' |
heuning – zn |
honing |
heuningbos – zn |
honingbos: bossies (zie ald.) van het geslacht Cyclopia, waar zoete thee van getrokken kan worden |
heuwel – zn |
heuvel Vgl. 'koppie' |
hiëna – zn |
hyena |
hierdie – av |
deze, dit Vgl. 'daardie' |
hierlangs – vz |
in de omgeving |
hiet: hiet en gebied – uitdr. |
links en rechts bevelen uitdelen Opm.: hiet is een variatie op Nl. 'heten' (dial. 'hieten') – noemen, bevelen |
hings – zn |
hengst |
hingsel – zn |
hengsel |
hitte: op hitte – uitdr. |
loops Vgl. Eng. on heat
Vgl. 'jags' |
hitteberoerte – zn |
zonnesteek Vgl. Eng. heatstroke |
hittetè, hittete – bw |
bijna, op een haar na |
hoed – zn |
hoed, pet |
hoefyster – zn |
hoefijzer |
hoek – zn |
plek waar twee bergen samenkomen en een hoekvormige overgang
vormen
Franschhoek – oorspr. 'Franschen Hoek', dorp ontstaan uit nederzetting tussen twee bergen waar in 1688 Franse Hugenoten werden ondergebracht
Vgl. 'nek'
|
hoeka – bn, bw |
van vroeger, van wat eens was, van lang geleden (bn); heel lang geleden, van heel vroeger, in een grijs verleden (bw)
(bn) Hulle was hoeka helde – 'Zij waren helden van lang geleden'
(bw) Dié woord het hoeka ontstaan – 'Dat woord is lang geleden ontstaan'
(bw) Ons mense was hoeka aan die Kaap toe Jan van Riebeeck hier aangekom het – 'Onze mensen woonden al heel lang aan de Kaap toen Jan van Riebeeck hier aankwam' |
hoeka: van hoeka se dae – uitdr. |
van heel lang geleden Ook: van hoeka se tyd
Vgl. 'toeka'
|
hoekaai! – tw |
zie 'hokaai' |
hoekom – bw |
waarom |
hoender (mv. hoenders) – zn |
kip Opm.: Het zelfstandig naamwoord 'kip' is in het Afrikaans
onbekend. Wel zegt men 'kiep-kiep' als men kippen roept. Dit doet
men ook in Nederland, maar daar heeft de roepnaam dus het
oorspronkelijke zelfstandige naamwoord 'hoen' verdrongen. Denk aan de Nl.
uitdrukking 'Een knuppel in het hoenderhok gooien' (waarmee een kippenhok
bedoeld wordt), en ' zo fris als een hoentje' (waarmee een kip bedoeld wordt) om herinnerd te worden aan het oorspronkelijke Nederlandse
woord voor 'kip'. |
hoendervleis – zn |
kippenvlees; kippenvel Ek het hoendervleis gekry toe ek ons
pragtige volkslied in Nederland hoor sing het – 'Ik kreeg kippenvel toen
ik ons prachtige volkslied in Nederland hoorde
zingen' |
hoërskool – zn |
middelbare school |
hoesklontjie – zn |
hoespastille |
hoësorgeenheid – zn |
intensive care, afdeling intensive care Ook 'waakeenheid' (zie ald.) |
hoëtroustel – zn |
hifi-installatie |
hof – zn |
rechtbank Vgl. Eng. court |
hofie – zn |
tussenkopje (bij artikelen) |
hofsaak – zn |
rechtzaak |
hofsaak – zn |
rechtzaak |
hoi! – tw |
uitroep bij ossendrijven om de dieren vooruit te drijven; hé!, hoi! – uitroep om aandacht mee te trekken Vgl. 'hokaai', 'troei',
'tru' |
hokaai! – tw |
(gemeenz.) ho!, ho maar!, stop!; (tegen dieren) ho!, hu! Vgl. 'hoi', 'troei',
'tru' |
hokslaan – ww |
geweld beteugelen, onderdrukken |
Hollander – zn |
Hollander; Nederlander |
hollander – zn |
soort papiermolen |
Hollands – zn |
de Nederlandse taal |
Hollands – bv |
Hollands; Nederlands |
hom – pv |
(verb. van mann. 3rde pers. enkv.) hem |
hommeltuig – zn |
drone |
hondeteler – zn |
hondenfokker |
hongerte – zn |
honger |
hoof – zn |
1. hoofd
2. chef, hoofd
3. (overdr.) verstand
4. (overdr.) leven
Opm. I:
Nl. 'hoofd' wordt in het Afrikaans meestal vertaald met 'kop' als hiermee het lichaamsdeel bedoeld wordt (zie ald.). Echter, in dichterlijk of verheven taalgebruik kieze men voor 'hoof':
En die soldate het 'n kroon van dorings
gevleg en dit op sy hoof gesit, en 'n purper kleed om Hom gewerp – 'En de krijgsknechten, een kroon van doornen gevlochten hebbende, zetten die op Zijn hoofd, en wierpen Hem een purperen kleed om' (Joh. 19:2) Opm. II: bij gebruik van uit het Nederlands
afkomstige spreekwoorden, gezegden en vaste uitdrukkingen is 'hoof'
alledaags: Die hoof buig / skud Gawes van hoof en hart Ook in overdrachtelijke zin, in de betekenissen 'verstand', 'leven', wordt Nl. 'hoofd' met hoof vertaald, bijv. Iets uit jou
hoof leer Vir sy misdaad het hy met sy hoof
geboet
Ook in de betekenissen 'chef', 'directeur', 'leiding' vertaalt men Nl 'hoofd' met hoof, bijv.:
Die hoof van die
skool, kerk, regering.
Vgl. 'kop'
|
hoof- – woordd. |
voornaamste, hoofd-
hoofbladsy – 'homepage'
hoofdienste – 'voornaamste services'
Opm.: net als bij het woord 'gunsteling' en het woordd.
'gunsteling-' is het soms onduidelijk of 'hoof' in samenstellingen als bijv.
nw. of als zelfst. nw. beschouwd moet worden omdat men het vaak niet
aaneenschrijft met het zelfstandige naamwoord dat erop volgt. Deze
verwarring heeft een anglicistische oorsprong (denk maar aan
'hoofbladsy' en 'hoof-bladsy' of 'hoof bladsy'
waarbij de laatste versie een geleende morfologie uit het Engels is:
'main page' bestaat, omdat het los geschreven wordt, uit een bijv. nw. + zelfst. nw., maar kan evengoed gezien worden als een samenstelling bestaande uit een 'bijvoeglijk gebruikt' zelfst. nw. + zelfst. nw.
|
hoofbrekings – zn |
hoofdbrekens |
hoofopskrif – zn |
krantenkop Hierdie nuus het die hoofopskrifte gehaal – 'Dit nieuws heeft de krantenkoppen gehaald' |
hool – zn |
duistere, ongure plaats, 'vies hol' |
hoor-hier! – tw |
stopwoord waarmee enthousiasme aan het begin van een zin uitgedrukt wordt: 'moet je horen', 'let op', 'nu komt het'
Opm.: wordt doorgaans als horie! gerealiseerd |
hoorsê – zn |
geruchten, iets 'van horen zeggen' Hierdie bewerings is gebaseer op hoorsê – 'Deze beweringen zijn gebaseerd op geruchten' Vgl. Eng. hearsay |
horing – zn |
hoorn, gewei; (gemeenz.) mann. lid in erectie Vgl.
'doring' |
hormoonpoeier – zn |
stekpoeder |
hot – bw |
links (term bij ossendrijven) Vgl. 'haar |
hotagter: dit hotagter kry – bw |
een zware tijd doormaken |
hotnot – zn |
(rac.) 'kleurling' (bruinmens) Opm.: dit woord werd oorspronkelijk
gebruikt om er de inheemse Hottentotten mee aan te duiden, maar wordt nu
gebruikt als schertsende term voor de Kleurlingennatie, die voortgekomen
is uit vroege blanke en inheemse huwelijken en relaties. Wees dus voorzichtig met dit woord. Met sy
blas vel en kroeshare lyk jou man darem soos 'n hotnotjie – 'Met zijn lichtgetinte huid en kroeshaar lijkt
jouw man wel een kleurling' Vgl. 'bitterbek', ' ghoffel', 'Hottentot', 'houtkop', 'kaffer', 'meid', 'volk'
|
hotnotsgot – zn |
bidsprinkhaan Opm.: dit opmerkelijke insect
werd zo genoemd omdat in de vroege dagen van de Kaapse kolonisatie de
inheemse Hottentotten dit dier als godheid vereerden (vervorming van
hottentot + god) |
hotnotskooigoed – zn |
kooigoed (fijnbehaard laag struikje uit de Kaap: Helichrysum petiolare)
|
hotnotstoontjie – zn |
laagblijvend, kruipend stapelia-achtig vetplantje met stervormige, stinkende bloemen met smalle, vlezige bloembladachtige lobben; bloemkleur varieert van kastanjebruin en chocoladebruin tot heel donker bruinpaars; groeit in dorre en rotsachtige gebieden waar het in de zomer regent, tussen stenen en in de spleten tussen grote rotsblokken, vaak in de schaduw van struikgewas of gras (Duvalia caespitosa)
|
Hottentot – zn |
Hottentot, Khoikhoi, Khoi (oorsponkelijke bevolking van de Kaapprovincies) Vgl. 'Boesman', 'Hotnot', 'Strandloper' |
hou van – ww |
mooi vinden; leuk vinden, houden van Opm.: het
werkwoord 'houden van' om iem. de liefde te verklaren kan in het
Afrikaans niet met 'Ek hou van jou' uitgedrukt worden. Daar zegt men
'Ek is lief vir jou'. Zie verder bij lief wees
vir. |
hout- – woordd. |
bijvoeglijk gebruikt woorddeel met de betekenis 'houten', 'van hout':
houtpapegaai – 'houten papegaai'
houtprieel – 'houten prieel' |
houtkop – zn |
(rac.) neger
Vgl. 'bitterbek', ' ghoffel', 'hotnot', 'kaffer', 'meid', 'volk'
|
huid – zn |
gevilde dierenhuid Opm.: het Nederlandse woord
huid wordt in het Afrikaans doorgaans vertaald met 'vel'.
Dit verschil met het Nederlands komt overeen met de betekenis van de Engelse
woorden hide (= Afr. 'huid') en skin (= Afr.
'vel'). Ter illustratie: kopvel en velkleur worden
vertaald met 'hoofdhuid' en 'huidskleur'. Vgl. 'vel' en
'kopvel' |
huishouding – zn |
huishouden |
huisie, knoffelhuisie – zn |
teentje knoflook |
hulpbron – zn |
grondstof, (natuurlijke) hulpbron; hulpmiddel, middel, faciliteit
Opm.: de tweede betekenis, 'hulpmiddel', 'middel', 'faciliteit', is ontstaan onder invloed van Eng. resource, 'grondstof' en tevens 'hulpmiddel', 'faciliteit', enz. |
hulle, hul – pv |
zij, hun, hen (3e pers. mv.); hun
(bez.vnw.) |
hulle s'n – pv |
(zelfst. bez. vnw. 3rde pers. mv.) van hen, hunne |
hupstoot – zn |
een duwtje in de goede richting (ook fig.), stimulans |
hutsmerk – zn |
hekje, hashtag (#) |
huurmotor – zn |
taxi Opm.: soms zegt men in het Afrikaans ook
'taxi' (spr. teksie), maar dit betekent vooral ook 'minibus
waarin zwarte pendelaars vervoerd worden'. Deze teksies zijn
berucht omdat ze vaak overvol zijn en als ongeleide projectielen de
verkeersregels overtreden. |
huwelikslisentie – zn |
trouwboekje |
hy – pv |
(mann. 3rde pers. enkv.) hij |
hygverhaal – zn |
erotische roman; erotische literatuur |
hysbak – zn |
lift |
hysbak ry – ww |
in de lift zitten |
I |
|
ietermagog, ietermagô – zn |
schubdier |
iewers – bw |
ergens Opm.: 'êrens' is gebruikelijker
en drukt een minder onbereikbare plek of idee aan Zie
ook: 'êrens' |
impak – zn |
invloed |
implementeer – ww |
uitvoeren; ten uitvoering brengen |
indaba – zn |
beraad; probleem, pakkie-an Ek het geen motor om my kind in te
vervoer nie. - Dit is jou indaba. = 'Ik heb geen auto waar ik mijn
kind in kan vervoeren' – 'Dat is jouw
probleem' |
indoopsous – zn |
dipsaus (mayonaise, aioli, cocktailsaus, chiliolie, enz.) Vgl. 'dip' |
inflammasie – zn |
(long)ontsteking |
ingee – ww |
ingeven; kapot gaan; zwichten Vgl. Eng. to give in |
Ingels – zn, bn |
(scherts.) Engels |
Ingelsman – zn |
(scherts.) Engelsman, Engelstalige |
inhandig – ww |
inleveren, indienen
Vgl. Eng. to hand in |
inklim – ww |
instappen (auto, bus, trein, e.a.)
Vgl. 'opklim', 'afklim', 'oorklim' |
inkopies – zn |
boodschappen inkopies doen – 'winkelen', 'boodschappen doen' |
inligting – zn |
informatie Ek wil graag meer inligting bekom hieroor – 'Ik wil hier graag meer informatie over krijgen' Vgl. 'navrae' |
inloer – ww |
ergens naar binnen loeren, stiekem ergens naar binnen kijken; (gemeenz.) een kort bezoekje brengen Vgl. 'loer' |
inperking – zn |
inperking; lockdown (tegen verspreiding van besmettelijke ziekten) Vgl. 'grendelstaat' |
inperk – ww |
inperken; in een lockdown gaan, in een lockdown zetten (tegen verspreiding van besmettelijke ziekten) Vgl. 'grendelstaat' |
inryteater – zn |
openluchtbioscoop Vgl. Eng. drive-in theatre Vgl. 'veldfliek' |
inset (mv. insette) – zn |
invoer; inbreng, input
Vgl. Eng. input Vgl. 'uitset' |
insetsel – zn |
(korte) bijdrage of verslag in tv-programma, ingelast filmpje, (Zuid-Nederl.) duidingsfilmpje |
insetverskaffer – zn |
inputleverancier, (basis)leverancier (van grondstoffen of basisproducten zoals zaad, kunstmest, veevoeder) |
inskakel – ww |
aanzetten (van elektriciteit); afstemmen (op radiozender)
Bly ingeskakel op Pretoria FM, en ons sien mekaar weer ná die nuusbulletin – 'Blijf afgestemd op Pretoria FM, en we zien elkaar weer na het nieuws'
|
insluitende – ww, vz |
inclusief, met inbegrip van, waaronder, onder wie
Sewe mense, insluitende die bestuurder van die kombi, het beserings opgedoen – 'Zeven mensen, onder wie de bestuurder van het busje, zijn gewond geraakt'
Vgl. Eng. including
|
inspuit – ww |
injecteren |
inspuiting – zn |
injectie |
insweer – ww |
beëdigen Vgl. Eng. to swear in |
inteken – ww |
zich registreren (als lid, begunstiger, rekeninghouder, internetforumlid, enz.) Vgl. Eng. to sign in
Vgl. 'inteken op' |
inteken op – ww |
zich abonneren op |
intekenaar – zn |
abonnee |
internetverskaffer – zn |
internetprovider, internetaanbieder, internetleverancier
Vgl. 'selfoondiensverskaffer' |
intou – ww |
inslepen (van auto) Vgl. Eng. to tow in |
invoer; uitvoer – ww |
importeren; exporteren |
ipekonders, ipokonders – zn |
(ingebeelde) kwaaltjes |
J |
|
ja, jaag – ww |
zich haasten; jakkeren, snellen, hard rijden; achterna zitten, met snelheid achtervolgen |
jaap, japie – zn |
(scherts.) Afrikaner, boertje |
jaer – zn |
coureur, renner Vgl. 'jagter' |
jaffel – zn |
soort tosti / croque monsieur die aan de rand is dichtgedrukt: vulling kan bestaan uit een ei, of gekruid gehakt, of gesmolten kaas met gebakken uien en tijm |
jaffelyster – zn |
tosti-ijzer, / croque monsieur-ijzer |
jag – ww |
jagen (in de jacht)
Sou ek moed skep, maak U soos 'n leeu jag op my en staan U my weer voor in u onbegryplike mag. – 'Want zij verheft zich; gelijk een felle leeuw jaagt Gij mij; Gij keert weder en stelt U wonderlijk tegen mij.' (Job 10:16)
|
jags – bn |
(gemeenz.) geil Vgl. 'hitte (op hitte)', 'geil' en 'katools' |
jagter – zn |
jager Vgl. 'jaer' |
jakkals – zn |
jakhals |
jakopewer – zn |
blauwkeeltje: roze zeevis uit de orde der schorpioenvissen (Helicolenus dactylopterus) |
jakopregop – zn |
Peruaanse zinnia: plant met felgekleurde, dahlia-achtige bloemhoofdjes (Zinnia peruviana) |
jammer – bn |
(uitdr.) ek is jammer – 'het spijt mij'
(uitdr.) jammer kry – 'medelijden hebben' |
jammer – tw |
sorry, jammer |
ja-nee – tw |
nou ja, eh... nou..., ach...; zeker; stopwoord of
woord dat een zin aankondigt Wil enigiemand 'n bietjie wyn hê?
– Ja-nee, dit sal lekker wees! =
'Wil er iemand een beetje wijn?'
– 'Nou, lekker!'
|
ja-nee wat! – tw |
een verzuchting: 'ach ja...' |
janfiskaal, fiskaallaksman – zn |
klauwier- / klapekstersoort (Larius collaris) Vgl.
'laksman' |
Japie – zn |
boerenkinkel |
japtrap: in 'n japtrap – uitdr. |
in een ommezientje, in een handomdraai |
Japannees – zn, bn |
(zn) Japanner; Japannese – Japanners; (bn)
Japans. Ek hou baie van Japannese
kos – 'Ik houd erg van Japans eten' |
jas – zn |
lange jas, mantel Opm.: Afr. jas is dus niet altijd hetzelfde als Nl. jas. Voor de Nl. betekenissen 'jas', 'jek' of ' jasje' / 'colbert' zie bij baadjie
|
jassas! – tw |
jeetje!, jee!, wow! (uitroep van verbazing)
< Jesus |
jellie – zn |
gelei
|
jêm – zn |
(gemeenz., angl.) jam; (uitdr.) so 'n bek moet jêm kry! – 'hulde!', 'goed gezegd!'
Vgl. 'konfyt'
|
jinne! – tw |
heden!, hemel!, hemeltje! (uitroep van verbazing) < hede!
Vgl.
'jirre' en 'jitte' |
jirre! – tw |
uitroep van verbazing, verrassing: 'jeetje'.
< Here
Opm.: hoewel 'jirre' op het eerste gezicht een uitroep lijkt, is het ontleend aan 'Here'. Om deze reden kunnen
mensen aanstoot nemen aan dit 'ydellike gebruik van die naam van God'. Vgl.
'jitte' en 'jinne' |
jis! – tw |
jeetje! (uitroep van verbazing) < Jesus
Vgl.
'jissie' en 'jislaaik' |
jislaaik! – tw |
jeetje! (uitroep van verbazing) Vgl.
'jissie' en 'jis' |
jissie! – tw |
jeetje! (uitroep van verbazing) < Jesus
Vgl.
'jis' en 'jislaaik' |
jitte! – tw |
heden!, hemel!, hemeltje! (uitroep van verbazing)
<
hede! Vgl. 'jirre' en 'jinne' |
jô! – tw |
uitroep van verbazing |
Jo'burg – zn |
Johannesburg |
Joetênnedzjie – zn |
(gemeenz., scherts.; nep-Engels) Uitenhage (stadje noordelijk van Port Elizabeth) |
joggie – zn |
jockey (in paardensport); bediende (doorgaans bij een tankstation)
pompjoggie –
'tankstationbediende' (leenvertaling van Am. Engels gas jockey) |
joiner – zn |
verraderlijke overloper; (vaak hist.) overloper
Vgl. 'hensopper' |
jol – zn |
fuif, feest, danspartijtje Vgl. 'sokkie', 'sokkiejol' |
jol – ww |
feesten, uitgaan, 'de buurt onveilig maken', enz. Vgl. 'rinkink' |
jong – zn |
gekleurde jongeman
|
jong – tw |
tussenwerpsel van verzuchting: joh, nou, kijk eens, tja, hoor, enz.
Is daar nog kamers beskikbaar vir ons twee? – Jong, ons is volgeboek, maar die hotel langsaan het nog kamers beskikbaar. – 'Zijn er nog kamers beschikbaar voor ons tweeën? – Nou, we zijn volgeboekt, maar het hotel hiernaast heeft nog kamers beschikbaar.'
Het jy nou ook vakansie?
– Nee, ek is maar besig, jong.
– 'Heb jij nu ook vakantie? – Nee, hoor, heb ik het maar druk.' |
jonk (attr. jong) – bn |
jong Opm.: pred. en als bijw. eindigt jonk op -nk; attr. gebruikt eindigt het slechts op de nasaal -ng (vergelijkbaar met 'lank' [zie ald.]).
Die jong vrou vs. die vrou is jonk; hy het jonk getrou
Vgl. 'lank' |
jool – zn |
studentenfeest |
jop (mv. joppe) – zn |
baantje (mv. baantjes) Vgl. Eng. job |
jou – pv |
(bez. vnw. 2de pers. enkv.) jouw; (verb. 2de pers. enkv.) jou |
joune – pv |
(zelfst. bez. vnw. 2de pers. enkv.) van jou, jouwe |
jukskei – zn |
op jeu de boules gelijkend traditioneel Boerenspel waarbij een houten rechtopstaande stok omvergegooid moet worden met houten
onderdelen van een ossenjuk |
julle, jul – pv |
(2de pers. mv.) jullie; (bez. vnw. 2de pers. mv.) jullie |
julle s'n – pv |
(zelfst. bez. vnw. 2de pers. mv.) van jullie |
juts – zn |
(w.g.) rechter
Ontl. aan Eng. judge |
jy – pv |
(2de pers. enkv.) jij |
K |
|
kaal – bn |
naakt Vgl. 'bles',
'bleskop' en 'haarloos' |
kaalbas – bn |
met ontbloot bovenlijf, in de blote bast |
kaalgaar, kaalrare, kabelgare, kabelgaring – zn |
kabelgaren, touwvezel: vezel van hennep, jute en agave (kaalgaarboom, zie ald.) voor het vlechten van touwen |
kaalgaarboom – zn |
agave, honderdjarige aloë, (met geelgerande blaren) bonte honderdjarige (Agave americana) Opm.:
Zo genoemd om het kabelgaren (zie bij 'kaalgaar') dat uit de blaren gewonnen wordt. |
kaalgat – bn |
(gemeenz.) spiernaakt, poedelnaakt By die Go-Go Lounge dans die meisies
kaalgat op die tafels – 'Bij de Go-Go Lounge dansen de meisjes poedelnaakt op de tafels' |
kaalvoet – bn |
met blote voeten Vgl. Eng. barefoot |
kaalvoet klonkie – zn |
schertsende benaming voor iem. die op blote voeten
rondloopt |
Kaap, die – zn |
(gemeenz.) Kaap de Goede Hoop Zonder lidw. duidt Kaap in zinsverband op Kaapstad:
Sy dog hy was Kaap toe, maar hy was Baai toe – 'Zij dacht dat hij naar Kaapstad was gegaan, maar hij was naar Port Elizabeth gegaan' |
kaaskop / kasie – zn |
(neerh.) Nederlander, Hollander |
kaasworsie – zn |
Zuid-Afrikaans barbecueworstje met kaas
Een kaasworsie, of cheese griller, wordt gemaakt van (idealiter) grofgemalen varkensvlees, kruiden en stukjes cheddarkaas. Ze worden vaak eerst gerookt. Doet vaak denken aan een Russiese worsie (zie ald.) met kaas.
Vgl. 'Russiese worsie' |
kabeljou – zn |
zeevis (niet de Europese kabeljauw) (Argyrosomus coronus, A.
inodorus en A. japonicus) Deze vissen zijn
niet verwant aan de kabeljauw, maar eerder aan de baarzen en makrelen,
tonijnen, barracuda's en cichlides (familie Perciformes; de
baarsachtigen) |
kaderontplooiing – zn |
(staatk.) 'kaderlidaanstelling'
Z.A. corrupt patronagesysteem waarbij getrouwen van de regeringspartij op sleutelposities binnen overheidsbedrijven en de machtscentra aangesteld worden, zodat de partij volledige macht over land en productiemiddelen verwerft Vgl. Z.A. Eng. cadre deployment |
kaf – zn |
onzin Vgl. 'bog' |
kafee – zn |
'buurtsupertje': kleine winkel waar allerlei levensmiddelen als brood, zuivel, tabakswaren, barbecuebenodigdheden, kranten, frisdrank en snoep verkocht worden Opm. in omgangstaal ook keffie genoemd |
kaffer – zn |
(neerh., rac.) scheldnaam voor zwarte: nikker, roetmop, zwartje Opm.: hoewel oudere mensen dit woord nog vrij lichtvaardig en zonder racistische intenties kunnen gebruiken, geldt het over het algemeen als buitengewoon kwetsend ("die K-woord")
Vgl. 'bitterbek', ' ghoffel', 'hotnot', 'houtkop', 'meid', 'volk'
|
kaffer- – woordd. |
(neerh., rac.) woorddeel waarvan het gebruik afgeraden wordt Opm.: aangezien kaffer- ook in samenstellingen als kwetsend ervaren wordt, zijn veel woorden in onbruik geraakt en vervangen door neutralere.
Bijv.
kafferboom – kuskoraalboom
kafferlelie – aandblom
kafferpot – ysterpot, swart pot
kafferwaatlemoen – tsamma
|
kafferbrak – zn |
(rac.) bastaardhond, vuilnisbakkenras |
kafferboetie – zn |
(neerh., rac.) blanke die maatjes is met negers, negervriend, negrofiel |
kafferboom – zn
|
zie bij 'kuskoraalboom' |
kafferlelie – zn |
zie bij 'aandblom' |
kafferpot – zn |
zie bij 'potjie' |
kafferwaatlemoen – zn
|
zie bij 'tsamma' |
kaggel – zn |
open haard Vgl.
'herd' |
kaiings – zn |
kaantjes; kiezelstenen in een 'kaiingsveld' |
kaja – zn |
(neerh., rac.) huisje, hutje; (neerh.) woninkje of eenkamerappartementje voor arbeiders op de boerderij Ontl. aan Zoeloe / Xhosa kaya Opm.: deze term heeft vaak een neerhalende bijklank vanwege de beperkte omvang en voorzieningen van deze woning waarin de doorgaans zwarte arbeiders (zie 'plaaswerker') worden ondergebracht |
kajuit – zn |
kajuit; cabine (van auto's, ruimtevaartschepen, enz.) Opm.: net als bij woorden als 'kooi' en 'kombuis' laat dit
woord zien dat de oorsprong van het Afrikaans in de taal van de
zeventiende-eeuwse zeevaarders ligt. Vgl.
'lugwaardin' |
kajuitbeambte – zn |
steward(-ess) Vgl.
'lugwaardin' |
kak – zn |
kak, poep, stront; rommel, teringzooi, problemen, gedonder, riskante situatie; onzin; (bijv. gebr.) klote, heel slecht
Daar lê kak op die sypaadjie – 'Er ligt kak op de stoep'
Is daar nie geld vir die werkers nie? O fok, hier kom kak – 'Is er geen geld voor de arbeiders? Oh fuck, daar komt gedonder van'
Ag kak, man. Jy praat bog, en ek gaan nie meer hierna luister nie! – 'Ach, wat een onzin. Je loopt te kletsen en ik ga hier niet meer naar luisteren.'
Ek drink graag bier en ja, ek weet dis kak vir my kurwes – 'Ik drink graag bier en ja, ik weet dat dat klote is voor mijn rondingen'
|
kalant – zn |
sluwe vent, schelm |
kalklig – zn |
flitslicht, voetlicht Vgl. Eng. limelight |
kamas (mv. kamaste) – zn |
beenkap (gedragen om de kuit tijdens het paardrijden) |
kambro – zn |
verzamelnaam voor enkele soorten rankende planten uit de maagdenpalmfamilie Apocynaceae met groene, welriekende bloemetjes en grote, langwerpige, eetbare knollen ('kos') die melksap afgeven (Fockea spp.): ook kammaro genoemd
Vgl. 'bergbaroe', 'bergkambro', 'bobbejaankambro', 'kos', 'slangkambro'
|
kameelperd – zn |
giraffe |
kameelpootboom – zn |
volksnaam voor Bauhinia galpinii, B. natalensis en verwanten: vlinderbloemige boompjes en struiken met tweelobbige, hart- / kameelhoefvormige blaren
(Fabaceae) |
kamma, kamtig, kamta, kamma-kamma, kammakastig, kammalielies – bn en bw
|
zogenaamd, alsof, voorgewend, schijnbaar Drink jy alweer daai kamtige appelsap? Ek dink dis is suiwer sjerrie, dié – 'Ben je nu alweer die zogenaamde appelsap aan het drinken? Volgens mij is dat pure sherry' Kom ons speel dokter-dokter: ek is kamma-kamma die dokter en jy is die pasiënt – 'Laten we doktertje spelen: ik ben zogenaamd de dokter en jij de patiënt'.
Vgl. 'kwansuis' |
kameelperd – zn |
giraffe |
kamp: gaan kamp – ww |
kamperen |
kampong – bn |
arbeidersbehuizing; woonplek van een aantal zwarte gezinnen
Vgl. 'stat'
|
kankerbossie – zn |
vlinderbloemig struikje (bossie) met rode bloemen (Sutherlandia frutescens) |
kannetjies – zn |
enkele soorten rankende plantjes met rode of roze, wasachtige bloemetjes (Microlomia, fam. Apocynaceae) |
kanniedood – zn |
verzamelnaam voor soorten van het geslacht Commiphora: immergroene bomen met veelgelobd blad, groeiend in droge delen van Zuid-Afrika, die zeer makkelijk gestekt kunnen worden
Opm.: soms wordt 'kanniedood' gebruikt om te verwijzen naar naar kleine, geharde aloësoorten. |
kanselleer – ww |
schrappen, annuleren |
kansvatter – zn |
opportunist |
kant: se kant – vz |
rond de klok van, rond, omstreeks So van agt uur se kant af begin dit reën – 'Rond achten begint het te regenen' |
kantgordyne – zn |
vitrage Vgl. Eng. lace curtains |
kaperjol – zn |
bokkensprong, capriool |
kapok – zn |
boomwol, bedvulling, pluis van het kapokbossie (Eriocephalus africanus); zware, vlokkerige sneeuw Opm.: kapok in de betekenis van 'vlokkerige sneeuw' komt uit het vroegere Maleise oedjan
kapok; eig. 'kapokregen'. |
kapok – ww |
dikke vlokken sneeuwen |
kapokaartappels – zn |
aardappelpuree |
kapokbossie – zn |
Afrikaanse rozemarijn (Eriocephalus africanus) Opm.:
kapokbossie is een struikachtig vetplantje van de familie der samengesteldbloemigen (Asteraceae) en dus geen lipbloemige (Lamiaceae), zoals de eigenlijke rozemarijn. De zaadjes van het kapokbossie verspreiden zich als pluisjes door de lucht. Deze pluisjes worden gebruikt voor kapok (zie ald.).
|
kappertjie – zn |
Oost-Indische kers (Tropaeolum majus) Opm.: niet te verwarren met het Nl. 'kappertje' – het ingelegde bijgerecht. Zie daarvoor hieronder 'kappertjiesaad' |
kappertjiesaad – zn |
kappertjes (bijgerecht van ingelegde bloemkmopjes van Capparis spinosa) Vgl. 'kappertjie' |
kappie – zn |
kapje; muts, hul (vrouwelijke hoofdbedekking); dakje (leesteken accent circonflexe: ^) Vgl. 'kappiekommando', 'moederkappie' |
kappieteken – zn |
dakje (leesteken accent circonflexe: ^) Vgl. 'kappie' |
kappiekommando – zn |
burgerleger van Boerenvrouwen tijdens Boerenoorlog (1899-1902) (genoemd naar hun klederdracht); (overdr.) militante uit Afrikanervrouwen bestaande eenheid c.q. actiegroep Vgl. 'kappie', 'moederkappie' |
Kappiekommando – zn |
rechtse Afrikaner-vrouwenorganisatie uit de jaren zeventig en tachtig van de twintigste eeuw
|
kapsie – zn |
bezwaar kapsie maak – 'bezwaar
maken' |
kar – zn |
(gemeenz.) auto |
karavaan – zn |
caravan
Vgl. 'woonwa' |
karee – zn |
inheemse boom met wilgachtige bladeren (Searsia lancea) |
karfoefel – ww |
flikflooien, vrijen, betasten, erotisch aanraken Vgl. 'druk,
drukkie' en 'karnuffel' |
karkatjie – zn |
strontje (in oog) (Hordeolum externum) Plaats klemtoon op -kat-) |
karkei – zn |
vetplant met kenmerkende, zeer dikke stammen (caudex) en harige, langwerpige, dikke blaren
(Cotyledon cacalioides, syn. Tylecodon acalioides) |
karmenaadjie – zn |
verse vleeswaren van pas geslacht dier die ter viering van de slachtdag in een pakketje naar buren en familie gestuurd worden
Opm.: het gaat hier om een oud gebruik dat in de Nederlanden vergelijkbaar is met de worstenavond en het slachtmaal, waar
buren en familie in de avond na de slacht uitgenodigd en getrakteerd worden op verse worsten en andere vleeswaren. Het vertoont sterkere overeenkomsten met het jaargebruik van de pomana porcului in Roemenië, waar de heer des huizes ter ere van de slachtdag in december pakketjes vlees, worsten en kaantjes bij buren en familie komt of laat brengen.
Vgl. 'tjops'
|
karnuffel – ww |
aanvlijen, zich uit genegenheid tegen iem. aandrukken Vgl. 'druk,
drukkie' en 'karfoefel' |
Karoo – zn |
droog gebied in de Kaapprovincie (soms uitgespr. als 'Kroeë') |
karoodoring – zn |
mimosa- / acaciasoort met enorme doorns die de aride gebieden in de Kaapprovincies als biotoop heeft (met name Vachellia karroo
/ Acacia karroo) |
karoodroog – bn |
erg droog |
karos – zn |
dikke deken uit dierenhuiden gemaakt Opm.: werd door de
oorspronkelijke bewoners gedragen, maar fungeert nu decoratief als wand- of
vloerkleedje. |
karp – zn |
karper (Cyprinus carpio) |
karring – ww |
karnen; schudden; uitvragen, hinderlijk blijven vragen; (gemeenz.) zich aftrekken, onanie plegen Vgl. 'draad
trek' |
karringmelk – zn |
karnemelk |
karwei – zn |
karwei, vervelende klus, hele klus; vervoer, transport De tweede betekenis, 'vervoer', 'transport', is wsch. het gevolg van volksetym. uit Eng. carry |
karwei – ww |
goederen vervoeren; sjouwen Wsch. volksetym. gevormd uit Eng. to carry |
karweier – zn |
vervoersmaatschappij Wsch. volksetym. gevormd uit Eng. carrier |
kasaterwater – zn |
slappe thee of koffie: 'slootwater', 'slappe bak' |
kasjoeneut – zn |
cashewnoot (Anacardium occidentale) |
kaskenade – zn |
kwajongensstreek |
kastaiing – zn |
'kastanje', eig. 'Kaapse kastaiing': geen kastanje, maar inheemse boom, uit de citrusfamilie, die enige gelijkenis met de Europese wilde- en paardekastanje vertoont (Calodendrum capensis) |
kastig – bn; bw |
zogenaamd Vgl. 'kamma' |
kastrol – zn |
kasserol: soort kookpot |
katdoring – zn |
Zuid-Afrikaanse acaciaboom met doorns (Acacia caffra) |
katel – zn |
lattenbodem (v. bed) |
katelknaap, katelknapie – zn |
jongen op wie een oudere vrouw verliefd wordt, "toyboy" |
katjiepiering – zn |
gardenia (Gardenia jasminoides) < Maleis 'kacapiring' |
katkisasie – zn |
catechisatie Op Sondae word om vier uur katkisasie
aangebied |
|
katkop – ww |
snack bestaande uit uitgehold witbrood gevuld met veel knoflook en feta of mozzarella Vgl. 'bunny chow', 'gatsby' |
katools – bn |
erg lichtzinnig, lijp, gestoord, erg flauw; seksueel opgewonden
gedrag vertonend Opm.: dit woord is uit antipathie jegens
het katholicisme ontstaan uit het woord katholiek!
Vgl. 'verspot', 'mallerig', 'jags', 'geil' |
katstert – zn |
staart v.e. kat; benaming voor diverse planten met lange bloeiaren (Bulbine, Bulbinella); benaming voor aspergesoort met lange gepluimde takken (sierasperge / hangasperge Asparagus densiflorus) |
katswink – bn |
in katzwijm, bewusteloos, knock-out |
kattebak – zn |
kofferruimte of achterbak in auto |
kattebasaar – zn |
kattengejank van veel katten (vooral 's nachts) |
keelaf sny – ww |
(iem. / zich) de keel doorsnijden Hy het homself met 'n
skeermeslemmetjie keelaf gesny – 'Hij heeft zich de keel doorgesneden met een scheermesje' |
keer – ww |
keren, in een andere richting brengen; tegenhouden, stoppen |
kekkel – ww |
kakelen |
kekkelbek – zn |
iem. die veel praat of roddelt |
ken – zn |
kin |
kenner – zn |
expert |
kennetjie – zn |
kinderspelletje op straat, met stokjes en touwtjes |
kennisgewing – zn |
advertentie; kennisgeving Afr. advertensie betekent in het Nl. 'reclame'.
Vgl. 'advertensie' |
kens – bn |
spreektaalvorm van kinds, met dezelfde betekenis als Nl. 'kinds' (seniel, zwakzinnig, dwaas, enz.) |
kere: te kere gaan – uitdr. |
te keer gaan |
kêrel – zn |
kerel, vriend (als in 'minnaar', geliefde) Hy's nie my broer nie, hy's my kêrel – 'Hij is niet mijn broer, hij is mijn vriend' |
kerklos – bn |
niet (meer) kerkgaand |
kerkverskrik – bn |
kerkbevreesd, bang voor de kerk; afkeer van de kerk hebbend |
kermis – zn |
braderie, bazaar, jaarmarkt |
kers – zn |
kaars |
Kers- – woordd. |
Kerst- |
Kersfees – zn |
Kerstmis
Opm.: zeg dus niet 'Kersmis' maar 'Kersfees'
Vgl. 'Krismis'
|
kersie – zn |
kers
kersieboom – 'kersenboom' (Prunus avium) |
Kersvader – zn |
Kerstman |
kês – zn |
gestremde melk (zoals het wel gebeurt in heel hete koffie); geschifte / bedorven melk
Die melk het kês geword – 'De melk is gaan schiften' / 'De melk is niet goed meer' Opm.: dit woord komt uit de Zuid-Hollandse dialecten: vgl. Katwijks 'kaes' i.p.v. Standaardnl. 'kaas'. |
kês: (iemand) kês gee – uitdr. |
iem. op zijn nummer zetten Vgl. 'raas gee' |
kettie – zn |
katapult, schietlap
Vgl. 'kettieskiet', 'kleilat' |
kettieskiet – ww |
katapultschieten, schietlapschieten
Vgl. 'kettie', 'kleilatgooi, kleilatskiet'
|
ketting – zn |
ketting; keten |
keurspel – zn |
medley |
kief (mv. kiewe) – zn |
kieuw (mv. kieuwen) |
kielie – ww |
kietelen |
kiep – zn |
roepwoord voor kippen (Kiep-kiep-kiep!) |
kiepersol – zn |
zeer wijdverbreide boom die palmachtig groeit met vertakkingen en een
bolvormige kruin vormt (Cussonia spicata, e.a.): verwant aan de schefflera (vingerplant), fatsia en
hedera (klimop) |
kiepkoepel – zn |
koepelvormige verplaatsbare kippenren |
kierie – zn |
(wandel)stok, staf; knuppel
Omdat Jakob geglo het, het hy op sy sterfbed albei die seuns van Josef geseën en tot God gebid terwyl hy op die knop van sy kierie leun. – 'Door het geloof heeft Jakob, stervende, een iegelijk der zonen van Jozef gezegend, en heeft aangebeden, leunende op het opperste van zijn staf.' (Hebreeën 11:21)
Vgl. 'knopkierie'
|
kies (mv. kieste) – zn |
wangholte
Vgl. 'maaltand'
|
kietsie – zn |
poes; roepnaam voor kat Vgl. 'siebie', 'poes' |
kieu (mv. kieue, kuwe) – zn |
kieuw (mv. kieuwen) |
kiewiet – zn |
verzamelnaam voor plevieren (fam. Charadriidae, genera Pluvialis en Charadrius) |
kikoejoe – zn |
sterk, populair gazongras geschikt voor ZA, herkenbaar aan zijn lange, dikke uitlopers (Pennisetum clandestinum) |
kinkel – zn |
kink, lus; buiging; interessante wending, slimme denkwijze Daar is 'n kinkel in die kabel – 'Er zit een kink in de kabel'
Daar is 'n kinkel in die storie – 'Er zit een interessante wending in dit verhaal' |
kisklere – zn |
zondagse kleren (ouderwets begrip; de kisklere zaten in de voorkist, onder de bok van de ossenwagen) |
kitaar / ghitaar – zn |
gitaar |
kits – zn
kits- (in samenst.) |
een mum van tijd; (in samenstelling) instant-, snel bereid kitsnoedels – 'instantnoedels' kitsgemmerbier –
'instantgemberbier/-ginger ale' (snel zelf klaar te
maken) |
kitsbank – zn |
geldautomaat |
kitsgras – zn |
kant-en-klare graszoden |
kitskoffie – zn |
oploskoffie Opm.: thuis drinkt de Zuid-Afrikaan veel vaker oploskoffie dan Vlamingen en Nederlanders dat doen. Gefilterde koffie noemt hij dan ook
filterkoffie of geperkoleerde koffie, maar die drinkt hij meestal
buiten de deur, in koffiebars of restaurants. Dit breng met zich mee dat
er in Zuid-Afrika met koffie dus vaak oploskoffie bedoeld wordt.
Dikwijls drinkt men de koffie slapper dan in Nederland, soms nog romiger
gemaakt met chichorei. Koffie met chichorei is poederachtig en koffie
zonder chichorei is meestal korrelig. Bekende oploskoffiemerken met chichorei
zijn Koffiehuis en Ricoffy. Nescafé, zonder chichorei, geldt er als de luxere oploskoffievariant. Vgl. 'sigorei'
en 'moerkoffie'. |
kitskos – zn |
kant-en-klaar-eten, opwarmmaaltijd |
kitsskare – zn |
flashmob, flitsmenigte |
kla – ww |
klagen Uitdr.: Ek kan nie kla nie – 'Ik kan niet klagen'. Dit is een standaardantwoord op de vraag Hoe gaan dit (met jou)? |
Klaas Vakie – zn |
Klaas Vaak |
klaasneus – zn |
verzamelnaam voor springspitsmuissoorten (Macroscelididae), zoals de slurfhondjes (Rhynchocyon spp.) |
klagte (mv. klagtes) – zn |
klacht (mv. klachten) |
klank – zn |
geluid, klank Opm.: in de wereld van muziek, geluidstechniek, akoestiek en fonetiek geeft het Afrikaans de voorkeur aan klank boven geluid:
Die klank lek heeltyd uit omdat ons ateljee nie dig verseël is nie – 'Onze studio lekt de hele tijd geluid omdat hij niet goed afgesloten is'.
Ek het netnou die klank van 'n hadeda opgeneem – 'Ik heb zojuist het geluid van een hadada-ibis opgenomen'.
Vgl. 'oorklank'
|
klankie – zn |
geluidje; vies geurtje, vies luchtje; slecht sfeertje
Elke keer wat ek 'n Netflix-rolprent kyk ervaar ek onwillekeurig 'n klankie van wokeness – 'Iedere keer als ik een Netflix-film kijk ervaar ik onwillekeurig een sfeertje van wokeness'.
Ons weet nou wat die klankie in die tuin veroorsaak het: ons het 'n werpsel muishonde in die oumawoonstel gekry! – 'We weten nu wat de oorzaak van het vieze luchtje in de tuin was: we hebben een nest bunzingen in het bijhuisje ontdekt!'
|
klap – ww |
slaan (in het gezicht, op huid)
Hou op of ek gaan jou klap! – 'Houd op of ik heef je een klap!' Vgl. Eng. slap
(onoverg.) (dicht)slaan (van deuren)
Ek hoor die deure klap – 'Ik hoor de deuren (dicht)slaan'
(overg.) slaan met
My bure klap selfs snags die deure – 'Mijn buren slaan zelfs 's nachts met de deuren' Vgl. Eng. slam
|
klapper – zn |
kokosnoot, kokos- Uit Maleis
'kelapa' |
klapperroom – zn |
kokoscrème |
klasdraf ww |
college lopen |
klasdrafsak – zn |
studieboekenrugzak |
klaskamer – zn |
schoollokaal, klaslokaal; collegezaal |
klavier – zn |
piano |
klawerbord – zn |
keyboard |
klawersuring, varksuring – zn |
knikkende klaverzuring (Oxalis pes-caprae) |
kleefband – zn |
plakband |
kleefbroek – zn |
legging |
kleilat – zn |
oud (kinder)spel waarbij men een stuk klei of modder, geplakt op het uiteinde van een dunne, buigbare lat, met een snelle gooibeweging op iets of iemand afvuurt
Vgl. 'kettie', kettieskiet, 'kleilatgooi, kleilatskiet'
|
kleilatskiet, kleilatgooi – ww |
het afschieten van klei of modder met een kleilat (zie hierboven);
(overdr.) moddergooien, met modder gooien, beschimpen
Vgl. 'kettieskiet', 'kleilat'
|
kleinneef – zn |
achterneef |
kleinniggie – zn |
achternichtje |
kleinspan – zn |
kleuters |
kleintongetjie – zn |
huig (uvula) |
klerasie – zn |
bedrijfskleding, gelegenheidskleding
Vgl. 'stoffasie'
|
kletsrym – ww |
rappen |
kletsrymer – zn |
rapper |
Kleurling – zn |
(hist.) oude benaming voor Bruinmens
Opm.: het gaat hier om de 4.6 miljoen veelal Afrikaanstalige mensen van gemengde Europese, zwarte en Khoisan-herkomst.
De Afrikaanse benaming Kleurling geldt hedentendage als een herinnering aan de Apartheid en men geeft de voorkeur aan de term Bruin, Bruinmens.
Zie bij 'Bruinmens, Bruine'
|
klêza – ww |
melk rechtstreeks uit de koeienspeen drinken Vgl. 'tjoggem' |
klip – zn |
steen(tje) (Zie voor uitleg van het verschil tussen de
Afrikaanse woorden steen en klip bij
'steen'.) |
klipdagga – zn |
grote oranje bloeiende lipbloemige uit Zuid-Afrika met verdovende
werking als de stekelige, uitgebloeide bloemhoofdjes gerookt worden of er
thee van getrokken wordt. Geen dagga (Cannabis sativa) maar doet eerder aan een enorme dovenetel denken die twee meter hoog kan worden. (Leonotis nepetifolia) Vgl. 'dagga', 'wildedagga'
|
klipperig – bn |
steenachtig, rotsachtig |
klisklawer – zn |
ruige rupsklaver (Medicago polymorpha) |
klits – ww |
klutsen, mixen |
klitser – zn |
mixer |
klokkie – zn |
(voordeur/fiets)bel Sy het die klokkie by die hek gedruk – 'Zij drukte op de bel bij het hek' |
klomp – zn |
groep, hoeveelheid, zooi Ons gaan vanaand jol met 'n klomp
ouens – 'Wij gaan vanavond feesten met een groep
jongens' |
klompie – zn |
kleine hoeveelheid |
klong – zn |
jong 'kleurling'-jongetje (< kleurjong) |
klonkie – zn |
ventje |
klop – ww |
kloppen, verslaan (= winnen) |
kloutjie – zn |
hoefnageltje, hoefje; levend steentje (vetplant van het geslacht Lithops) |
knater (mv. knaters) – zn |
(gemeenz.) teelbal (mv. teelballen), kloten
Vgl. 'ballas'
|
knelter, kniehalter – ww |
kniehalteren; iem. of iets in zijn bewegingsvrijheid
beperken, iem. dwarszitten, tegenhouden Die Amerikaanse
sokkerspan was nogal gekniehalter deur die Spanjaarde se oorentoesiastiese
aanvalle – 'Het Amerikaanse voetbalteam werd erg dwarsgezeten door de
overenthousiaste aanvallen van de Spanjaarden' |
kners – ww |
knarsen |
kniediepvoordag – bw |
in alle vroegte; bij het krieken van de dag |
knippie – zn |
snufje 'n Knippie sout – 'Een snufje zout'
|
knolsuring – zn |
soort klaverzuring (Oxalis dentata en O. livida) |
knopkierie – zn |
(wandel)stok (kierie) met grote knop Vgl. 'kierie'
|
knuppeldik – bn |
intensivering van dik: vuistdik |
knuppelnoors – zn |
hoog uitgroeiende, smalle, ongestekelde wolfsmelksoort met wit melksap uit het ruigteveld (zie ald.) in de Oost-Kaap (Euphorbia clava)
Vgl. 'soetnoors', 'suurnoors', 'tepelnoors', 'voetangel'
|
koeël – zn |
kogel |
koei – zn |
vrouwelijke koe Opm.: het rund, de soortnaam voor de koe (Bos primigenius taurus)
is in het Afrikaans 'bees'. |
koejawel – zn |
guave (tropische vrucht) |
koek – zn |
koek, cake; gebak, taart sjokoladekoek – 'chocoladetaart'
vrugtekoek – 'vruchtentaart'
Opm.: dit is niet hetzelfde als tert (zie ald.)
Vgl. 'tert' |
koek – zn |
(gemeenz.) vrouwelijk geslachtsorgaan
|
koek – tw |
(gemeenz.) oeps, oei, verdorie Oh koek, ek het hom laat val! – 'Oh
jee / oei, ik heb het laten vallen!' |
koekemakranka – zn |
Zuid-Afrikaans bolgewasje (van de amaryllisfamilie) dat zich kenmerkt door één, lekker ruikend, bloemetje (Gethyllis afra e.a.) |
koekie – zn |
conservatief meisje |
koekie seep – zn |
stuk zeep
Met 'n koekie Sunlight seep
O, die koekie Sunlight seep
Ja, Gharries se mense dra
Mos 'n wit broek deur die week
– Worsie Visser, Boesmanland (1993)
|
koekmeel – zn |
meel |
koeksister, koeksuster – zn |
gevlochten vetkoek, doordrenkt in lichte suikerstroop |
koeksoda – zn |
natriumbicarbonaat (natrium-waterstofcarbonaat) |
koeldrank – zn |
frisdrank Opm.: ook in het Zuid-Afrikaans Engels zegt men dit: cooldrink. In andere variëteiten van het Engels zegt men echter
soft drink of soda. 'Koeldrank' is dus een typisch Zuid-Afrikaanse term. |
koelie – zn |
(rac.) Indiër |
koeliekoekie – zn |
(rac., scherts.) driehoekige koeliekoekie – 'samosa' |
koelietaal – zn |
(rac.) Indiase taal gesproken door Indiërs in Z.A.; koeterwaals |
koeliewinkel – zn |
(rac.) winkel gedreven door Indiërs |
koelkop – bn |
kalm, onverstoord |
koer – ww |
koeren (v.e. duif); verliefde geluidjes maken |
koerant – zn |
krant, gazet |
koes ww |
wegbukken, bukkend ineenduiken om niet geraakt te worden Moenie koes nie! Ek is ongevaarlik. – 'Je hoeft niet weg te duiken! Ik ben ongevaarlijk.' |
koevert – zn |
envelop(pe) |
koevertlêer – zn |
enveloptas (doorzichtige map met klittenbandsluiting) |
koggel – ww |
plagen door iem. na te apen. Vgl. 'nadoen'
en 'na-aap' |
koggelmander – zn |
soort agame (hagedissoort) met felblauwe kop (Acanthocercus atricollis) |
kokerboom – zn |
reusachtige aloësoort uit Richtersveld-streek waar de inheemse KhoiSan-bevolking pijlkokers van maakt (Aloe dichotoma) |
kokkedoor – zn |
hotemetoot, bobo (persoon met aanzien die het mikpunt van spot is wegens zijn grootdoenerige gedrag) |
kokkerot – zn |
kakkerlak |
kokketiel – zn |
valkparkiet (Nymphicus hollandicus) |
kokkewiet – zn |
vogelsoort (klauwierachtige, Telophorus zeylonus) Ook bekend als 'bokmakierie'; (zie ald.) |
kol – zn |
roos (middelpunt van schietschijf); stip, ronde vlek; kol (op paardenhoofd);
stukje land Uitdr.: Reg in die kol! – 'Precies in de roos!', 'Juist!', 'Helemaal goed!'
Vgl. 'merk' en 'kolskoot' |
kolf – zn |
slaghout (zoals bij cricket) Vgl.
'mieliestronk' |
kolfbeurt – zn |
slagbeurt: de tijd waarin een cricketploeg mag slaan |
kolgans – zn |
nijlgans, vosgans (Alopochen aegyptiaca) Vgl. 'blesgans' |
koljander – zn |
koriander (Coriandrum sativum) Uitdr.: Dit is vinkel en koljander
– 'Dat is een en hetzelfde' / 'Dat is één pot nat' |
kollig – zn |
schijnwerper, voetlicht (leenvertaling van Eng. 'spotlight') |
kolskoot – zn |
schot in de roos, voltreffer; (fig.) rake opmerking, sterk argument |
kolstert – zn |
zeebrasemsoort met zwarte, ronde vlek op staart (ook wel dassie genoemd) (Diplodus sargus) |
kolwyntjie – zn |
cupcake |
kolwyntjiepan – zn |
bakplaat voor cupcakes |
kombers – zn |
deken
Uitspr.: 'kombêrs'
|
kombuis – zn |
keuken |
kombuistee – zn |
feestje voor a.s. bruid |
kommer – zn |
zorgen, zorg Opm.: in het Afr. heeft kommer enkel betrekking op 'het gevoel dat er iets onaangenaams zou kunnen gebeuren'. De andere betekenis van Nl. 'zorg', 'de hulp of aandacht die een behoeftige persoon nodig heeft', wordt in het Afr. met sorg uitgedrukt. Bijvoorbeeld:
armesorg – 'armenzorg' vs. kommer oor die toekoms – 'zorgen om de toekomst'
Vgl. 'sorg' en 'kommerwekkend' |
kommerwekkend – bn |
zorgwekkend |
kompakskyf – zn |
compact disc |
kondensmelk – zn |
gecondenseerde melk |
konfyt – zn |
jam (dus niet konfijt)
Vgl. 'jêm'
|
konka – zn |
(olie)drom |
konkoksie – zn |
brouwsel |
konsert – zn |
muziekuitvoering, toneeluitvoering, concert |
konsertina – zn |
concertina (kleine trekharmonica; heel populair bij boeremusiek) Vgl. 'trekklavier' |
konsertinabos – zn |
Type inheemse vetplant die op een concertina lijkt (Crassula
marnieriana en C. hottentotta) |
kont – zn |
(gemeenz.) vrouwelijk geslachtsorgaan, kut (dus niet het achterwerk!)
Opm. 1: Nl. 'kont' kan in het Afrikaans het beste
met gat uitgedrukt worden.
Opm. 2: In ouder Nl. had 'kont' dezelfde betekenis als het Afrikaans.
Vgl. 'agterent', 'agterste', 'agterstewe', 'boude', 'doos', 'poes' |
kontrapsie – zn |
in elkaar geflanst maaksel, brouwsel |
kooi – zn |
(ietwat grof) bed, 'nest'; (scheeps)kooi. Nou, snuiter kooi
toe! – 'Nou knul, ga naar je nest!' |
koorsboom – zn |
acaciasoort uit zuidelijk Afrika met doornen en geveerd blad. De boom kan zeer groot worden (Acacia xanthophloea) |
koorspen – zn |
koortsthermometer |
kop – zn |
hoofd Opm.: kop is het gebruikelijke
woord voor het Nl. 'hoofd'. Het Afr. 'hoof' betekent ook 'hoofd', maar vooral in overdrachtelijke zin (zie ald.). Niettemin wordt kop ook in figuurlijkere zin gebrukt, zoals in die kop van die tafel – 'het hoofd van de tafel'
Vgl. 'hoof' |
kop uittrek – ww |
terugkrabbelen |
kophou – ww |
het hoofd koelhouden |
kopkrap – ww |
hoofdbrekens hebben |
kopkool – zn |
kool (rode of witte) |
koppelaar – zn |
koppeling (autotechniek) |
koppie – zn |
kop(-je); rond, solitair heuveltje; kopje
(inhoudsmaat) Opm.: dus enkel als verkleinwoord.
|
kopseer – zn |
hoofdpijn (ook 'hoofpyn') |
kopskuif – zn |
omslag in denken, denkomslag, mindshift Ook: 'gedagteskuif' (zie ald.) |
kopvel – zn |
hoofdhuid |
koraalboom – zn |
in KwaZulu-Natal inheemse, bladverliezende vlinderbloemige boom (fam. Fabaceae) met koraalrode buisvormige bloemen, drietallige bladeren en doornen. Het is een winterbloeier (Erythrina lysistemon). Vgl.: 'kuskoraalboom' |
korhaan – zn |
groepsnaam voor verscheidene soorten trappen (familie Otidae)
Deze groep vogels, in het Afr. ook bekend als wildepoue, maakt noch deel uit van de ruigpoothoenders (korhanen), noch van de hoenderachtigen (pauwen). De familie is eerder verwant aan de kraanvogels en rallen (orde Gruiformes), en kent zuidelijk Afrikaanse soorten als de gompou, NL 'koritrap' (Ardeotis kori); de veldpou, NL 'Denhams trap' (Neotis denhami); en de vaalkorhaan, NL 'zwartkintrap' (Eupodotis vigorsii).
|
koring – zn |
koren (graan) |
korrelkop – zn |
brompot, mopperaar |
korswel – zn; ww |
(zn) grap, scherts; (ww) grapjes maken, schertsen < Du. Kurzweil |
kort – ww |
tekort komen, ontbreken, nodig hebben, ontberen Dié astrante kind kort 'n skop op sy gat – Dat brutale kind heeft een schop onder zijn kont nodig.
Ons kort nog een vrywilliger vir die bazaar – 'We komen nog een vrijwilliger tekort voor de kerkbazaar' |
kortliks – bw |
kort, in het kort Ek sal die onderwerp vanaand net
kortliks bespreek – 'Ik zal het onderwerp vanavond alleen maar kort
bespreken' |
kortvat – ww |
streng behandelen, de kop in drukken |
kos – zn |
eten, voedsel; eetbare knol van bepaalde rankende plantensoorten (uit de maagdenpalmfamilie, zoals Fockea edulis en Raphionacme zeyheri); verzamelnaam voor wilde planten waar vee van leeft (uit maagdenpalmfamilie of wolfsmelkfamilie zoals jakkalskos, bobbejaankos, skilpadkos, eselkos, eselskos) Opm.: kos is 'eten' in de
betekenis van 'voedsel' en niet van 'maaltijd'. Zie daarvoor
'ete'. |
kos – ww |
kosten |
koshuis – zn |
tehuis voor schoolgaande kinderen |
kosmaak – ww |
koken (eten bereiden) |
kosmos |
heelal, kosmos; cosmos: welig bloeiende, vaak in noordwest-Zuid-Afrika en
Namibië aangetroffen samengesteldbloemige (Cosmos bipinnatus) |
kospakkie – zn |
voedselpakket |
kosstalletjie – zn |
eetkraam |
kostekerwer – zn |
kostenbesparend artikel |
kostuum – zn |
historisch kostuum; deftig damesmantelpak Opm.: In de omgangstaal kent men het aan het Engels
ontleende woord costume dat als 'kostjum' wordt uitgesproken. Dit
betekent echter 'badpak' |
kotelet – zn |
speklap |
kothuis – zn |
bijhuisje: een meestal uit een verdieping bestaand optrekje op het erf van een grotere woning.
Opm.: volgens het Handwoordeboek van die Afrikaanse Taal (HAT) zou dit
woord aan het Eng. cottage ontleend kunnen zijn. Echter, verwantschap met Nl. kot, dat 'studentenkamer' en 'armoedig huisje' betekent, is ook als herkomst te overwegen.
|
kou – zn |
vogelkooi Opm.: kou als enkelwoord raakt in onbruik. Vogelkooien worden thans eerder hok of voëlhok genoemd dan kou. |
koue – zn |
kou(de) |
kouvoël – zn |
kooivogel; roofarend (Aquila rapex) |
kraakdeftig – bn |
intensivering van deftig: zeer deftig, supergeaffecteerd |
kraal – zn |
kraal, omheining waarbinnen vee gehouden wordt; inheems Afrikaans dorp |
kraamrok – zn |
positiejurk |
kraffie – zn |
karaf |
krag – zn |
stroom (elektriciteit); kracht, sterkte |
kragaanleg – zn |
elektriciteitscentrale |
kragonderbreking – zn |
stroomstoring Vgl. 'beurtkrag' |
kragopwekking – zn |
stroomopwekking, elektriciteitsopwekking |
kragprop – zn |
stekker Vgl. Eng. power plug |
kragsentrale – zn |
elektriciteitscentrale |
kragstasie – zn |
elektriciteitscentrale |
kragvoorsiening – zn |
elektriciteitsvoorziening |
kragvoorsieningsnetwerk – zn |
stroomnetwerk, laagspanningsnetwerk |
kramdrukker – zn |
nietmachine Vgl. 'krammasjien' |
krammasjien – zn |
nietmachine Vgl. 'kramdrukker' |
krammetjie – zn |
nietje |
krans – zn |
steile rotskruin op top van berg |
kransaasvoël – zn |
Kaapse gier (Gyps coprotheres) |
kreef (mv. krewe) – zn |
kreeft (mv. kreeften) |
kremetart – zn |
baobab (Adansonia spp.) |
kreukelvry – bn |
kreukvrij |
krewel – zn |
steurgarnaal, gamba ('prawn') (vaak Penaeus monodon) |
kriek – zn |
krekel |
krieket – zn |
cricket |
kringtelevisie – zn |
closed-circuit television (CCTV); beveiligingscamera's |
kringtelevisiebeeldmateriaal – zn |
beveiligingsbeelden |
krimpvark(-ie) – zn |
egel
Vgl. 'ystervark' |
Krismis – zn |
(gemeenz.) Kerstmis
Vgl. 'Kersfees'
|
krismisroos – zn |
hortensia, grote hortensia, boerenhortensia (Hydrangea macrophylla)
Vgl. 'litroos'
|
kroeg – zn |
bar
Vgl. 'kafee' |
kroonrat – zn |
kroontandwiel
Vgl. 'rat' |
kruie – zn |
kruiden (in het Afr. alleen in mv. bestaand) |
kruie – ww |
kruiden |
kruienaeltjie, naeltjie – zn |
kruidnagel |
kruisement – zn |
kruizemunt |
krummel – zn |
kruimel |
krummeltert – zn |
soort korstgebak met kruimel- en (vaak) vruchtenvulling: soort kruimelvlaai Vgl. 'tert'
kry – ww |
krijgen; halen, afhalen; vinden, tegenkomen
krijgen: Ek het 'n vlieër vir my verjaardag gekry – 'Ik heb een vlieger voor mijn verjaardag gekregen'
halen, afhalen: Die kos is gereed. Kom kry! – 'Het eten is klaar. Kom maar halen!'
vinden, aantreffen:
Die gesteelde motors is in 'n garage in Cradock gekry – 'De gestolen auto's zijn in een garage in Cradock aangetroffen'
vinden, tegenkomen: Die volgende dag het Jesus besluit om na Galilea toe te gaan. Hy kry toe vir Filippus en sê vir hom: 'Volg My!' – 'Des anderen
daags wilde Jezus heengaan naar Galilea, en vond Filippus, en zeide tot hem: Volg Mij.' (Joh. 1:44)
|
kuier – ww |
bezoeken, op bezoek komen; logeren
Ek hoop ek kan met jou verjaardag vir jou kom kuier – 'Ik hoop dat ik voor jouw verjaardag bij je op bezoek kan komen'
|
kuiergaste – zn |
gasten; logé's |
kuiermense – zn |
gasten; logé's |
kuierplek – zn |
vakantieplekje |
kul – ww |
foppen |
kunstande – zn |
kunstgebit |
kunstenaar – zn |
artiest, kunstenaar By die North Sea Jazz Festival
tree kunstenaars soos Joe Zawinul, Herbie Hancock, Joss Stone en Hugh
Masakela op – 'Op het North Sea Jazz Festival treden er artiesten op als Joe Zawinul, Herbie Hancock, Joss Stone en Hugh Masakela'
Vgl. 'arties'. |
kurwe – zn |
ronding, vrouwelijke ronding Hierdie boerekos is goed vir my kurwes – 'Dit boereneten is goed voor mijn rondingen' |
kuskoraalboom – zn |
aan de Z.A. zuidoostkust inheemse, grote bladverliezende vlinderbloemige boom (fam. Fabaceae) met in de lente verschijnende koraalrode buisvormige bloemen, drietallige bladeren en doornen (Erythrina caffra). Soms ook kafferboom genoemd. Vgl. 'koraalboom' |
kussing – zn |
kussen |
kuwe – zn |
mv. van kieu (zie ald.) |
kwaad |
kwaad Vgl. 'kwaai', 'vies',
'boos'. |
kwaai – bn; bw |
slecht, erg, fel Dit hael kwaai vandag – 'Vandaag
hagelt het hard'
Ek vererg my nou kwaai – 'Ik zit me ontzettend te
ergeren' Vgl. 'kwaad, 'boos',
'vies' |
kwagga – zn |
zebra |
kwansuis – bw |
quasi; zogenaamd My seun het vanoggend kwansuis skool
toe gegaan, maar ek weet dat hy stokkiesdraai – 'Mijn zoon ging
vanochtend zogenaamd naar school, maar ik weet dat hij spijbelt'
In
Brussel kan die mense kwansuis nie Nederlands praat nie; wel, dis bog –
'In Brussel doen de mensen alsof ze geen Nederlands kunnen praten; nou,
dat is dus onzin' Vgl. 'kamma' |
kwas – zn |
kwast; (gemeenz.) vrouwelijk geslachtsorgaan |
kweek, kweekgras – zn |
handjesgras: hardnekkig maar fijn Afrikaans gras (Cynodon dactylon) |
kwêla – ww |
mee gaan dansen; Afrikaanse muziekstijl van herhaaldelijke volkswijsjes, pakkend ritme vaak opgevoerd met goedkope muziekinstrumenten zoals de pennywhistle (tinwhistle) |
kweper – zn |
kweepeer, kweepeerboom (Cydonia oblonga) |
kweperkonfyt – zn |
kweeperenjam |
kwes – ww |
(letterlijk) kwetsen, bezeren, verwonden
Opm.: het Afrikaans kent twee vormen van 'kwetsen': kwes heeft de bovengenoemde letterlijke betekenissen, kwets heeft de figuurlijke betekenissen 'beledigen, grieven, krenken' (zie ald.)
Vgl. 'kwets'
|
kwets – ww |
(figuurlijk) kwetsen, beledigen, grieven, krenken
Opm.: het Afrikaans kent twee vormen van 'kwetsen': kwets heeft de bovengenoemde figuurlijke betekenissen, kwes heeft de letterlijke betekenissen 'bezeren, verwonden' (zie ald.)
Vgl. 'kwes'
|
kwêvoël – zn |
koekkoekachtige vogel wiens roep als 'kwwwêêê' klinkt (Corythaixoides concolor) In het Eng. om zijn roep go-away-bird genoemd
Vgl. 'piet-my-vrou' |
kwikkie, kwikkwikkie, kwikstertjie – zn |
(Kaapse) kwikstaart (Motacilla capensis) Die kwikkie: as hy staat dan gaat hy, en as hy gaat dan staat hy. (Afrikaans rijmpje over de kwikstaart en zijn staartje, dat beweegt als de vogel stilstaat en dat stilstaat als de vogel loopt. In 1996 door Marcel Bas opgetekend in de provincie Oost-Kaap.) |
kys – zn |
(schoolkindertaal, studententaal) vaste verkering Opm.: gezien de verwante betekenis wordt kys wel met kuis verward. Kys komt echter voort uit Eng. case, 'geval', 'zaak'. |
kys – ww |
(schoolkindertaal, studententaal) met iem. vaste verkering hebben Zie ook hierboven |
L |
|
laas – bn |
laatst; vorig, afgelopen
laas maandag – 'afgelopen maandag'
laas week – 'vorige week'
Vgl. Eng. last, 'vorige'
Vgl. 'verlede' |
laatlam(metjie) – zn |
nakomertje |
laer, laager – zn |
(hist.) door huifkarren omheinde stelling voor Boerenstrijders |
laerskool – zn |
basisschool |
Laeveld – zn |
deel van Oost-Transvaal |
laf – bn |
flauw, ongezouten Daardie Amerikaanse film is vol
van lawwe grappe – 'Die Amerikaanse film zit vol flauwe grappen'
Jy haal lawwe, ou argumente op – 'Je rakelt flauwe, oude argumenten op' Vgl.
'flou'. |
laksman – zn |
Zuid-Afrikaanse klauwiersoort (Lanius collaris) Vgl.
'janfiskaal' |
landbou-hoewe – zn |
huis met groot stuk grond buiten de stad; ook: 'plot' (zie ald.) |
landwyd – bn |
landelijk (over het gehele land), nationaal |
langarm – zn |
in discotheken en andere uitgaansgelegenheden populaire Zuid-Afrikaanse manier van improviserend maar stijlvol dansen in paren met elkaars armen
gestrekt tegen elkaar (linkerarm van de man tegen de rechterarm van de vrouw)
Opm.: ook 'sokkie' genoemd (zie ald.) |
langgesiggerig – bn |
chagrijnig, met een lang gezicht |
langs – vz |
langs, naast Kom sit langs my, asseblief – 'Kom eens
naast me zitten' Vgl. 'daarbenewens', 'naas', 'naastenby' |
langsaan – vz |
ernaast (bij buren), in de buurt Die huis langsaan – 'Het huis hiernaast' |
lank (attr. lang) – bn |
lang Opm.: pred. en als bijw. eindigt lank op -nk; attr. gebruikt is het slechts nasaal en eindigt het op -ng (evenals 'jonk' – [zie ald.]).
Die lang pad vs. die pad is lank; hy het lank gewag
Vgl. 'jonk' |
lanklaas – bw |
lang geleden (ek het hom lanklaas gesien) |
lapa – zn |
groot rieten afdak Tegenwoordig vooral te vinden in
tuinen, bij vakantiehuizen, in wildsplase / game lodges: het is een
een grote strooien luifel die als barbecuehuisje of openluchtfeestruimte
dient |
lapa – bn |
van de overkant – hoofdz. in aan Fanakolo ontleende term lapa side, lapasayid, 'de andere kant, 'daar verderop' |
lappie – zn |
lapje; vaatdoek |
Lappies – eigenn. |
bijnaam voor mensen met de achternaam Labuschagne |
lappieskombers – zn |
lappendeken |
laslappie – zn |
patchwork |
lat – vw |
dat, zodat
Opm.: dit lat is wsch. ontstaan uit contaminatie van het onderschikkende voegwoord dat 'dat' met het werkwoord
laat 'laten'.
Het wordt meestal niet in geschreven taal aangetroffen doch wel in (snel) gesproken taal.
Het komt voor in langere voegwoorden zoals noulat 'nu'
(zie bij 'noudat'), solat 'zodat', nalat 'nadat', omlat 'omdat'.
In ontkenningen betekent lat vaak "laat het niet gebeuren" en vervangt het het werkwoord laat. In dit geval is dat ook toegestaan:
Moenie dat/lat enigeen vir jou ore aansit nie! – 'Laat je niet door wie dan ook overtroeven!'
Ek het die radio afgesit lat die kinders kan slaap – 'Ik heb de radio uitgezet zodat de kinderen kunnen slapen'
Noulat hy dikgeëet is sien ons hom nie meer nie – 'Nu hij zich volgegeten heeft, zien we hem niet meer'.
Vgl. 'oorlat'
|
laventel – zn |
lavendel (Lavandula spp.) |
leer – zn |
le(d)er; (trap)leer |
leër – zn |
landmacht, legereenheid |
lêer – zn |
map, mapje, multomap, ringbandmap, ordner; dossier; bestand Opm.: meer specifiek is een ringbandmap / multomap / ordner te vertalen met ringlêer (zie ald.). |
leerder, leerling – zn |
leerling |
legkaart – zn |
legpuzzel |
leisels, teuels – zn |
teugels |
lek – ww |
likken; lekken
Vgl. 'tap'
|
lekkergoed – zn |
snoepgoed |
lekkerkry – ww |
leedvermaak hebben |
lekkers – zn |
snoep |
lem – zn |
lemmet (v.e. mes) |
lemmetjie – zn |
limoen
Vgl. 'lemoen', 'suurlemoen' |
lemoen – zn |
sinaasappel
Vgl. 'lemmetjie', 'suurlemoen' |
lensie – zn |
lins (lensies – 'linzen')
Daarna het hy vir Esau brood en lensiesop gegee, en hy het geëet. Toe hy klaar was, het hy uitgestap. Dit is hoe min Esau gedink het van sy reg as eersgeborene. – 'En Jacob gaf Ezau brood en een linzenschotel, en hij at en dronk en ging weg, en Ezau verachtte zijn eerstgeboorterecht.' (Genesis 25:34) |
Lentedag – zn |
'lentedag': de eerste dag van de lente (1 september)
Opm.: op Lentedag geeft men elkaar in Zuid-Afrika bloemen |
leraar, dominee – zn |
dominee
Opm.: het Nl. woord 'leraar' moet in het
Afr. met 'onderwyser' vertaald worden (zie ald.)
Vgl. 'dooms', 'onderwyser', 'onnie' |
lessenaar – zn |
bureau, lessenaar |
leuen – zn |
leugen |
lewensbelangrik – bn, bw |
intensivering van belangrik: zeer belangrijk, van levensbelang |
lewensverlies – zn |
verlies van mensenlevens |
liasseer – ww |
opbergen van papieren dossiers, documenten, enz. |
liasseerkabinet – zn |
archiefkast |
liederlik – bn |
slordig |
lief – bn (lief – liewe) |
lief; (versterkend) individueel, afzonderlijk
elke liewe ding – 'elk klein dingetje'
Elke liewe dag – 'werkelijk iedere dag' |
lief – ww |
(gemeenz.) liefhebben, houden van |
liefie (my liefie) – zn |
vriendin (minnares), liefje |
liefling – zn |
lieveling, favoriet |
liefs nie – bw |
liever niet |
lief wees vir – ww |
houden van Ek is lief vir jou – 'Ik hou van
jou' Opm.: het Nl. 'Ik hou van jou' klinkt in het
Afrikaans heel laf. Daar betekent Ek hou van jou 'Ik
vind je aardig', zoals het Nl. 'Ik houd van bloemen' of 'Ik houd
van boerenkool' ook slechts waardering en geen liefde uitdrukt, evenals Afr. ek hou van blomme en ek hou van boerkool. Vgl. 'hou van' |
liewer(s) – bw |
eerder, bij voorkeur
Vgl. 'vantevore', 'vroeër' |
likkewaan – zn |
leguaan (grote hagedisachtige) |
lisensie – zn |
vergunning Opm.: het Afr. woord vergunning betekent in het Nl 'toestemming'.
Vgl. 'vergunning', 'permit' |
lit – zn |
lid; gewricht
litte losmaak – opwarmoefeningen doen om de ledematen los te maken
|
litigasie – zn |
(jur.) procesvoering inz. een geschil |
litjieskaktus – zn |
soort vijgcactus waar de takjes (de 'leden') makkelijk ervan afvallen (Opuntia aurantiaca)
Vgl. 'bladroos', 'litroos' |
litroos – zn |
verzamelnaam voor epifytische blad- en lidcactussoorten, zoals koningin-van-de-nacht (Epiphyllum oxypetalum), kerstcactus (Schlumbergera truncata) en paascactus (Schlumbergera gaertneri)
Vgl. 'bladroos', 'krismisroos', 'litjieskaktus' |
loer – ww |
loeren; (gemeenz.) een kijkje nemen Vgl. 'inloer' |
loerie – zn |
lori: vaak kleurrijke koekkoekachtigen met kuif (Tauraco spp. en Corythaixoides spp.) |
loesing: loesing kry / gee – uitdr. |
afranseling (een afranseling krijgen / geven) |
lokasie – zn |
township (grote zwarte woonwijk) |
lol – ww |
pesten, plagen, sollen, tegenslag geven Naas Botha
is 'n sterk man met wie daar nie sommer gelol moet word nie – 'Naas Botha
is een sterke man die niet met zich laat sollen'
Lollery –
'plagerij'
Kwaai ryp lol landbou – 'Strenge vorst plaagt de
landbouw'
Vgl. 'boelie', 'neul', 'pla', 'skoor', 'terg', 'verpes' |
loods – ww |
organiseren, op poten zetten, van start laten gaan
Qua betekenis is dit wsch. een leenvertaling van Eng. to launch, gestimuleerd door de fonetische overeenkomst tussen beide woorden |
loodskomitee – zn |
organiserend comité |
looi ww |
iem. ervan langs geven, iem. aanpakken (ook fig.) Die Nederlandse sokkerspan het die Engelse sokkerspan gelooi –
'De Nederlandse voetbalploeg heeft de Engelse voetbalploeg ervan langs
gegeven'
Mugabe looi Britse regering oor imperialistiese gedrag –
'Mugabe pakt Britse regering aan vanwege imperialistisch
gedrag' |
look – zn |
Chinese bieslook (Allium tuberosum) |
loop – ww |
snel lopen, weggaan
Ek gaan nou loop – 'Ik ga nu weg'
Vgl. 'stap'
|
lopie – zn |
(cricket) run |
lorrie – zn |
vrachtauto, vrachtwagen Vgl. 'trok' |
lorriedrywer – zn |
vrachtwagenbestuurder Vgl. Eng. lorry driver |
los ww |
loslaten, laten, achterlaten, laten liggen, laten gaan, verlaten, in de steek laten; je handen
ergens van aftrekken, voor gezien houden, niet (meer) doen, opgeven Opm.: 'los' wordt in het Afrikaans
veel meer gebruikt dan het equivalent 'lossen' in het Nl. De
betekenis van het woord is namelijk danig uitgebreid.
Bijvoorbeeld:
Nee, toe los ek dit maar – 'Nee, toen trok ik mijn
handen maar ervan af' / 'Nee, toen liet ik het maar voor wat het was'
Los
dit! – 'Blijf af!' / 'Laat dat!'
Jy het my gelos! – 'Je hebt mij
in de steek gelaten!'
Los die sonde en jy sal 'n beter christen wees – 'Zondig
niet meer en je zult een beter christen zijn'
Ek los my vrou by die
huis – 'Ik laat mijn vrouw thuis'
Los maar 'n boodskap op die
voicemail – 'Laat maar een bericht achter op de voicemail'
Los die
baadjie maar daar – 'Laat het jasje maar daar liggen'
Ek dink ek het my foon in die trein gelos! – 'Ik denk dat ik mijn telefoon in de trein heb laten liggen!'
Het ziet ernaar uit
dat het werkwoord los de betekenissen van het Engelse werkwoord
to leave heeft aangenomen, als het zowel 'loslaten' als 'verlaten,
achterlaten, laten liggen' betekent. De betekenissen 'iets niet (meer) doen' en 'iets
voor gezien houden' stroken hier echter niet meer mee en lijken
Zuid-Afrikaanse innovaties. Vgl. 'uitlos'
|
loseer – ww |
tegen betaling overnachten (dus niet 'logeren' – zie daarvoor oorslaap) Vgl. 'tuis gaan' en 'oorslaap' |
losieshuis – zn |
pension, kosthuis |
loslap, loslappie – zn |
vrijgezel met veel liefdespartners |
loslittig – bn |
lenig Opm.: het woord 'lenig'
bestaat wel in het Afrikaans – met dezelfde betekenissen als in het
N. – maar is ongebruikelijk en deftig. |
lowergroen – bn |
frisgroen, lentegroen, meigroen, grasgroen
|
lugbesoedeling – zn |
luchtverontreiniging |
lugbraaier – zn |
heteluchtfriteuse, airfryer |
lugdiens – zn |
luchtvaartmaatschappij |
lugdraad – zn |
antenne |
lughawe – zn |
vliegveld |
lugredery – zn |
luchtvaartmaatschappij |
lugreëling – zn |
airconditioning |
lugtig – bn |
luchtig, niet bedompt; bang, bevreesd, huiverig Ek is maar lugtig vir haar as sy in so'n slegte bui is – Ik ben bang voor haar als zij zo'n slechte bui heeft |
lugtyd – zn |
beltegoed |
lugwaardin – zn |
stewardess |
luislang – zn |
boa, python; verzamelnaam voor wurgslangsoorten |
lukwart – zn |
struik met zure vruchten met grote pit: loquat, Japanse mispel, neffel
(Eriobotrya japonica) |
LUR – zn |
acroniem van Lid van die Uitvoerende Raad: provinciaal minister |
M |
|
maag – zn |
maag, buik Opm.: in het Afrikaans gebruikt men vaak 'maag' waar het Nl. buik zou gebruiken.
Ek doen oefeninge vir 'n plat maag – 'Ik doe oefeningen voor een platte buik' |
maagwerking – zn |
diarree
Opm.: onder Nederlandstaligen bestaat de opvatting dat 'diarree' in het Afrikaans stront-in-die-broekie zou zijn. Dit is onwaar; het is maagwerking of diarree. |
maaiers – zn |
maden (larven) |
maaifoedie – zn |
schurk |
maak – zn |
merk motormaak – 'automerk'
Watter maak is
die mees gebruikersvriendelik? – 'Welk merk is het meest
gebruikersvriendelijk?'
|
maak – ww |
maken, doen Wat maak jy? – 'Wat ben je aan het
doen?' |
maaltand – zn |
kies
Vgl. 'kies' |
maalvleis – zn |
gehakt Vgl. 'frikkadel' |
maanhaar / maanhare – zn |
manen (lange haren in de nek van een mannetjesleeuw of
paard) |
maasbanker – zn |
horsmakreel (Trachurus trachurus) |
maaskaas – zn |
hüttenkäse |
maatreël – zn |
maatregel |
maatskappy – zn |
maatschappij, zaak (bedrijf) maatskappymotor – 'auto van de zaak' My swaer werk vir 'n sekuriteitsmaatskappy – 'Mijn zwager werkt voor een beveiligingsbedrijf' |
maer – bn |
mager |
maermaakpille – zn |
vermageringskuur |
maermerrie – zn |
scheenbeen |
magdom – zn |
massa, grote hoeveelheid
Opm.: gebruikt om indrukwekkende hoeveelheden mee aan te duiden:
In Namakwaland sal jy 'n magdom aan plaaslike uitdrukkings hoor – 'In het Namaqualand zul je een grote hoeveelheid plaatselijke uitdrukkingen horen'
|
maggies: my maggies! – tw |
jeetje! |
magsug – zn |
machtshonger |
magsugtig – bn |
machtshongerig |
magsugtige (mv. magsugtiges) – zn |
machtshongerige (mv. machtshongerigen) |
magtag! – tw |
jeetje! |
magtig: my magtag! – tw |
jeetje! |
makataan – zn |
wilde watermeloen uit zuidelijk Afrika (Citrullus lanatus)
Vgl. 'botterskorsie', 'kafferwaatlemoen', 'maranka', 'murgpampoentjie', 'pampoen', 'skorsie', 'spanspek', 'tsamma',
'waatlemoen'
|
makghaap – zn |
grote aasbloem – stamsucculent van maagdenpalmfamilie (Asclepiadaceae / Apocynaceae) met zachte stekeltjes op fluweelachtige stammetjes, grote zeesterachtige, aan de randen dichtbehaarde bruine, geel gestreepte bloemen met geur van rottend vlees (Stapelia grandiflora): ook grootaasblom en slangghaap genoemd
Vgl. 'bitterghaap', 'ghaap', 'slangghaap'
|
makietie – zn |
feestje |
maklik – bn |
(ge)makkelijk, niet moeilijk Vgl. 'gemaklik',
'gerief' |
mal – bn |
gek, gestoord Opm.: mal klinkt in het
Nl. nogal speels en vrouwelijk, maar in het Afrikaans heeft het een
echt negatieve betekenis, te vergelijken met de betekenis van 'gek' van
het Engelse woord mad.
Uitdr. 'mal oor': Ek is mal oor poeding – 'Ik ben gek op pudding'
(Vgl. Eng. mad about)
|
malgas – zn |
jan-van-gent (zeevogel: gewoonlijk de witmalgas, Morus capensis) |
malhuis – zn |
gekkenhuis Vgl.
'groendakkies' |
mallemeule – zn |
carroussel |
mallerig – bn |
melig, gekkig, flauw Vgl. 'verspot',
'katools' |
malva – zn |
verzamelnaam voor bep. geraniumsoorten (Pelargonium spp.); verzamelnaam voor bep. kaasjeskruidachtigen (Malva spp., Abutilon spp.) Vgl. 'wildemalva' |
malvalekkers – zn |
marshmallows |
malvapoeding – zn |
nagerecht van met zoete saus doorweekte cake (van o.a. abrikozenjam en vanille-extract) |
mampoer – zn |
zeer sterke vruchtenbrandewijn (een soort vruchtenschnapps), vooral gestookt in de Transvaal, met een alcoholpercentage van rond de 64%
Vgl. 'witblits' |
mandjie – zn |
mand Opm.: dus enkel als verkleinwoord.
|
manewales – zn |
kuren, grillen, capriolen
Vgl. 'fiemies', 'skeet' |
mangels – zn |
amandelen (tonsillen)
Opm.: Ook het woord 'amandel' kent men in het Afrikaans, maar dit is de boom en de steenvrucht waarvan de pit eetbaar is als noot (Prunus dulcis). |
mannekyn – zn |
mannequin |
mannetjiekat – zn |
kater (van een kat) |
mannetjieleeu – zn |
mannetjesleeuw |
mansbaadjie – zn |
colbert |
mansklerewinkel – zn |
herenmodezaak |
mansuitruster – zn |
herenmodezaak |
manvrou – zn |
manwijf |
maplotter – zn |
bewoner van een plot (plot is een stuk land om een huis op te bouwen) |
maranka, marankie – zn |
fleskalebas: pompoenachtige plant met kalebasachtige vrucht, die gestoofd in allerlei gerechten wordt gebruikt (Lagenaria siceraria)
Vgl. 'botterskorsie', 'kafferwaatlemoen', 'makataan', 'murgpampoentjie', 'pampoen', 'skorsie', 'spanspek', 'tsamma',
'waatlemoen'
|
massief – bn |
massief; enorm Opm.: deze tweede betekenis is een leenvertaling v. Eng. massive
|
Matie – zn |
student van de Universiteit Stellenbosch |
Matieland – zn |
de campus van de Universiteit Stellenbosch Vgl. 'Eikestad'
| |
matriek, matrikulasie – zn |
schooldiploma (vergelijkbaar met VWO-diploma) |
matrieks – zn |
laatste-jaarsstudenten |
matrikuleer – ww |
het matriekdiploma behalen |
matrone – zn |
hoofdzuster |
mat – zn |
vloerkleed, tapijt |
meelblom – zn |
bloem (kookwaar) |
meenthuis – zn |
bungalowachtig huis binnen ommuurd wooncomplex (ook vaak, anglicistisch, dorpshuis genoemd – < Eng. townhouse) |
meid – zn |
(rac.) zwarte huishulp, zwarte bediende
Opm.: let op – tegenwoordig geldt dit woord als racistisch en neerhalend. Vroeger was dit echter de term waarmee men naar de werkster verwees; die was doorgaans zwart.
Sê vir die meid sy moet dadelik die vuilgoed was – 'Zeg tegen de werkster dat ze meteen de vuile was moet doen'
Vgl. 'bitterbek', ' ghoffel', 'hotnot', 'houtkop', 'kaffer', 'volk'
|
meidewerk – zn |
(rac.) minderwaardig werk
|
meisie – zn |
meisje, meid |
meisiekind – zn |
jong meisje (kind) |
meisietjie – zn |
klein meisje |
meisieskool – zn |
meisjesschool |
melkbos – zn |
verzamelnaam voor struikachtige plantensoorten die bij verwonding melksap afgeven (Euphorbia spp. en Asclepias spp.) |
melkhout – zn |
melkhout: groenblijvende boom of struik van de zuidelijke kuststreek
met ovale bladeren en zwarte bessen
die bij verwonding een melkachtig latex afscheiden (Sideroxylon inerme) |
melkskommel – zn |
milkshake |
melktert – zn |
korstgebak (vlaai) met melk-, eierdooier- en kaneelvulsel Vgl. 'tert' |
mengsel – zn |
mengsel; (medisch, giftig) drankje; mix (bakmix, kookmix, enz) Drink nou jou medisynemengsel en jy sal gou beter
voel – 'Drink nu maar je medicijnenmix op en je zult je gauw beter voelen' |
meningsopname – zn |
opiniepeiling |
mens – zn |
mens; men; iemand Opm.: let vooral op het
bijzondere gebruik van dit woord in de betekenis van het Nl.
'men': 'n Mens kan jou maklik misgis as jy moeg is – 'Men kan zich
makkelijk vergissen als men moe is.' 'n Mens wordt dus in de zin
vervolgd met de jy-vorm. Het woord 'men' kent men niet in het
Afrikaans. Gebruik dus altijd ''n mens'. |
mensig, mensig hoor! – tw |
mijn hemel!, jeetje! |
ment – zn |
munt (kruid – Mentha spp.)
Vgl. 'peperment'
|
merk – zn |
vlek Vgl. Eng. mark
Vgl. 'kol'
|
merk: boeke merk – ww |
nakijken; corrigeren Vgl. Eng. to mark |
meul, meule – zn |
molen |
middagete – zn |
lunch |
middelman – zn |
bemiddelaar, tussenpersoon |
middelmannetjie, middelman – zn |
strookje gras op ongeasfalteerde weg op de plek waar de wielen niet de
grond raken |
middestad – zn |
binnenstad |
mielie, mielies – zn |
maïs |
mieliemeel – zn |
maïsmeel |
mielie-oes – zn |
maïsoogst |
mieliepap – zn |
maïspap
Mieliepap – vaak gewoonweg pap genoemd – bereidt men traditionaliter uit maïsmeel, zout en water. Het wordt
gegeten als ontbijt of als garnering bij
hartige gerechten waar saus bij aanwezig is. Als ontbijt wordt er na het opdienen ook, naar believen, melk overheen gegoten.
Men onderscheidt dunne pap (slap pap), stijve pap (stywe pap) en kruimelige pap (poetoepap).
Vgl. 'poetoepap' |
mieliestronk – zn |
maïskolf Vgl. 'kolf' |
mierkat / meerkat – zn |
stokstaartje (Z.A. mungoachtige: Suricata suricatta) |
mierleeu – zn |
mierenleeuw Myrmeleon – netvleugelig insect waarvan de larve de mieren vangt die in de door hem gemaakte kuiltjes in het zand vallen. |
miesies – zn |
aanspreekvorm en benaming voor de blanke vrouw des huizes Vgl. 'oumiesies'
|
mik, mikkie – zn |
gaffelvormige tak; (vaak mikkie) haak van telefoon
Ek werk my oor 'n mik – 'Ik werk mij een slag in de rondte'
Hy gooi die handstuk sommer hard op die mikkie – 'Hij gooit gewoon de hoorn hard op de haak' |
mik – ww |
mikken |
mikrogolfoond – zn |
magnetron Ontleend aan Eng. microwave oven |
mis – zn |
mest |
misgis (jou misgis) – ww |
zich vergissen |
misoes – zn |
misoogst |
mit – vz |
wisselvorm van met, 'met' |
MIV – zn |
HIV (MIV – Menslike Immuniteitstekort Virus) Vgl. 'vigs' |
modeparade – zn |
modeshow |
moederkappie – zn |
Zuid-Afrikaanse orchideeënsoorten (Disperis capensis, Bonatea speciosa en Pterygodium catholicum) Opm.: zo genoemd vanwege het bovenste kelkblad dat aan de muts van een Boerenvrouw doet denken Vgl. 'kappie', 'kappiekommando' |
moederkruid – zn |
majoraan, marjolein, worstkruid (Origanum majorana)
Nl. 'moederkruid' is een andere plant, kamilleachtig en onverwant aan majoraan (Tanacetum parthenium)
|
moedverloor – bn |
wanhopig |
moeg – bn |
moe (moeë, moeër; moeste) |
moenie – ww |
je moet niet..., niet... (imperatief); niet doen!, nee!
Opm.: moenie is een samentrekking van moet + nie en wordt in zinnen altijd gevolgd door de eind-nie.
Moenie daaraan vat nie! – 'Niet aanraken!'
Moenie dit doen nie! – 'Niet doen!'
Soms wordt moenie gesplitst als moet en nie gerealiseerd:
In geval van nadruk – Jy moet nie daarvan vergeet nie – 'Vergeet het (alsjeblieft) niet'
Bij toevoeging van bijw. als asseblief, tog, enz – Moet tog asseblief nie elke liewe keer vir my bel nie – 'Bel mij toch alsjeblieft niet elke keer'
Onder invloed van Eng. don't kan moenie in verboden en ontkenningen ook zelfstandig gebruikt worden:
Moenie! – 'Niet doen!'
Sal ek 'n bietjie sout byvoeg?
– Moenie! =
'Zal ik een beetje zout erin doen'?
– 'Nee!'
|
moer – zn |
moer; droesem; pootaardappel; (neerh.) baarmoeder; (gemeenz., neerh.) verdorie
Uitdr.: om jou moer te strip – 'je enorm over iets opwinden'
(met affectief de) Hoekom de moer moet ek vir joú luister? – 'Waarom moet ik verdorie naar jóú luisteren?'
|
moer – ww |
(gemeenz.) slaan, een dreun verkopen, in elkaar slaan
Ek gaan jou moer as jy nie luister nie – 'Ik sla je in elkaar als je niet luistert' |
moer – bw |
(gemeenz.) verdraaid, verdomd; krachtterm om boosheid mee uit te drukken Jissie, hierdie snaakse bier is eintlik moer lekker! – 'Jeetje, dit rare bier is eigenlijk verdraaid lekker!'
|
moer! – tw |
(gemeenz., uitroep van bewondering, verbazing) verdorie!; sodeju!, nou! (dikw. moerrrrr) |
moerkoffie – zn |
koffie toebroek (met de prut er nog onderin) |
moetie – zn |
traditioneel kruidengeneesmiddel |
moetie – ww |
(gemeenz., snel gesproken taal) samentrekking van moet + nie bij inversie in bijzin
Vgl. 'moenie' |
moewies – bn |
(gemeenz.) gigantisch, enorm; rampzalig |
moffie – zn |
(neerh.) poot, flikker, homo Vgl. 'poefter', 'trassie' |
moffiemoerdery – zn |
(neerh.) potenrammen |
moffieslaan – zn, ww |
(neerh.) potenrammen |
mofskaap – zn |
merinoschaap |
mog – ww |
(vero.) mocht: verledentijdsvorm van mag, 'mogen' |
mogge troffe, mogge het troffe, mog het troffe, mog 'et troffe, mog 't troffe, mog het troffen – tw |
(uitdr.) op goed geluk dan maar!, dat het maar moge lukken! |
Mohammedaan – zn |
neerh. benaming voor moslim
|
moltrein – zn |
metro |
mond – zn |
mond; monding (v. rivier) |
mondering – zn |
uitrusting, uniform |
monitor – ww |
controleren, bewaken, toezien, in de gaten houden |
moontlik – bn |
mogelijk |
môre, more – tw |
morgen |
moroeti – zn |
predikant, zendeling |
mors – ww |
morsen; verspillen; (uitdr.) met iemand mors – 'met iemand sollen' Opm.: in het Afrikaans komt 'mors' veel vaker voor omdat
het ook 'verspillen' betekent. Iemand mors bijvoorbeeld tijd en/of geld iem. als hij het aan iets
onwaardevols besteedt of als hij er te kwistig mee omgaat. Zowel de betekenis 'met iemand sollen' in de zegswijze om met iemand te
mors als de betekenis 'verspillen' heeft onder invloed van het Eng., fonetisch gelijkende maar onverwante to mess zijn beslag gekregen
Vgl. Eng. Don't
mess with me! Vgl. 'gemors' en 'vermors' |
morsjors – zn |
knoeipot |
mos – zn |
mos
|
mos – bw |
immers, zoals je weet, toch, dan ook, nou eenmaal, inderdaad, pas; (stopw.) zeg maar, ja, dus, weet je
Mense verskil mos maar – 'Mensen verschillen
nou eenmaal'
Jy weet mos ek hou nie van sterk gegeurde kos nie, so
hoekom kerrie jy die afval vir my? – 'Je weet toch dat ik niet van sterk
gekruid eten houd, dus waarom doe je dan kerrie in het afval?'
Katte dink mos
altyd hulle is die baas van die huis – 'Katten denken
immers/toch/inderdaad altijd dat zij de baas in huis zijn' (nadat iem. gevraagd heeft waarom de kat zo op zijn wenken bediend wordt).
(In combinatie met nou)
Dis mos nou lekker wyn, dié – 'Dát is pas lekkere wijn'.
In sommige sociolecten, zoals in de Bruine plattelandsgemeenschappen van de Kaapprovincies, is mos een stopwoord dat aangewend wordt om groepssolidariteit mee te kweken. In die gevallen heeft het zijn betekenis en modaliteitsfunctie verloren:
Ja, hy’s mos ’n slim donkie mos. – 'Ja, weet je, het is een slim ezeltje, weet je.'
Ek stap toe mos winkel toe maar vergeet heeltemal om die inkopielysie saam te vat – 'Ik liep toen dus naar de winkel maar vergat helemaal het boodschappenlijstje mee te nemen'
Opm.: Aangezien mos vertaald kan worden met ‘immers’ neemt men in ‘t gemeen aan dat mos is voortgekomen uit Nl. ‘immers’. Het argument hiervoor is dat ouder Nederlands in plaats van ‘immers’ ook de alternatieve, geronde, vormen ‘ummers’ en ‘ommers’ kende, en dat die vormen in het eveneens geronde Afr. mos geresulteerd zouden hebben. Echter, bij al deze woorden ligt de klemtoon op de eerste lettergreep. Het is onaannemelijk dat úmmers dan wel ómmers na een klemtoonverschuiving in ummós of ommós zouden zijn veranderd, waarna ze gereduceerd zouden zijn tot ‘mos’.
Volgens Jeremy Bergerson (2002) komt het Afr. bijwoord van modaliteit mos van een ouder Nederlands (en ook Nederduits) bijwoord ‘mors’, dat ‘helemaal’ betekent. Volgens het Woordenboek van de Nederlandse Taal (WAT) betekent mors ‘plotseling, helemaal’. Hiervan getuigen voorbeelden als: ‘Een Winthont...dewelcke...morts de geest gaf’; ‘Was derhalven alle rondende openhartigheid mors gesteurt onder de borgerye; handel ende wandel vol mistrouwens’ en ‘Doe ick het...niet, soo is al 't snoer mors los.’ Deze vormen komen zowel morfologisch als semantisch overeen met mos in het Afrikaans van vandaag de dag.
In Kaaps-Hollandse bronnen wordt ‘mos’ soms in de huidige betekenis (‘plotseling, helemaal’) geschreven in plaats van ‘mors’. En niet alleen in oudere Nederlandse teksten, maar ook in het Nederduits zie je ‘mors’ naast ‘mos’ staan. Zelfs de intensivering ‘morsdood’ komt waarschijnlijk niet van het Latijnse ‘mors’ (dood) + ‘dood’, maar simpelweg van ‘morsdood’, dus ‘helemaal dood’.
Het is dus aannemelijk dat Afr. mos niet van ‘immers’ komt, maar van ‘mors’, dat oorspronkelijk ‘helemaal’, ‘plotseling’ en aan de Kaap ‘immers’ betekende.
|
mossie – zn |
mus (Passer spp.) Vgl. 'mus' |
motor(kar) – zn |
auto
Vgl. 'enjin' |
motorfiets – zn |
motor
Vgl. 'enjin' |
motorhandelaar – zn |
autodealer, autohandelaar |
motorhawe – zn |
garage (reparaties) |
motorhuis – zn |
garage (bij het huis) |
motoris – zn |
automobilist |
muf – zn |
schimmel |
muf – ww |
beschimmelen, schimmelen Nee, ek hou nie van kaas
wat gemuf het nie. Los maar die Roquefort en Danish
Blue. – 'Nee, ik houd niet kaas die is gaan schimmelen. Laat die Roquefort en Danish Blue maar liggen. |
muf (attr. muwwe) – bn |
beschimmeld |
muggie – zn |
mug; knut, knutje
Opm.: dus enkel als verkleinwoord.
Opm.: Afr. muggie verwijst dus ook naar knutten of knutjes (Culicoides spp. v.d. fam. Ceratopogonidae), d.w.z. zeer kleine steekvliegjes. Ze kunnen blauwtong overbrengen. Steekmuggie verwijst naar de mug (ook in het Afr. muskiet genoemd).
Muggies veroorsaak bloutong in skape – 'Knutjes veroorzaken blauwtong bij schapen'
Opm.: Nl. 'mug' is meestal 'muskiet' in het Afrikaans (zie ald.). |
muishond – zn |
verzamelnaam voor kleine roofdieren uit de mangoestenfamilie Herpestidae: mangoesten, koesimansen, stokstaartjes, enz.; verzamelnaam voor kleine roofdieren uit de marterfamilie Mustelidae: marters, stinkdieren, bunzingen, hermelijnen |
muisvoël – zn |
muisvogel: verzamelnaam voor groep kleine vogels van bezuiden de Sahara (Coliiformes) |
munisipaliteit – zn |
gemeente
Vgl. Eng. municipality
Vgl. 'gemeente' |
murasie – zn |
vervallen gebouw; ruïne |
murg – zn |
merg
Opm.: 'merg' bestaat ook
in het Afrikaans, doch enkel in overdrachtelijke zin: In die merg van ons gebeente, in ons hart en siel en gees (C.J. Langenhoven);
Ek is 'n Afrikaner in merg en been – 'Ik ben een Afrikaner in hart en nieren'
Maar: Nadat hy 'n beenmurgoorplanting ontvang het, het hy stadig herstel – 'Nadat hij een beenmergtransplantatie had gekregen, herstelde hij langzaam';
Die afval moet lymerig wees, en die murg van die bene sal dit lekker dik maak – 'Het afval (zie ald.) moet kleverig zijn, en het merg van de beenderen zal het lekker dik maken' |
murgpampoentjie – zn |
courgette
Vgl. 'botterskorsie', 'kafferwaatlemoen', 'makataan', 'maranka', 'pampoen', 'skorsie', 'spanspek', 'tsamma',
'waatlemoen'
|
murgpeer (w.g.) – zn |
avocado |
mus – zn |
muts
de Nederlandse bruine zangvogel (Passer spp.) wordt in het Afrikaans 'mossie' genoemd (zie ald.). |
muskeljaatkat – zn |
verzamelnaam voor soorten genetkat (Genetta spp.) |
muskiet – zn |
mug
Vgl. 'muggie / muggies' |
muurpapier – zn |
behang Vgl. Eng. wallpaper |
muurprop – zn |
stekker (stopcontact) Vgl. Eng. wall plug |
muwwerig – bn |
muf, schimmelig Vgl.
'muf' |
my – pv |
(bez. vnw. mann. 1ste pers. enkv.) mijn; (verb. 1ste pers. enkv.) mij |
myne – pv |
(zelfst. bez. vnw. 1ste pers. enkv.) van mij, mijne |
N |
|
na – vz |
na (volgend op); naar, -waarts KYK, ek gaan na die ooste, en Hy is nie daar nie; en na die weste, maar ek bemerk Hom nie. – 'Zie, ga ik voorwaarts, zo is Hij er niet, of achterwaarts, zo verneem ik Hem niet.' (Job 23:8)
dichtbij
na aan mekaar wees – 'dicht bij elkaar
zijn' / 'elkaar liefhebben'
Opm.: om na met de betekenis 'volgend op' te onderscheiden van na met de betekenis 'naar', wordt de eerste vaak benadrukt:
Ná skool gaan ek huis toe – 'Na school ga ik naar huis'
|
na-aap – ww |
na-apen, imiteren. Hy mag dalk goed klavier speel,
maar ek merk die heeltyd dat hy net ander klavierspelers na-aap – 'Hij
zal wel goed piano kunnen spelen, maar ik merk de hele tijd dat hij alleen maar andere
pianisten imiteert'
Vgl. 'koggel en 'nadoen' |
naai – ww |
naaien; (gemeenz.) geslachtsgemeenschap hebben Vgl. 'fok', 'neuk' en 'teel' |
naalde: naalde en spelde – uitdr. |
tintelingen en prikkels (bv. in slapend ledemaat)
Ontleend aan Eng. needles and pins |
naaldekoker – zn |
libelle (geen waterjuffer) |
naaldwerk doen – ww |
naaien |
naand / naandsê – tw |
goedenavond |
naas – vz |
naast (behalve), afgezien van Opm.: Afr. naas betekent enkel 'naast' in de zin van 'afgezien van', 'behalve'. Het Nl. 'naast' in de letterlijke betekenis – d.w.z. 'aan de zijkant van iets of iemand anders' – is in het Afr. langs. Voorbeelden:
Naas 'papier' sê die Kapenaar soms
ook 'pampier' in Afrikaans – 'Naast papier zeggen Kapenaars in het Afrikaans soms ook pampier'
Kom sit langs my sodat ons lekker kan gesels – 'Kom naast me zitten zodat we lekker kunnen babbelen'
Vgl. 'daarbenewens', 'langs', 'naastenby' |
naastenby – bw |
ongeveer; (met ontkenning) lang niet, bij lange na niet: Elke Sondag verskaf ons kospakkies aan behoeftige gesinne, maar dis nie naastenby genoeg vir die res van die week nie – 'Iedere zondag verstrekken we voedselpakketten aan behoeftige gezinnen, maar het is lang niet genoeg voor de rest van de week' Vgl. voor deze constructie Eng. not nearly
Vgl. 'langs', 'naas' |
naby – bw |
dichtbij Naby Cradock lê die dorpie
Kookhuis – 'Dichtbij Cradock ligt het dorpje Kookhuis'
Opm.: naby wordt vaker gebruikt dan digby, en anders dan bij Nl. 'nabij' ligt bij Afr. naby de nadruk op de eerste
lettergreep: naby. |
nader – zn |
naderen; benaderen
Opm.: het Nl. letterlijke naderen en het overdrachtelijkere
benaderen zijn – wsch. onder invloed van Eng. to approach – in het Afrikaans samengevoegd in het ene werkwoord nader. Bijvoorbeeld:
Die manne het die vyand se kamp genader – 'De mannen zijn het vijandelijke kamp genaderd'
Hy het my nie daaroor genader nie – 'Hij heeft mij niet daarover benaderd'
|
nadoen – ww |
(iemand iets) nadoen
Dit is indrukwekkend. Daar is niemand wat jou
kan nadoen nie – 'Dat is indrukwekkend. Er is niemand die jou (dit) kan
nadoen'
Opm.: nadoen moet worden opgevat in de zin van 'iemand ergens in evenaren' of 'iets in navolging van een ander doen'. Dus niet in
de zin van 'na-apen' of 'imiteren'. Hiervoor gebruike men resp. Afr. na-aap, 'na-apen', en naboots, 'nabootsen'. Voor 'spottend na-apen' gebruike men Afr. koggel). |
nael – zn |
nagel (ook in de zin van 'spijker') |
naelloop – zn |
sprint (atl.) |
naelloper – zn |
sprinter (atl.) |
naeltjie – zn |
navel; kruidnagel
(opmerkelijk homoniem!) |
nagapie – zn |
Zuid-Afrikaanse galago: nachtelijk levend halfaapje (Galago moholi) |
nagereg – zn |
dessert, toetje |
Nagmaal – zn |
(prot.) eucharistie, communie Vgl. 'Awendmaal' |
nagwolf – zn |
nachtbraker, avondmens |
narsing – zn |
narcis Vgl. 'affodil' |
nartjie – zn |
mandarijn
Opm.: de vorm naartjie is Zuid-Afrikaans Engels.
|
nasionale pad – zn |
autosnelweg |
naskeermiddel – zn |
aftershave |
nastergal – zn |
zwarte nachtschade (Solanum nigrum) |
navorsing – zn |
wetenschappelijk onderzoek |
navrae – zn |
informatie, informatieaanvraag / -vragen Vir navrae oor die inhandiging
van skripsies, kontak prof. Botha – 'Voor informatie over het inleveren van scripties, neem contact op met prof. Botha' Vgl. 'inligting' |
naweek – zn |
weekend |
nedersetting – zn |
nederzetting
informele nedersetting – 'illegale krottenwijk', 'illegaal woonkamp'
Opm.: informele nedersetting is de officiële en eufemistische benaming voor een plakkerskamp (zie ald.). Overal in Zuid-Afrika treft men rond
steden en dorpen zulke opeenhopingen van tenten, golfplaathutjes en barakken
aan, waar de armsten in leven. Er bestaan zwarte en blanke 'informele nederzettingen'. Mensen zijn er vaak verstoken van elementaire sanitaire voorzieningen.
Voorbeeld: 'n Twee maande oue baba is in die bosse naby die Philippi-Oos informele nedersetting gevind, het die polisie in Kaapstad Dinsdag gesê – 'Een twee maanden oude baby is in de bossen nabij de krottenwijk bij Philippi-Oos gevonden, aldus de politie in Kaapstad afgelopen dinsdag'
Vgl. 'plakkerskamp' en 'plakker' |
nee – tw |
nee; nou ja, eh... nou..., ach... (tussenwerpsel waarmee men een antwoord op de vraag naar iemands gesteldheid aanvangt)
Opm.: net woord 'nee' is soms een stopwoord als het volgt op een vraag als Hoe gaan dit?:
Hoe gaan dit met jou?
- Nee, dit gaan goed, dankie. of Nee, ek kan nie kla nie.
De achterliggende gedachte is dat men in plaats van 'nee' vaak 'ja-nee' (zie ald.) pleegt te antwoorden. In dit geval is 'nee' dus een afkorting van 'ja-nee', en niet een ontkenning. |
nee dankie – tw |
liever niet, voor mij hoeft dat niet |
nee wat – tw |
nee hoor (minder sterk dan ag nee) |
neffens – vz |
naast (zie verder; 'langs') |
nè? – tw |
hè?, nietwaar? toch? Dit is stormagtig in Port
Elizabeth. Dié stad word 'The Windy City' genoem. Toepaslik,
nè?
Wonderlik. Egte sjampanje, dankie! Jy het geweet dat ek van
vonkelwyn hou, nè? |
nek – zn |
nek; bergpas; smal, opgaand gedeelte tussen bergen of heuvels
Vgl. 'hoek'
|
nes – vw |
net als
Opm.: dit is een samentrekking van net soos.
Vgl. 'soos' |
nes – zn |
nest |
nesskop – ww |
nestelen |
net – bw |
slechts, alleen maar Vgl.
'net-net' |
netbal – zn |
basketbal |
netjies – bn |
netjes |
net-net – bw |
net, bijna niet |
netnou – bw |
zojuist, zo meteen |
neuk – ww |
slaan; schutteren, klooien Vgl. 'fok',
'naai' |
neul – ww |
zeuren
Vgl. 'boelie', 'lol', 'pla', 'skoor', 'terg', 'verpes'
|
neulgat – bn |
zeurkous, zeurkont
Vgl. 'neul', 'neulkous'
|
neulkous – bn |
zeurkous, zeurpiet
Vgl. 'neul', 'neulgat'
|
neut – zn |
noot; nootmuskaat Vgl. 'dop' |
nieregeringsorganisasie – zn |
non-gouvernementele organisatie, niet-gouvernementele organisatie, ngo |
nikswerd – bn |
nutteloos Hy is 'n nikswerd vent |
noem-noem – zn |
witbloemig halfsucculent doornenstruikje uit de Karoo met ovale besjes die, als je erop kauwt, net
kauwgom zijn (Carissa bispinosa en C.
haematocarpa) |
noenmaal – zn |
middagmaal |
nog – bw |
nog; meer; ooit; woord dat in combinatie met 'altyd' een
versterking teweegbrengt
Die beste potjiekos nog! – 'De
beste potjiekos ooit!' Wil jy nóg koeldrank hê? (met nadruk op nog) – 'Wil jij meer frisdrank?' Die reis wat jy nog altyd wou maak – 'De reis waar je
altijd van gedroomd had om die te maken' My hand-oog-koördinasie was
maar nog altyd tog so flippen sleg! – 'Mijn hand-oogcoördinatie is
eigenlijk altijd zo verdraaid slecht geweest!'
Vgl.
'steeds' |
nommer – zn |
nummer; (vaak nommertjie) liedje |
nommerpas – bw |
pasklaar, op maat gemaakt; een-op-een
Ons het nommerpas oplossings vir u maatskappy – 'Wij hebben pasklare oplossingen voor uw bedrijf' Ek maak my eie klere: modieus en nommerpas! – 'Ik maak mijn eigen kleren: modieus en op maat gemaakt!' Daar is baie Engelse woorde wat nie nommerpas in Afrikaans vertaal kan word nie – 'Er zijn veel Engelse woorden die niet een-op-een in het Afrikaans vertaald kunnen worden' |
nooddienste – zn |
hulpverleningsdiensten, noodhulpdiensten, reddingswerkers, reddingseenheden |
noodhulp – zn |
eerste hulp |
noodkrag – zn |
noodstroomvoorziening |
noodpersoneel – zn |
eerstehulpverleners |
noodwendig – bn |
noodwendig, nodig, noodzakelijk
|
noodwendig: nie noodwendig nie – bw |
per se, hoeft niet, dat is niet gezegd
Opm.: deze betekenis, met ontkenning, is ontleend aan Eng. not necessarily:
Net omdat iets nuut is, is dit nie noodwendig beter nie – 'Als iets nieuw is, hoeft het niet beter te zijn' / 'Als iets nieuw is, is het niet per se beter' (< Eng. Just because something is new, it is not necessarily better)
Die kommentare van ons lesers verteenwoordig nie noodwendig die siening van die redaksie nie – 'De commentaren van onze lezers hoeven niet de mening van de redactie te weerspiegelen' (< Eng. The comments of our readers do not necessarily represent the views of the editorial board)
|
nooi (mv. nooiens) – zn |
(ouder) meisje; vriendin (als in 'mijn vriendin';
minnares) |
nooi – ww |
uitnodigen
Dié wat na haar luister, besef nie dat die dood self daar wag nie, dat dié wat hulle deur haar laat nooi het, klaar diep in die doderyk is nie. – 'Maar hij weet niet, dat aldaar doden zijn; haar genoden zijn in de diepten der hel.' (Spreuken 9:18) |
nooiensvan – zn |
meisjesnaam (achternaam waarmee een meisje geboren wordt) |
noors – zn |
verzamelnaam voor aantal Zuid-Afrikaanse vaak gestekelde stamsucculenten van de wolfsmelkfamilie (Euphorbia spp.) Opm.: zo genoemd omdat de stammen zich richting zonlicht naar het noorden buigen
Vgl. 'knuppelnoors', 'soetnoors', 'suurnoors', 'tepelnoors'
|
nota – zn |
briefje |
nou – bw |
nu, nou |
noudat (ook noulat) – vw |
nu, aangezien Hy kom dikwels kuier noudat hy geld nodig het – 'Nu hij geld nodig heeft, komt hij vaak op bezoek'
Vgl. Eng. now that.
|
nouliks – bw |
nauwelijks |
nuut (attr. nuwe) – bn |
nieuw, nieuwe |
nuutskepping – zn |
neologisme |
nywerheid – zn |
industrie |
O |
|
oefen – ww |
oefenen; bewegen, aan beweging doen
Opm.: de tweede betekenis, bewegen, aan beweging doen, wijkt af van het Nl. en duidt op een leenvertaling uit Eng. exercise, dat zowel 'oefenen' als 'bewegen, aan beweging doen' betekent.
Ek sal jou help om tussen lesse die taal te oefen – 'Ik zal je helpen om tussen de lessen door te taal te oefenen'
Jy moet oefen om gesond te bly – 'Je moet bewegen om gezond te blijven' |
oemfaan, umfaan – zn |
Bantoejongen, zwarte jongen |
oes – zn |
oogst |
oes – ww |
oogsten |
ogies! – tw |
oproep tot tafelgebed: "Eerbiedig!" zegt men in
Nederland |
ogies maak – ww |
flirtend oogcontact maken |
ogiesdraad – zn |
kippengaas Vgl.
'sifdraad' |
ok – bw |
(gewest., spreekt.) wisselvorm van ook |
okkasie – zn |
gelegenheid Vgl. Eng. occasion Vgl. 'geleentheid' |
okkerneut – zn |
walnoot |
olienhoutboom, olienhout – zn |
Zuid-Afrikaanse olijfboom (Olea europaea subsp. cuspidata) (< dial. Ned.
'olievenhout') Vgl. 'boekenhoutboom' |
olieraap – zn |
koolzaad (Brassica napus var. oleifera) |
olierig – bn |
vet (van haren, huid, afscheiding) |
olik – bn |
misselijk, naar, ziek Vgl. 'oulik' en
'aardig' |
omdraai – ww |
omdraaien; ondergang v.e. bedrijf afwenden, een bedrijf van de ondergang redden Vgl. Eng. turnaround voor de betekenis 'ondergang v.e. bedrijf afwenden' |
omgee (omgee vir) – ww |
geven om, je betrokken voelen bij; bezwaar hebben Gee jy 'n donner om vir jou vriende?! – 'Kunnen jouw vrienden je
eigenlijk wel een donder schelen?!'
Ek gee om vir die armes in ons
gemeenskap – 'Ik geef om de armen in onze gemeenschap.' Gee jy om as ek
rook? – 'Heb je er bezwaar tegen als ik rook?' Opm.: de tweede betekenis, 'bezwaar hebben', duidt op een leenvertaling van Eng. to care |
omgekrap – bn |
boos, overstuur |
omgewing – zn |
omgeving, milieu |
omgewings- – woordd. |
milieu-
omgewingsbewaring – 'milieubescherming', omgewingsbesoedeling –
'milieuverontreiniging'
Vgl.
'besoedeling' |
omie – zn |
meneer
Opm.: omie wordt gebruikt door jongere sprekers en kinderen die met respect over een oudere manspersoon willen spreken (wordt ook gebruikt als aanspreekvorm: zie daarvoor opm. bij oom):
Daai omie het sy huis self gebou – 'Die meneer heeft zijn huis zelf gebouwd' Vgl. 'oom', 'tannie', 'antie' |
ompad – zn |
wegomlegging |
omtrent – vz, bw |
(vz) over, aangaande; (bw) ongeveer; zowat, vrijwel, praktisch
Opm.: in de betekenis 'over' komt men
het voorzetsel omtrent veelvuldig tegen: Wat sê die Bybel omtrent
dinosaurusse? – 'Wat zegt de Bijbel over dinosaurussen?'
Nog vaker komt men het tegen als bijw. in de
betekenis van 'ongeveer': Hierdie griep duur omtrent twee weke – 'Deze griep duurt ongeveer twee weken'. In de
betekenis 'zowat, praktisch' moet men het in de spreektaal zoeken: Vandat hy 'n minister is, is hy omtrent nooit by die huis nie – 'Sinds hij minister is, is hij praktisch nooit thuis'.
Vooral deze bijw. bepalingen doen vermoeden dat we hier met een leenvertaling vanuit Eng. about te maken hebben. Vgl. 'naastenby' |
onderbefonds – ww |
iem. of iets onvoldoende betalen, geldelijk ondersteunen |
onderbefonds – bn |
onderbetaald |
onderdakparkering – zn |
parkeergarage |
onderhoud – zn |
interview, vraaggesprek In hierdie persoonlike onderhoud het sy baie vertel oor haar privaatlewe – 'In dit persoonlijke interview heeft ze veel over haar privéleven verteld' |
onderrok – zn |
petticoat
(uitdr.) sy onderrok hang uit – 'hij toont zijn ware gezicht / hij kan zijn ware gezicht niet verbergen' |
ondersteun – ww |
ondersteunen; steunen, geldelijk steunen Ondersteun ons nou met 'n skenking! – 'Steunt u ons nu met een schenking!' |
ondersteuning – zn |
ondersteuning; steun, geldelijke steun Sy het baie ondersteuning van haar familie gekry – 'Zij kreeg veel steun van haar familie'
Danksy die ondersteuning van die aandeelhouers het ons maatskappy vanjaar gegroei – 'Dankzij de financiële steun van de aandeelhouders is ons bedrijf dit jaar gegroeid' |
onderwyser – zn |
leraar, onderwijzer Opm. I: in de studententaal zegt men ook informeel 'onnie' als men onderwijzer bedoelt (zie ald.).
Opm. II: met 'leraar' bedoelt men in het Afr. 'dominee' (zie ald.).
|
ongekarteer – bn |
niet in kaart gebracht, onbekend, onverkend
|
ongemaklik – bn |
niet naar je zin hebbend, je niet optimaal voelend |
ongeskik – bn |
ongemanierd, onvriendelijk
Opm.: de positieve tegenhanger van ongeskik in deze zin is vriendelik. Zonder ontkennend voorvoegsel betekent geskik, net als in het Nl., 'geschikt', 'met eigenschappen die passen'. |
onkant – bn |
buitenspel; (onkant vang) iem. ergens mee overvallen, overrompelen, iem. voor een verrassing stellen Jy vang my nou onkant met jou vraag, maar kom ons gesels liewer hieroor per e-pos – 'Je overvalt me nu met je vraag, maar laat ons liever per e-mail hierover praten'
Opm.: gebruik van onkant in de uitdrukking iemand onkant vang is hoogstwsch. ontstaan onder invloed van Eng. to catch someone off guard, 'iemand verrassen, overvallen, overrompelen'. We hebben hier dus te maken met een leenvertaling uit het Engels, gestimuleerd door fonetische overeenkomst tussen Afr. onkant en Eng. off guard. |
onnie – zn |
(gemeenz., stud. taal) onderwijzer, 'mees', juf |
onnutsig – bn |
ondeugend |
onpadwaardig – bn |
ongeschikt voor deelname aan het verkeer (inz. voertuigen) Vgl. Eng. unroadworthy Vgl. 'padwaardig' |
ons – pv |
(1ste pers. mv.) wij; (verb. 1ste pers. mv.) ons; (bez. vnw. 1ste pers. mv.) ons, onze |
ons s'n – pv |
(zelfst. bez. vnw. 1ste pers. enkv.) van ons, onze |
onthaal – zn |
officiële ontvangst |
onthou – ww |
onthouden; zich herinneren, nog weten Opm.: mogelijk onder invloed van Eng. to remember, 'onthouden', 'zich herinneren', 'nog weten', heeft onthou een bredere betekenis dan Nl 'onthouden' gekregen, waardoor het in het Afr. vaker gebruikt wordt. De volgende voorbeelden moeten dit duidelijk maken.
onthouden
Onthou asseblief dat die petisie steeds voortgaan –
'Onthoudt u alstublieft dat de petitie nog voortduurt'
(Eng. Please remember that the petition still continues)
zich herinneren
Ek onthou 'n storie wat ouma vir my vertel het –
'Ik herinner mij een verhaal dat oma mij vertelde'
(Eng. I remember a story that my grandmother told me)
nog weten
Onthou jy (nog) toe ek so geval het? –
'Weet je nog, toen ik zo gevallen was?'
(Eng. Do you remember when I'd fallen like that?)
|
ontleding – zn |
analyse, onderzoek 'n Ontleding sal gedoen word om vas te stel waarom kliënte weggebly of by ander maatskappye uitgekom het – 'Er zal een analyse/onderzoek gedaan worden om vast te stellen waarom klanten zijn weggebleven of bij andere bedrijven zijn terechtgekomen'
|
ontleed – ww |
ontleden; analyseren, onderzoeken
|
ontsteld – bn |
boos, kwaad; verbouwereerd; ontsteld Opm.: ontsteld hoort men veel vaker in het Afrikaans dan in het Nl. omdat ontsteld onder invloed van het Engels semantisch is opgeschoven naar het (erop gelijkende) Eng. upset. We hebben te maken met een leenvertaling die wsch. gestimuleerd is door fonetische overeenkomstigheid.
Vgl. 'gevoelig' |
onttrek – ww |
1. (onwederk.) onttrekken; terugtrekken, de aftocht blazen, intrekken; (geld) opnemen;
2. (wederk.) zich terugtrekken van / uit, niet meer deelnemen aan
Onttrek heeft, hoogstwsch. onder invloed van Eng. to withdraw van het Nl. afwijkende betekenissen gekregen. De volgende voorbeelden moeten dit duidelijk maken.
Onwederk. onttrekken (zoals Nl.)
Sout onttrek vog uit die omgewing –
'Zout onttrekt vocht aan de omgeving'
(Eng. Salt extracts water from its environment)
Onwederk. terugtrekken
Na haar loopbaan het die aktrise haar lewe aan die kolligte onttrek –
'Na haar carrière heeft de actrice haar leven van de spotlichten teruggetrokken'
(Eng. After her career the actrice withdrew her life from the spotlights)
Onwederk. intrekken
Ek het besluit om my lied se nominasie te onttrek –
'Ik heb besloten de nominatie van mijn lied in te trekken'
(Eng. I have decided to withdraw the nomination of my song)
Onwederk. (geld) opnemen
Jy kan nie geld onttrek nie, omdat jy oortrokke is by die bank =
'Je kunt geen geld opnemen omdat je rood staat bij de bank'
(Eng. You cannot withdraw money because you are overdrawn at the bank)
Wederk. zich terugtrekken, de aftocht blazen
Die rebelle het onttrek aan die Siriese hoofstad Damaskus –
'De rebellen hebben zich teruggetrokken uit de Syrische hoofdstad Damascus'
(Eng. The rebels have withdrawn from the Syrian capital Damascus)
|
onttrekking – zn |
onttrekking; terugtrekking, intrekking; geldopname, saldoafschrijving; ontwenning (van verslaving)
Onttrekking heeft, hoogstwsch. onder invloed van Eng. withdrawal van het Nl. afwijkende betekenissen gekregen (vergelijk het corresponderende werkwoord onttrek hierboven). Onder invloed van withdrawal heeft het tevens de betekenis 'ontwenning' gekregen:
Tuinmaak het my deur my eerste onttrekking gehelp –
'Door tuinieren ben ik door mijn eerste ontwenning heengekomen'
(Eng. Gardening helped me get through my first withdrawal)
Cold turkey van dagga is niks vergeleke met die onttrekkingsimptome wat jy van heroïen kry nie –
'Cold turkey van wiet valt in het niet vergeleken met de ontwenningsverschijnselen die je van heroïne krijgt'
(Eng. Cold turkey from pot is nothing compared to the withdrawal symptoms you get from heroin) |
ontwerper – zn |
ontwerper, (kleding) designer |
ontwerpers- – zn |
designer-,design- (designerkleding, designkleding) |
ontvangs – zn |
receptie, (Zuid-Nederl.) onthaal |
ontvangsdame – zn |
receptioniste |
onvanpas – bn |
ongepast |
ooghoogteoond – zn |
ingebouwde oven op ooghoogte |
ooievaarspartytjie – zn |
feestje voor aaanstaande moeder |
oom – zn |
oom; mijnheer, meneer
Opm.: oom wordt ook gebruikt als beleefde aanspreekvorm tegen
mannen die ouder zijn dan de spreker. Hierbij wordt de derde persoon enkelvoud aangewend:
Wil oom iets hê om te drink? – 'Wilt u iets drinken, meneer?'
Vgl. 'tannie', 'omie', 'antie' |
oond – zn |
oven |
oopkop – bn |
recht-voor-z'n-raap |
oopplankkombuis – zn |
open keuken |
oopsluit – ww |
openen |
oor – vz, vw, zn |
(voorz.) over; (voegw.) omdat; (zelfs. nw.) oor iemand ore aansit – 'iemand overtreffen, overtroeven, iemand de baas zijn'
Vgl. 'lat', 'oordat', 'oorlat'
|
oorbietjie – zn |
oribi (soort dwergantilope) (Ourebia ourebi) |
oordat – vw |
omdat
Vgl. 'lat', 'oor', 'oorlat' |
oorgee – ww |
overgeven, braken Vgl. 'vomeer', 'vermeer' |
jou oorgee – ww |
zich overgeven |
oorhoofs – bn |
oorhoofse koste – 'onkosten', 'overheadkosten' |
oorhoops – bn |
overhoop, in onmin, ruzie hebbend;
oorhoops wees met – 'overhoop liggen met' |
oorkant – zn, vz |
de overkant; aan de overkant
Oorkant die rivier – 'Aan de overkant van de rivier' Vgl. 'anderkant',
'duskant' |
oorklank – ww |
nasynchroniseren
Vgl. 'klank',
|
oorklanking – zn |
nasynchronisering |
oorklim – ww |
overstappen (bus, trein, e.a.)
Vgl. 'afklim', 'opklim', 'inklim' |
oorkrabbetjie, oorkrawwetjie – zn |
oorbel |
Oorlammer – zn |
lid van de etnische groep der Oorlammers: een stam behorende tot het in Namibië wonende Nama-volk. Zij spreken Oorlams, een op het Afrikaans gebaseerde creooltaal. |
Oorlams – zn |
de op het Afrikaans geënte creooltaal die door de Oorlammers (zie ald.) gesproken wordt |
oorlat – vw |
(in Kaaps dialect) omdat
Die teacher het haar geslaat oorlat sy vir hom gevloek het – 'De leraar heeft haar geslagen omdat zij tegen hem vloekte'
Vgl. 'lat', 'oor', 'oordat' |
oorle – bn |
wijlen, overleden (enkel attr.)
Ek was altyd lief vir my oorle ouma – 'Ik hield altijd van wijlen mijn oma'
|
oorplaas – ww |
storten (v. geld) |
oorslaap – ww |
logeren
Vgl. Eng. to sleep over Vgl. 'tuis gaan' en 'loseer' |
oorskietkos – zn |
kliekje (eten) |
oorstaan – ww |
blijven staan, blijven bestaan, onopgelost blijven, uitgesteld worden
As ons nie nou 'n besluit neem nie sal die vraagstuk dus eenvoudig oorstaan – 'Als wij niet
nu een beslissing nemen, dan zal de kwestie dus gewoon onopgelost blijven'. |
oortreksel – zn |
hoes, overtrek (dekbedovertrek – duvetoortreksel) |
oortrektrui – zn |
sweater |
oortrommel, oordrom – zn |
trommelvlies |
oorveeg, oorvyg – zn |
oorvijg
Vgl. 'oorwaks'. |
oorwaks – zn |
oorvijg
Vgl. 'oorveeg'. |
opdok – ww |
dokken (met geld over de brug komen), er financieel voor opdraaien,
betalen
Opm.: dit woord is niet zo gemeenzaam als het lijkt. Het is een normaal
woord dat ook bij serieuze zaken gebruikt kan worden.
Jy sal self vir die
dienste moet opdok – 'Je zult zelf voor de diensten moeten opdraaien' Vgl. 'skuld',
'delg' |
opdonner/opdonder – ww |
(gemeenz.) in elkaar slaan |
opdraand, opdraande – zn |
opgaande helling Uitdr.: iemand opdraande gee
(< Eng. To give someone uphill) – 'iemand dwars zitten', 'iemand moeilijkheden geven' Vgl.
'afdraand(e)' |
opdraand – bw |
bergopwaarts
Vgl.
'afdraand(e)' |
opelyf – zn |
stoelgang, ontlasting |
ophaal – ww |
ophalen, omhoog pompen; oprakelen, omhooghalen, weer opvissen, aan de vergetelheid ontrukken
Wie ou probleme bly ophaal, grawe ou koeie uit die sloot – 'Iemand die oude problemen blijft oprakelen haalt oude koeien uit de sloot'
Archimedes het gewys hoe 'n mens water kan ophaal – 'Archimedes heeft laten zien hoe je water kunt ophalen'
Met hierdie pomp haal ons water
op – 'Met deze pomp pompen we water omhoog'
Tydens hierdie terapie moet jy jou slegte herinnerings ophaal – 'Tijdens deze therapie moet je je slechte herinneringen oprakelen'
Vgl. 'skouers ophaal' en 'oplaai'. |
op hitte – bn |
loops Vgl. Eng. on heat
Vgl. 'spuls' |
opfok – ww |
(gemeenz.) in elkaar slaan Vgl. Eng. to fuck up |
opgewonde – bn |
opgewonden, enthousiast, erg blij (om iets)
Opm.: dit bijvoeglijke naamwoord wordt gebruikt waar men in het Engels 'excited' zegt. Het wordt dus vaker dan in het Nl. gebruikt, om er een algehele positieve
spanning bij aangename gebeurtenissen en situaties mee uit te drukken. Ek is nogal opgewonde daaroor – 'Ik vind dit erg leuk' / 'Ik heb er echt zin in'
|
opgooi – ww |
overgeven, braken In deze betekenis is het werkwoord opgooi een leenvertaling vanuit het Engels; vgl. to throw up.
Vgl. 'vermeer', 'vomeer' |
opklim – ww |
opklimmen, omhoog klimmmen; instappen (bus, trein, vliegtuig, e.a.)
Vgl. 'afklim', 'oorklim', 'inklim' |
oplaai – ww |
ophalen, uploaden
My kêrel kom my nou-nou oplaai – 'Mijn
vriend komt mij straks ophalen'
Nou kan julle hierdie foto's oplaai –
'Nu kunnen jullie deze foto's uploaden'.
Vgl. 'ophaal',
'afhaal'. |
opmaak – ww |
opmaken; verzinnen
Opm.: de tweede betekenis, 'verzinnen', is een leenvertaling van het Eng. to make up |
opname – zn |
opname; enquête |
opneem – zn |
opnemen; in beslag nemen, benutten, besteden Opm.: de tweede betekenis, 'in beslag nemen', 'benutten' is een leenvertaling van Eng. to take up:
Hulle word aangemoedig om alle hulpbronne op te neem – 'Zij worden aangemoedigd om alle middelen te benutten' |
opsit – ww |
'vrijen': oud gebruik onder Afrikaners waarbij de jongen met het huwbare meisje in of rond haar ouderlijk huis praat en/of haar het hof maakt, terwijl de ouders naar bed zijn. De jongelieden houden krijgen van de ouders een aangestoken kaars, de opsitkers, en als die opgebrand is weet de jongen dat hij weer naar huis moet gaan. |
opsitkers – zn |
kaars vastgehouden en brandende gehouden tijdens opsit (zie hierboven)
Jy kan my pa maar vir 'n opsitkers vra – 'Vraag mijn vader maar om een opsitkers' (m.a.w.: 'Ik wil verkering met je')
|
opsittery – zn |
het samenzijn bij de opsitkers (zie ald.) |
opskud – ww |
opschieten |
opslae: opslae maak – uitdr. |
opschudding veroorzaken, reacties uitlokken |
opsluit – ww |
opsluiten, achter slot zetten, in een kooi doen |
opsluit – bw |
(met klemt. op tweede lettergr.)
absoluut, beslist, per se Ná die ete wou hy opsluit die resep van my kry – 'Na het diner wou hij per se het recept van mij krijgen'
|
opsom – ww |
samenvatten Ons missie kan in twee woorde opgesom word: ons dien – 'Onze missie kan in twee woorden worden samengevat: wij dienen'
Opm.: deze betekenis is hoogstwsch. ontstaan onder invloed van de fonetische overeenkomst met het etymologisch verwante Engelse to summarise, 'samenvatten'.
|
opsomming – ww |
samenvatting Vgl. 'opsom'
|
opstop – ww |
opzetten (van dode dieren) |
optel – ww |
optillen / oppikken/-pakken; optellen |
optelhond – zn |
zwerfhond |
optelkind – zn |
vondeling |
opvolginspuiting – zn |
(v. inenting) boosterprik
ook: skraagdosis |
opwas – ww |
afwas doen Vgl. Eng. to wash up
Vgl. 'skottelgoed' |
opwasem – ww |
beslaan (bijv. van glas) |
opwasmiddel – zn |
afwasmiddel Vgl. Eng. washing-up liquid |
opwen – ww |
zich ergens over opwinden, irriteren Hierdie rommel wen my op –
'Ik wind me op over deze rommel' Moenie paniekerig raak en jouself
daaroor opwen nie – 'Raak niet in paniek en wind je er niet over op' Dit
is 'n opwen-radio – 'Dit is een opwindbare radio' |
opwipwinkel – zn |
pop-upwinkel, pop-upstore (een tijdelijke winkel zonder vaste ruimte) Vgl. Eng. pop-up store |
ordentlik – bn |
netjes, fatsoenlijk, schoon |
ordentlik – bw |
behoorlijk, zoals het hoort
Ek wens ek kon ordentlik Engels praat – 'Ik wou dat ik behoorlijk Engels kon praten' |
Orie-oetan – zn |
(volksk.) op monsterlijke mensaap gelijkende, angstaanjagende fabelfiguur |
orrel – zn |
orgel |
orrelis – zn |
organist |
ossewa – zn |
ossenwagen |
Ossewabrandwag – zn |
(hist.) politiek invloedrijke, in 1938 door Hans Janse van Rensburg opgerichte paramilitaire, Afrikanernationalistische organisatie met sympathieën voor het nationaal-socialisme Vgl.
'Gryshemde', 'Ystergarde' |
Ossewarock – zn |
genre rebelse Afrikaanstalige popmuziek uit de jaren tachtig, o.m. met zanger en componist Johannes Kerkorrel (Ralph John Rabie). De maatschappijkritische stroming
waar dit genre deel van uitmaakte heette de Voëlvrybeweging. |
ou (mv. ouens) – zn |
jongen (mv. jongens); (gemeenz.) 'n ou, 'iemand' |
ou – bn |
oud; beste, goeie ouwe; lief, aandoenlijk
ou Karel – 'goeie ouwe
Karel' |
oubaas – zn |
oudere boer op boerderij, de oude opziener (op de boerderij), de vader van de opziener van de boerderij; (vero.) beleefde, zwarte aanspreekvorm voor oudere blanke
Vgl. 'oubaas' |
oudmodies – bn |
uit de mode, uit de tijd, verouderd Vgl. Du. altmodisch |
ouds – bw |
vanouds, zoals vroeger Ouds is een verkorting van Afr. van ouds.
Kom ons gaan weer soos ouds jol – 'Laten we weer eens feesten zoals vroeger' |
Oudtshoorniet – zn |
inwoner of inwoonster van Oudtshoorn (stad in de West-Kaap) |
oudtyds – bn |
ouderwets; zoals vroeger |
ouetehuis – zn |
bejaardenhuis |
oujongkêrel – zn |
vrijgezel, (neerh.) eeuwige vrijgezel Vgl. 'oujongnooi' |
oujongnooi – zn |
vrijgezel, (neerh.) oude vrijster, (neerh.) eeuwige vrijgezel Vgl. 'katelknaap' |
oukersaand – zn |
Kerstavond (24 december) |
oulaas (vir oulaas) – bw |
voor de laatste keer (zoals vroeger) |
oulap – zn |
dubbeltje (arch.) |
oulik – bn |
leuk
Opm.:
'leuk' wordt in het Afrikaans niet gebruikt Vgl.
'olik' |
ouma – zn |
oma |
oumagrootjie – zn |
overgrootmoeder |
oumansklier – zn |
(neerh.) prostaat, voorstanderklier |
oumawoonstel – zn |
bijhuisje: een- of tweepersoonswoonruimte, meestal aan huis gebouwd (vaak om bedienden in onder te brengen)
Vgl. 'wendyhuis'
|
oumiesies – zn |
aanspreekvorm en benaming voor de oudere, blanke vrouw des huizes (vaak de moeder van de miesies)
Leah, los maar 'n bietjie die skottelgoed want die oumiesies het stampmielies vir jou voorberei – 'Leah, laat de afwas maar even staan want de oumiesies heeft stampmielies voor je gekookt'
Vgl. 'miesies'
|
oupa – zn |
opa |
oupagrootjie – zn |
overgrootvader |
outa – zn |
oudere zwarte of bruine man |
outjie – zn |
jongetje, jochie, ventje |
ouvolk – zn |
reuzengordelstaarthagedis (Cordylus giganteus) Ook groot gordelakkedis, skurwejantjie of sonkyker genoemd. |
owerheid – zn |
overheid |
P |
|
paaiboelie – zn |
schrikbeeld, boeman; lelijke persoon |
paadjie – zn |
paadje, weggetje; scheiding in het haar |
paaiement – zn |
gedeelte van afbetaling |
Paarl, die – zn |
Paarl Dorp in de Westkaap, vernoemd naar de ronde,
glinsterende heuvel op het gemeentelijke
grondgebied Uitspr. 'die pêrel' |
paap – ww |
(gemeenz.) bang zijn |
pad (mv. paaie) – zn |
weg (uitdr.) uit jou weg uitgaan – 'je uiterste best doen voor iemand'
Opm.: dit is hoogstwsch. een leenvertaling van Eng. to go out of your way |
padda – zn |
kikker, kikvors, puit (BE) (fam. Ranidae); pad (fam. Bufonidae)
Opm.: meer specifiek zegt men skurwepadda als men 'pad' bedoelt
Vgl. 'skurwepadda' |
paddavoete – zn |
zwemvliezen |
padgee – ww |
voorrang verlenen, uit de weg gaan, opzij gaan, wijken; (padgee uit) weggaan, ervandoor gaan Vgl. Eng. to give way |
padkaart – zn |
wegenkaart |
padkafee – zn |
wegrestaurant |
padkos – zn |
eten voor onderweg |
padteken – zn |
verkeersbord Vgl. Eng. road sign |
padvark – zn |
wegpiraat |
padvervoer – zn |
wegtransport |
padwaardig – bn |
geschikt voor deelname aan het verkeer Vgl. Eng. roadworthy Vgl. 'onpadwaardig' |
padwerke voor! – tw |
werk in uitvoering! Vgl. Eng. road work ahead |
pak – ww |
inpakken, pakken (van bagage) Vgl. 'vat' |
pakkie – zn |
pakket, pakje |
pamperlang – ww |
vleien; flikflooien |
pampoen – zn |
pompoen
Vgl. 'botterskorsie', 'kafferwaatlemoen', 'makataan', 'maranka', 'murgpampoentjie', 'skorsie', 'spanspek', 'tsamma',
'waatlemoen'
|
pampoenkop – zn |
domkop |
pampoentjies – zn |
bof (ziekte) |
paneel – zn |
panel (Eng.) |
paneelbespreking – zn |
forumdiscussie |
paneelbord – zn |
dashboard |
paneelklopper – zn |
iem. die auto's uitdeukt Vgl. Eng. panel beater |
pap – zn |
pap (gewoonl. maïsmeelpap) |
pap – bn |
slap; (van banden) plat, lek; (van batterij, accu) leeg
'n pap band, 'n pap wiel – 'een lekke band'
|
papbroek – zn |
bangerik, lafaard, slappeling |
papegaaibont – bn |
intensivering van bont: kakelbont |
papgeld – zn |
kinderbijslag |
papie – zn |
pop (vlindercocon) |
papnat – bn |
kletsnat
Vgl. 'sopnat' |
paprika – zn |
paprikapoeder
Opm.: de paprika (groente) is in het Afrikaans soetrissie
Vgl. 'rissie', 'soetrissie' |
parmantig – bn |
brutaal, ondeugend Vgl. 'astrant' |
parool – zn |
borgtocht
Die gevangene sal in April op parool vrygelaat word – 'De gevangene zal in april op borgtocht worden vrijgelaten' |
pars – zn |
druiven-, vruchtenpers Vgl. 'pers' |
pars – ww |
persen (alléén van druiven); strijken met een strijkijzer Vgl. 'pers' |
part (mv. parte) – zn |
(gemeenz.) auto-onderdeel Naast dit informele, aan het
Engels ontleende 'parte' gebruikt men ook het formelere 'onderdele' |
party – zn |
partij |
party – tw |
sommige
Party mense is
te vet – 'Sommige mensen zijn te dik' |
partykeer – bw |
soms |
partytjie – zn |
feestje |
pasella – zn |
iets wat je op de koop toe krijgt/geeft; toegift, extraatje |
paslaken – zn |
hoeslaken Vgl. 'oortreksel'
|
pasoppens: in jou pasoppens wees – uitdr. |
op je hoede zijn |
paspoortbeheer – zn |
paspoortcontrole |
pastei – zn |
'pie', soort pasteitje bestaande uit ragoût / vol-au-vent in bladerdeeg
Vat jou paai en
waai! (reclameslagzin van populaire pasteiwinkel in Port Elizabeth) |
patat (mv. patats) – zn |
zoete aardappel, yamwortel (Ipomoea batatas); domkop |
pawieperske – zn |
perzikvariëteit (Clingstone-perzik) |
peits – zn |
rijzweepje (< Du. Peitsche) |
pendelaar – zn |
forens |
pendoring – zn |
soort doornstruik met witte bloemen (Gymnosporia buxifolia) |
penorent – bn |
rechtop, kaarsrecht |
pens: pens en pootjies – zn |
hoofdbestanddelen van afval (zie ald.); pars pro toto voor afval (zie ald.) |
pens: pens en pootjies – bw; uitdr. |
(scherts.) met zijn hele hebben en houden, met alles erop en eraan |
peperboom – zn |
Peruviaanse peperboom: een oorspronkelijk Zuid-Amerikaanse groenblijvende boom met geveerd blad en rode besjes, populair in Z.A. tuinen en vaak verwilderd (Schinus molle) |
peperment – zn |
pepermunt |
per ongeluk – bn; bw |
per ongeluk, abusievelijk |
perd – zn |
paard; kerel |
perdeby – zn |
wesp (Vespidae) |
perdejoggie – zn |
jockey |
perdetelery – zn |
paardenfokkerij |
perdetelery – zn |
paardenfokkerij |
perdfris |
zeer uitgerust, fris |
pêrel – zn |
parel Vgl. 'Paarl' |
perlemoen, perlemoer – zn |
parelmoer (het glanzende bekleedsel van schelpen
van weekdieren zoals de oester en de nautilus); zeeoor (Haliotis midae) (gastronomisch gewild zeeweekdier met grote, opvallende schelp) Het zeeoor geldt in Zuid-Afrika als kostbare lekkernij en is daardoor vaak het slachtoffer is van stropers. De
oorvormige schelp van het dier kenmerkt zich door de gaten in de schelp,
waardoor het ademt. Het dier leeft op rotsen. Ook wel klipkous of pêrelmossel genoemd. |
permit – zn |
vergunning Vgl. Eng. permit
Vgl. 'vergunning', 'lisensie' |
pers ww |
persen (alle vruchten, behalve druiven Vgl. 'pars' |
pers bn. |
paars |
pers – zn |
pers (media) |
perske – zn |
perzik |
petalje – zn |
spektakel |
Petoors: skote, Petoors! – uitdr. |
goed zo!, knap gedaan! |
petrol (klemtoon op pet-) – zn |
benzine Vgl. Eng. petrol |
petrolstasie – zn |
benzinestation Vgl. Eng. petrol station |
peuselhappie – zn |
snack |
peuter – ww |
rommelen, saboteren |
piekel – ww |
sjouwen, met moeite vervoeren / lopen; inleggen (inmaken van levensmiddelen met behulp van, bijvoorbeeld, zout en/of azijn)
Opm.: de tweede betekenis van piekel (inmaken van levensmiddelen) kan verward worden met Afr. pekel, 'pekelen, in zout inleggen'
waar geen azijn aan te pas komt en het resultaat dus geen tafelzuur is (zoals in Eng. pickle bestaande uit zure augurken, zilveruitjes, enz.)
Vgl.
'aanpiekel' |
pienk – bn |
roze |
pienksuring – zn |
soort klaverzuring (Oxalis luteola) |
piering – zn |
schotel (v. servies) |
piesang – zn |
banaan |
pietersielie – zn |
peterselie |
piet-my-vrou – zn |
heremietkoekkoek: Zuid-Afrikaanse koekkoeksoort met kenmerkende roep 'pie-pie-pieuw' ("piet-my-vrou") (Cucullus solitarius) Vgl. 'kwêvoël' |
piets – ww |
petsen |
pik – zn |
houweel |
pikkanien, pikanien – zn |
klein zwart jongetje |
pikkewyn – zn |
pinguïn |
pitkos – zn |
stof tot nadenken |
pittig – bn |
kort en grappig (bijv. een pittige grap) |
pla – ww |
plagen; lastig vallen, dwarszitten, storen Jammer om te pla! – 'Pardon!' / 'Mag ik U
even lastigvallen?' Wat jou pla, is jou eie gewete – 'Het is jouw eigen geweten dat jou dwarszit' Ek is nie gepla deur 'n deurmekaar omgewing nie – 'Ik vind
een warrige omgeving niet zo vervelend / Een warrige omgeving stoort mij niet'
De tweede betekenis, 'lastig vallen, dwarszitten, storen', duidt op een leenvertaling van het Eng. ww. to bother.
Vgl. 'boelie', 'lol', 'neul', 'skoor', 'terg', 'verpes' |
plaas – zn |
boerderij; boerenbedrijf
Vgl. 'boerdery' |
plaasaanval – zn |
erfoverval, overval op boerderij
Vgl. 'aanslag', 'aanval', 'plaasmoord'
|
plaashuis – zn |
boerderijwoning, hoeve |
plaasmoord – zn |
moord op boer(en) op hun erf meestal als deel v.e. plaasaanval
Vgl. 'aanslag', 'aanval', 'plaasaanval' |
plaaswerker – zn |
boerderijarbeider (vaak woonachtig op de boerderij) |
plaatjoggie – zn |
discjockey |
plakkaat – zn |
poster |
plakker – zn |
bewoner van een plakkerskamp (een illegale krottenwijk) |
plakkerskamp – zn |
illegale krottenwijk
Opm.: een plakkerskamp wordt, eufemistisch, ook
informele nedersetting genoemd. Overal in Zuid-Afrika treft men rond
steden en dorpen zulke opeenhopingen van tenten, golfplaathutjes en barakken
aan, waar de armsten in leven. Er bestaan zwarte en blanke plakkerskampen.
Een bekend plakkerskamp met hoofdzakelijk Afrikaners is Kroningspark / Coronation Park, bij
Krugersdorp. Mensen zijn er vaak verstoken van elementaire sanitaire voorzieningen. Vgl.
'nedersetting, informele nedersetting' |
plakkie – zn |
verzamelnaam voor zeer algemene inheemse vetplantsoorten van het
geslacht Crassula; slipper (schoeisel) |
plakkies – zn |
slippers |
plan: 'n plan maak – uitdr. |
een oplossing vinden: 'n Boer maak 'n plan – 'We vinden er wel iets
op' |
plankdun – bn |
intensivering van dun: flinterdun, zeer dun |
plasbadjie – zn |
(opblaasbaar) peuterbad, ondiep zwembadje voor in de tuin |
plasdammetjie – zn |
kinderbadje, pierenbadje |
plaat – zn |
plaat; röntgenfoto plate neem – 'röntgenfoto's maken' |
platboompot – zn |
Dutch oven (gietijzeren pot met hengsel en platte bodem)
Opm.: op de barbecue of boven open vuur kan men in de pot potjiekos (zie ald.) bereiden, maar hij wordt bij uitstek gebruikt om bij de barbecue potbrood (zie ald.) in te bakken. Vgl. 'potbrood', 'potjie' en 'potjiekos' |
platform – zn |
perron Vgl. Eng. platform |
platinum – zn |
platina Vgl. Eng. platinum |
plek – zn |
plaats, plek; uitgaansplek |
plek-plek – bw |
hier en daar |
pleks: pleks van – uitdr. |
in plaats van
Bijv.: ons plaaswerkers kry kospakkies pleks van salaris – 'de arbeiders op onze boerderij krijgen voedselpakketten in plaats van salaris' |
plesier: dis 'n plesier – uitdr. |
graag gedaan |
plofstof – zn |
explosieven |
plonk – zn |
slechte wijn
Vgl. Eng. plonk
Vgl. 'dooswyn' |
plot – zn |
huis met een stuk grond buiten de stad |
pluimbal – zn |
badminton |
poeding – zn |
malvapoeding (zie ald.); pudding |
poef – ww |
(gemeenz., naast poep) poepen, kakken |
poefter – zn |
(neerh.) homofiel, homoseksueel Vgl. 'moffie', 'trassie' |
poegaai – bn |
bekaf
Vgl. 'bek-af, bekaf'
|
poehaai – zn |
kouwe drukte |
poena – zn |
(scherts.) bijnaam voor iemand klein, gedrongen en dik is (bijv. een jongen); een voorwerp dat in zijn soort klein, kort en dik is (bijv. een geweer)
Vgl. 'poenskop', 'poeskop' |
poenskop (hist. ook poeskop) – zn |
hoornloos rund; olifantenkoe zonder slagtanden; zeebrasemsoorten met stompe neus (Cymatoceps nasutus, Chrysoblephus gibbiceps); (overdr.) man met kaal hoofd
Vgl. 'poena', 'poeskop' |
poepdronk, poesdronk – bn |
(gemeenz.) strontlazarus |
poephol – bn |
(gemeenz.) aars; klootzak, idioot
|
Poephol: Piet Poephol – uitdr. |
(gemeenz.) 'Pietje Puk', 'Jan Jansen' (e.g. schertsende benaming voor de doorsneemens of een
nepnaam bij het invullen van een formulier)
Vgl. 'Pompies, Piet'
poes – zn |
(gemeenz.) vrouwelijk geslachtsorgaan; klootzak, ellendeling, rotzak
Opm.: noem dus in Z.A. in het bijzijn van anderen een kat nooit poes! Zeg dan kietsie of gewoon kat.
Vgl. 'doos', 'kietsie', 'kont', 'poeskop' |
poesklap – zn |
(gemeenz.) harde klap of slag in het gezicht; effectieve dreun
Ook afgekort: p.k. |
poeskop – zn |
(gemeenz.) klootzak, ellendeling, rotzak
Vgl. 'poenskop', 'poes' |
poetoepap – zn |
kruimelige mieliepap (zie ald.)
My gunstelingbraaigereg is poetoepap met boerewors en tamatiesous – 'Mijn lievelingsbarbecuegerecht
is maïspap met boerewors en tomatensaus' |
polfyntjie – zn |
soort koekje; meisje (als in 'vriendin', 'minnares') |
polies (mv. polieste) – zn |
(gemeenz.) politieagent
Vgl. 'gatta', 'poot'
|
polonie – zn |
soort boterhamworst Opm.: de typisch Zuid-Afrikaanse betekenis van dit woord treft men ook aan in het
Zuid-Afrikaans Engels, bij het woord 'polony'. |
polvy – zn |
hak (v.e. schoen) Opm.: Afr. hak betekent 'hiel' in het Nl. (zie ald.) |
pomelo – zn |
grapefruit |
pomp – zn |
pomp; (gemeenz.) neukpartij, wip |
pomp – ww |
pompen; (gemeenz.) geslachtsgemeenschap hebben, neuken |
Pompies, Piet – uitdr. |
gemeenz. 'Pietje Puk' (e.g. schertsende benaming voor de doorsneemens of een
nepnaam bij het invullen van een formulier)
Vgl. 'Piet Poephol'
|
pondok, pondokkie – zn |
armelijk hutje |
ponie – zn |
pony (paardje) |
poniekoerant – zn |
roddelkrant, boulevardkrant, 'tabloid' |
ponsmasjien – zn |
perforator |
poot – zn |
(gemeenz.) politieagent, smeris
Vgl. 'gatta', 'polies' |
pootjie – ww |
pootje haken |
pootuit – bn |
uitgeput Vgl. 'beenaf' |
popspeel – ww |
met poppen spelen |
posgeld – zn |
porto |
poskaart – zn |
briefkaart, ansichtkaart |
posseël – zn |
postzegel |
posvat – ww |
aanslaan, in zwang raken |
poswese – zn |
posterijen |
pot – zn |
pot, pan
Opm.: in het Zuid-Afrikaanse keukenlexicon bestaat het onderscheid tussen een pot en een pan nog volledig. Een pan is een ondiepe of kleine pot
met steel, en
een pot is al het overige. Vgl. het onderscheid tussen pot en pan in het Engels. In het Nl. heeft het woord pan vaak de betekenis van pot overgenomen.
|
potbrood – zn |
wittebrood gebakken in een platboompot (zie ald.)
Opm.: potbrood is een populair gerecht voor bij de barbecue (zie 'braai'). Het brood wordt in de pot op de barbecue of boven brandend hout gebakken. Het kent vele recepten: soms bestaat het uit een kring van rolletjes brooddeeg waarin ingrediënten als kaas, biltong (zie ald.), kruiden of spek verwerkt zijn. Vgl. 'braaibroodjie', 'platboompot', 'potjie' en 'potjiekos' |
Potch – zn |
informele naam voor Potchefstroom; informele naam voor de campus van de Noordwes-Universiteit in Potchefstroom Vgl. 'Puk' |
potjie – zn |
ronde, driepotige gietijzerenpot waarin op hete kolen langzaam stoofpotgerechten – potjiekos (zie ald.) – bereid worden; gerecht uit zo'n pot: potjiekos (bijv. hoenderpotjie: stoofpot van kip uit een potjie) Vgl. 'platboompot', 'potbrood' en 'potjiekos' |
potjiekos – zn |
stoofpotgerecht langzaam bereid in potjie (zie ald.), boven open vuur of barbecue (echt traditioneel Afrikaans!) Soms ook afgekort tot potjie: bijv. hoenderpotjie – potjiekosgerecht van kip Vgl. 'platboompot', 'potbrood' en 'potjie' |
praktisyn: mediese praktisyn – zn |
arts, dokter ook: mediese dokter Vgl. Eng. medical practitioner |
prikkelpop – zn |
pin-up girl |
prinsipaal – zn |
schoolhoofd; ook skoolhoof Vgl. Eng. principal |
privaat- – woordd. |
particulier(e), privé- |
privaatbelegging – zn |
particuliere investering, particuliere belegging |
privaatsektor – zn |
particuliere sector |
probeerslag – zn |
poging |
proe – ww |
proeven |
promosie – zn |
reclameactie, pr-actie Vgl. Eng. promotion |
pronkertjie – zn |
siererwt, pronkerwt (Lathyrus odoratus; Lathyrus latifolius) |
prontuit – bn, bw |
recht-voor-z'n-raap, zonder omhaal, direct, |
prop – zn |
kurk, stop, plug |
propper – bn |
netjes |
publiseer – ww |
publiceren, uitbrengen
Die kommissie het vandeesmaand sy verslag gepubliseer – 'De commissie heeft deze maand haar rapport uitgebracht' |
puik – bn |
uitstekend, voortreffelijk
Vgl. 'bakgat' |
Puk, Pukke – zn |
Informele naam van de Potchefstroomse Universiteit vir Christelike
Onderwys (thans wordt dit de Potchefstroomse Kampus
genoemd, als onderdeel van de Noordwes-Universiteit) |
Puk, Pukkie – zn |
Student van de voormalige Potchefstroomse Universiteit vir Christelike
Onderwys
|
Pukkie – zn |
tijdschrift van de Puk (zie ald.) |
puntenerig, punteneurig – bn |
kieskeurig, lichtgeraakt |
pyl – ww |
recht op iets afgaan |
pynappel – zn |
ananas Vgl. Eng. pineapple |
R |
|
raadop – bn |
ten einde raad |
raai – ww |
raden |
raai, raai, riepa – tw |
ra-ra (gezegd voordat men iets raadselachtigs of een raadseltje vertelt) |
raaisel – zn |
raadsel, puzzel |
raaiskoot – zn |
gissing, gok |
raakloop – ww |
onverwachts ontmoeten, ergens tegenaan lopen, (iem.) tegen het lijf
lopen |
raakry – ww |
tegen iets/iemand aan rijden; omver rijden |
raaksien – ww |
opmerken; in het oog krijgen |
raakskoot – zn |
voltreffer |
raam – zn |
lijst; kader; frame; montuur
|
raam – ww |
schatten, ramen; inkaderen, inlijsten; framen (een eenzijdig beeld van iets of iem. scheppen door informatie selectief te presenteren) Opm.: raam wordt vaker gebruikt dan skat. Waar Nl. 'schatten' zou zeggen, vindt men in Afr. vaak 'raam':
Die maatskappy skuld die bank 'n geraamde R70 miljard – 'Het bedrijf is de bank een geschatte 70 miljard rand verschuldigd'
Hy raam die hoeveelheid besoedelde water op 2 km3 – 'Hij schat de hoeveelheid verontreinigd water op 2 km3'
Opm.: het Nl. aan het Eng. ontleende ww. framen word ook met raam uitgedrukt:
Onteiening sonder vergoeding word mooitjies geraam as 'n poging om besit na die gemeenskap te herverdeel – 'Onteigening zonder vergoeding wordt fijntjes geframet als een poging om bezit onder de gemeenschap te herverdelen'
|
raar – bn |
vreemd, ongewoon, eigenaardig; Opm.: de
betekenis 'zeldzaam' komt ook voor, maar dit geldt als onverzorgd en
anglicistisch (< Eng. rare) Afrikaans |
raas: iemand raas gee – zn, uitdr. |
berispen, op zijn kop geven |
raas – ww |
razen; (met iemand raas) berispen |
raat (mv. rate) – zn |
huismiddeltje Vgl. 'boereraat' |
rafelvark – zn |
pulled pork |
rak – zn |
rek, (boeken)plank, (winkel)schap; spinneweb, spinnerag Op watter rakke
kry ek die sjampoe? – 'In welke schappen vind ik de shampoo?'
Die ragfyn rak van 'n spinnekop laat my elke keer verwonderd staan oor die oënskynlike planmatigheid van dié klein diertjie – 'Het ragfijne spinnerag van een spin doet mij elke keer verwonderd staan over de ogenschijnlijke planmatigheid van dit kleine diertje'
|
ramkie, ramkietjie, ramkiekie – zn |
zelfgemaakt snaarinstrument dat meestal bestaat uit een blik met snaren erover gespannen |
ramparty – zn |
vrijgezellenfeest voor de mannen; hengstenbal |
rampokker – zn |
straatrover, gangster; onverlaat |
rant – zn |
lange, smalle heuvel, rotsachtige hoogte |
rantjie – zn |
lang, smal heuveltje |
randsteen – zn |
stoeprand, trottoirrand |
raps, rapsie – zn |
klein beetje 'n Raps voor middernag – 'Kort voor middernacht' |
rasper – zn; ww |
rasp (kaas, groenten, enz.), vijl (hoefvijl, ijzervijl); raspen, vijlen Vir hierdie gereg het jy gerasperde kaas en kweperkonfyt nodig – 'Voor dit gerecht heb je geraspte kaas en kweeperenjam nodig' |
rat – zn |
versnelling, tandwiel Vgl. 'rot' |
ratkas – zn |
versnellingsbak |
reaksie vinnige reaksie – zn |
snelle alarmopvolging (van beveiligingsorganisaties) |
reënerig – bn |
regenachtig |
reg – bn; bw. |
(bn) recht, juist, goed; klaar, gereed; (bw) juist, goed, in orde
Opm.: waar men in het Nl. 'goed' zegt, daar is in het Afrikaans vaak reg op z'n plaats:
O, ek dink ek het nie die regte knop gedruk nie – 'Oh, ik denk dat ik niet de goede knop heb ingedrukt'
Nou weet ons watter een verkeerd is. Maar watter een is die regte een? – 'Nu weten we welke de verkeerde is. Maar welke is de goede?'
Die nuwe verkeersregulasie is 'n stap in die regte rigting – 'De nieuwe regelgeving voor het verkeer is een stap in de goede richting'
Voorts heeft reg, wsch. onder invloed van Eng. ready, de betekenis 'gereed, klaar' aangenomen. Deze leenvertaling is wsch. gestimuleerd door de fonetische overeenkomst tussen reg en ready.
Are you ready to go? – Is jy reg om te gaan? (Nl. 'Ben je klaar om te gaan?')
Now I'm ready for a drink! – Nou's ek reg vir 'n dop! (Nl. 'Nu lust ik wel een drankje!')
|
regmaak – ww |
in orde maken; steriliseren v.e. huisdier |
regmakertjie – zn |
goedmakertje; borrel 'om het af te leren' of om de kater van de dag ervoor 'weg te drinken' Vgl. 'dop', 'sopie' |
regoor, reg oor – vz |
dwarsdoor, overal in...
regoor die land – 'overal in het land', 'dwarsdoor het land' Vgl. Eng. across |
regskenner – zn |
juridisch deskundige |
reg so, regso – tw |
prima, OK |
regstel – ww |
corrigeren, rechtzetten; regstellende aksie – 'positieve discriminatie' Opm.:
in Zuid-Afrika is regstellende aksie het overheidsbeleid waarbij zwarte en andere voorheen benadeelde bevolkingsgroepen voorrechten en voordelen toegekend worden.
Inherent hieraan is dat blanke individuen bij gelijke of betere geschiktheid benadeeld worden en op de arbeidsmarkt als tweederangsburgers moeten worden behandeld. Regstellende aksie kan in het Nl. het beste met positieve discriminatie
vertaald worden.
Vgl. 'bemagtiging' en 'transformeer' |
regtig/rêrig – bw |
echt waar, waar
rêrig? – 'echt waar?' |
reguit – bn |
recht-door-zee, recht-voor-z'n-raap, zonder omhaal; recht (als in niet krom)
Na die draai kry jy 'n reguit straat – 'Na de bocht zie je een rechte straat' |
reguit – bw |
rechtdoor; direct, rechtstreeks, linea recta
Die dief is reguit tronk toe gestuur – 'De dief is rechtstreeks naar de gevangenis gestuurd' |
regulasies – zn |
regels, regelgeving |
regverdig – bn |
rechtvaardig |
reisies – zn |
races, hardloopwedstrijd (ook van paarden) Vgl. Eng. races Vgl. 'resies' |
rekenaar – zn |
computer |
rekenmeester – zn |
accountant |
renons – zn |
afkeer |
renoster – zn |
neushoorn |
rêrig/regtig – bw |
werkelijk, echt waar |
resies – zn
|
(paarden) wedrennen Vgl. 'reisies' |
resieperd, reisieperd – zn |
renpaard |
reuk/ruik – zn – zn |
geur, reuk |
reun – zn |
reu (mannetjeshond) |
rieme: jou rieme styfloop – uitdr. |
in de problemen geraken |
riempiesstoel – zn |
stoel met mat van "riempies" (reepjes van leer) |
riffel – zn |
ribbel |
riffelpan – zn |
geribbelde pan, grillpan |
riller – zn |
thriller |
ringlêer – zn |
ringbandmap, multomap, ordner Vgl. 'lêer' |
rinkink – ww |
fuifen, uitgaan, boemelen Vgl. 'jol' |
rinneweer / verrinneweer – ww |
ruïneren / verruïneren |
rissie, rooirissie – zn |
spaanse peper, lombok, chilipeper, tjabé rawit; (fig) kenau, feeks
Vgl. 'soetrissie', 'paprika' |
rissiepeper – zn |
cayennepeper |
ritteltit(s): die ritteltit(s) kry – uitdr. |
hysterisch worden |
robot – zn |
verkeerslicht, stoplicht; ook robot; ook verkeerslig Opm.: deze woordbetekenis heeft het Afrikaans gemeen met het Zuid-Afrikaans Engels, waar
'robot' ook verkeerslicht betekent. Het is dus typisch Zuid-Afrikaans. |
roerbraai – ww |
roerbakken |
rof, (attr. rowwe) – bn |
grof, ruig, ruw, ongelijk Ons ma het gehoop dat haar sensitiewe
seuns as rowwe ouens van die weermag sou teruggekom het – 'Onze moeder had gehoopt dat haar gevoelige zoons als ruige
kerels uit het leger zouden zijn teruggekomen' |
rofstoei – zn, ww |
worstelen (sport) |
rofweg – bw |
grofweg |
rok – zn |
jurk Vgl. 'romp', 'bolyf' |
roket – zn |
raketsla, rucola (zwaardherik – Eruca vesicaria spp. sativa) |
rolbal – zn |
bowling |
rolbektrui – zn |
coltrui |
rolprent – zn |
film Vgl. 'fliek' |
romp – zn |
rok Vgl. 'rok', 'bolyf' |
rondawel – zn |
ronde hut met rieten dak van de negerstammen; klein vakantiehuisje (vaak op wildsplase) dat naar voorbeeld van een rondawel is gebouwd
Vgl. 'stroois'
|
rondomtalie – zn |
draaimolen (kleine, horizontale draaimolen met draaischijf, zoals in speeltuinen) |
rondomtalie – ww |
draaien op de draaimolen |
rondvat – ww |
iem. meenemen om hem/haar de omgeving laten zien
As jy by ons in Port Elizabeth kom kuier sal ek jou
rondvat – 'Als je bij ons in Port Elizabeth op bezoek komt, zal ik je de
omgeving laten zien'
Vgl. Eng. to take someone around
Vgl. 'rondwys'
|
rondwys – ww |
iem. de omgeving laten zien Vgl. Eng. to show someone around |
rooi (pred. en attr.) – bn |
rood (pred.), rode (attr.) |
rooibos – zn |
Zuid-Afrikaans vlinderbloemig, op brem gelijkend bossie (zie ald.) waarvan kruidenthee getrokken kan worden (Aspalathus linearis) |
rooigety – zn |
enorme toevloed van kreeften op het strand |
rooikat – zn |
caracal (Caracal caracal); Zuid-Afrikaans achtwielig pantservoertuig |
rooinek – zn |
(neerh.) Engelsman, Engelssprekende Vgl. 'soutpiel' |
rooisewejaartjie – zn |
Kaapse strobloem (Phaenocoma prolifera) Vgl. 'strooiblommetjie' |
rooitaal – zn |
(scherts.) Engels Uitdr.: die rooitaal gooi – 'Engels spreken' |
rooitee – zn |
de rooibos (zie ald.); thee getrokken van de rooibos |
rooituinsuring – zn |
soort klaverzuring (Oxalis latifolia) |
roosbottel – zn |
rozenbottel |
roosmaryn – zn |
rozemarijn (Rosmarinus officinialis) |
rot – zn |
rat Vgl. 'rat' |
rottang – zn |
rotan |
rou – bn |
ruw, onbeleefd |
rug – rûe ; ruggens – rûens – zn |
rug – ruggen; bergrug – bergruggen |
ruigteveld – zn |
vegetatiezone in de Oost-Kaapprovincie van zeer dichte, onbegaanbare begroeiing gekenmerkt door soorten als spekboom (zie ald.), suurnoors (Euphorbia ledienii), soetnoors (E. caerulescens), knuppelnoors (E. clava), kerkeibos (Crassula ovata), ghwarrie (Euclea undulata) en diverse aloës (Aloe spp.)
Opm.: bekend ruigteveld vindt men in de dichte begroeiing van het Addo-olifant-Nasionale Park en in de uitgestrekte Albanie-ruigte van grote delen van de Oost-Kaapprovincie.
|
ruiker – zn |
boeket |
ruintjie – zn |
reu (mannetjeshond) |
ruk – ww |
choqueren; schokken, zich schielijk bewegen van angst of schrik |
ruk-en-pluk – ww |
hevig bewegen (op muziek), rock 'n' roll
Vgl. 'skud',
'skommel' |
rukkie – zn |
poosje
Dit is 'n rukkie gelede – 'Dat is een poosje
geleden' |
ruskamer – zn |
openbaar toilet |
ruspe(r) – zn |
rups |
ry – ww |
rijden, vliegen, varen |
ryloop – ww |
liften |
ryp – zn |
lichte nachtvorst |
rys – zn |
rijst |
rystert – zn |
korstgebak met zoete rijstvulling, vergelijkbaar met rijstevlaai Vgl. 'tert' |
rystoel – zn |
rolstoel |
S |
|
saak – zn |
zaak, bedrijf, concern
lopende saak – 'lopend bedrijf' |
saak maak – ww |
belangrijk zijn |
saal – zn |
zaal; zadel |
saam – bw |
samen; mee- (zoals saamsing, saamhuil, saamry) |
saamryklub – zn |
carpooling |
saamstaan – ww |
eensgezind zijn, solidair zijn
Vgl. Eng. stand together, 'eensgezind zijn'
|
saamstem – ww |
het ergens mee eens zijn, instemmen
Opm.: soms wordt saam in onverzorgd taalgebruik weggelaten:
Dit kan mos nie regverdig wees nie!
- Ek stem. =
'Dat is toch niet eerlijk!'
- 'Mee eens.'
|
saamtrek – zn |
bijeenkomst |
saamtrekdag – zn |
landdag, toogdag |
saamvat – ww |
meenemen |
saans – bw |
's avonds, 's nachts |
sag / saf – bn |
zacht |
sagkens – bw |
zachtjes, voorzichtigjes, 'met fluwelen handschoenen' |
sak – zn |
zak, tas, tasje (bijv. van plastic of papier)
Uitdr.: sak en pak – 'pak en zak'.
Opm.: in het Afrikaans gebruikt men vaak
sak waar men in het Nl. 'tas' zou gebruiken: het gaat dan meestal om plastic tasjes of andere dunne, zakvormige
draagmiddelen met hengsels.
Vgl. 'tas' |
sakeredding – zn |
Z.A. vorm van financieel toezicht dat met uitstel van betaling en een reddingsplan een faillissement poogt af te wenden
Leenvert. v. Z.A. Eng. business rescue |
sakereddingspraktisyn – zn |
functionaris die zakelijk reddingsplan uitvoert: insolventiefunctionaris
Leenvert. v. Z.A. Eng. business rescue practitioner |
sakevertroue – zn |
ondernemersvertrouwen |
sakkie-sakkie – zn |
boeremusiek (traditionele Afrikanermuziek, waarbij banjo, slaggitaar en concertina of viool de hoofdinstrumenten zijn)
Vgl. 'konsertina' |
sakrekenaar – zn |
rekenmachine |
sambok, sjambok – zn |
korte, dikke, lederen zweep |
sambreel – zn |
parapluie, parasol |
sampioen – zn |
champignon, (o.i.v. Engels) paddestoel |
sandpapier – zn |
schuurpapier
Opm.: skuurpapier, de minder anglicistische variant, wordt ook wel gebruikt |
sangoma – zn |
medicijnman, traditionele genezer in Afrika
Vgl. 'toordokter' |
sanna – zn |
(hist.) geweer (gebruikt tijdens Boerenoorlog) |
sawwerig – bn. |
ietwat zacht, halfzacht (ook in overdr. zin) Vgl. 'sag / saf' |
se – gramm. partikel |
Partikel dat bezit, eigenschap, bepaling van afstand, tijd, enz. uitdrukt
Komt voort uit dial. Nl. se ("z'n"). Het verbindt een naamwoordgroep (zelfstandig naamwoord of een langere woordgroep) met een andere naamwoordgroep.
1. Het vervangt het voorz. van. Hierdoor kan de woordvolgorde in de zin sterk afwijken van zinnen met van, zoals die in het Nl. gebruikelijk zijn. Zo bevindt in het Afrikaanse voorbeeld hieronder het syntactische
hoofd van de naamwoordgroep (prinsipaal) zich achterin de zin, terwijl in het Nl. voorbeeld het syntactische hoofd ('schoolhoofd') zich voorin de zin bevindt:
My seun se skool se prinsipaal is kwaai – 'Het schoolhoofd van de school van mijn zoon is erg streng'
2. Het is het equivalent van de Nl. (en Eng.) genitief-s en 's:
Siembamba, mama se kindjie – 'Siembamba, mama's kindje' (strofe uit slaapliedje)
De te koppelen naamwoordgroep kan zo complex zijn, dat hij ook een bijzin kan bevatten:
'n Persoon wat pas 'n geliefde verloor het se hersteltyd is omtrent 'n jaar – 'De hersteltijd van een persoon die een geliefde verloren heeft, is ongeveer een jaar'.
Met se kunnen zinnen naar Engels voorbeeld gevormd worden, hetgeen dus neerkomt op een grammaticale interferentie vanuit het Engels:
Na meer as 'n jaar se droogte het die plaas bankrot gegaan – 'Na meer dan een jaar (van) droogte is de boerderij failliet gegaan' (gevormd naar Eng. After more than a year's drought the farm went bankrupt)
Dit was 'n lekker aandjie se kuier – 'Dat was een heerlijk avondje uit' (gevormd naar Eng. an evening's visit)
Ek bly op een kilometer se afstand van die dorpsentrum – 'Ik woon op een kilometer afstand van het dorpscentrum' (gevormd naar Eng. I stay at one kilometre's distance from the village centre)
Maar ook: Diewe het vannag een kilometer se koperkabels gesteel – 'Dieven hebben vannacht een kilometer (aan) koperkabels gestolen' (deze constructie komt zelden voor in het Engels).
Gecombineerd met het vragend voornaamwoord wie vervangt se de in het Nl. nog gebruikelijke genitiefvormen wiens en wier:
Wie se plek is dié? – 'Wiens plek is dat?' (eig. 'Wie zit daar?')
Ons bied skuiling en voeding vir kinders wie se ouers nie in staat is om vir hulle te sorg nie – 'Wij bieden onderdak en voedsel aan kinderen wier ouders niet in staat zijn om voor hen te zorgen'
Echter, in het geval van de naam van God maakt se weer plaats voor de oude (Nl.) genitiefvorm met -s: Moenie Gods naam ydellik gebruik nie – 'Gebruik Gods naam niet ijdel'
3. Het fungeert, in combinatie met een persoonlijk voornaamwoord, als bezittelijk voornaamwoord. In westelijke dialecten in Zuid-Afrika (zoals in het Namaqualand) en in de dialecten van de Griekwabevolking wordt se aan persoonlijke voornaamwoorden in de voorwerpsvorm (my, jou, hom, haar) gekopppeld, in plaats van dat men, zoals in het Standaardafrikaans, de bezittelijke voornaamwoorden (my, jou, sy, haar) gebruikt:
Griekwa-Afrikaans – Mag die Jirre jou se binneste roer en mag suffel goedgeid jou slat, lat jy eintlik loop skaamkry oor allie genade! – 'Mag de Here jouw binnenste raken en mag zoveel goedheid jou treffen, dat jij je gewoon gaat schamen voor zoveel genade!'
Namaqualand-Afrikaans – Jaap het van hom se ma afskeid geneem – 'Jaap heeft afscheid genomen van zijn moeder.'
|
sê – ww |
zeggen Sê weer? – 'Wat zegt u?' / 'Pardon?' Vgl. 'skuus' |
sedasie – zn |
sedatie, verdoving |
seekat – zn |
octopus Opm.: de uitdrukking 'die seekat is dood' wordt gebruikt wanneer er een onaangename geur
uit de zee komt.
Hoewel de Nl. 'zeekat' eveneens een inktvis is, gaat het hier niet om dezelfde soorten. Afr. seekat duidt op de
achtarmige octopus en Nl. 'zeekat' verwijst naar de sepia. |
seekoei – zn |
nijlpaard |
seën, seen – zn; ww |
zegen; zegenen |
seermaak – ww |
pijn doen; beledigen |
seerkry – ww |
pijn hebben, krijgen |
sêgoed – zn |
woordenschat |
sekel (landb.) – zn |
sikkel |
sekelmaan – zn |
sikkelvormige halve maan |
sekuriteit – zn |
beveiliging |
sekuriteitsmaatskappy – zn |
beveiligingsbedrijf |
sekuriteitswag – zn |
beveiligingsmedewerker, beveiliger |
sekwestrasie – zn |
faillissement Vgl. 'bankrot' |
sel – zn |
cel; kleine kerkgroep binnen gemeente, kerkelijke huiskamerbijeenkomst, Bijbelleeskring; (afk. van selfoon) mobiele telefoon, mobieltje |
selfgeldend – bn |
assertief |
selfoon – zn |
mobiele telefoon, mobieltje |
selfoondiensverskaffer – zn |
mobiele provider, aanbieder van mobiele telefonie Vgl. 'internetverskaffer', 'verskaffer' |
selleier – zn |
leider van kerkelijke huiskamerbijeenkomst Zie bij 'sel' |
Sendingskerk – zn |
(hist.) voluit Nederduits-Gereformeerde Sendingskerk: voor 'Kleurlingen' (zie ald.) in het leven geroepen afdeling der Nederduits-Gereformeerde Kerk |
sening – zn |
kraakbeen ('zeen' in vlees) |
seningrig – bn |
met zeen, taai, pezig (van vlees) |
sens – zn |
zeis |
sensitief – bn |
gevoelig Vgl. 'gevoelig' |
senuweeagtig – bn |
zenuwachtig |
senuwee, -s – zn |
zenuw, -en |
septemberbossie – zn |
vleugeltjesbloem (Polygala myrtifolia): struikje met blauwgroene blaadjes en bijzonder gevormde, paars-witte bloemetjes, die in Europa als kuipplant verkocht wordt (in Z.A. ook wel knopies genoemd) |
serp – zn |
sjaal(tje)
Vgl. 'tjalie |
seties, settees – zn |
een op de Schottische gebaseerde boeremusiekdans
Opm.: de klemtoon ligt op de tweede lettergreep: seties.
< Du. Schottisch.
Vgl. 'vastrap' |
setlaar – zn |
kolonist uit Engeland (bijv. die Setlaars van 1820)
< Eng. settler.
|
seun – zn |
jongen, zoon |
seunskoor – zn |
jongenskoor |
siebie – eigenn. |
roepnaam voor hond Vgl. 'kietsie' |
siel uittrek – ww |
plagen, pesten |
sien – ww |
zien; bezoeken |
siende: siende dat – vw |
aangezien
Siende dat die saak nie meer lopend is nie, het ek 'n aansoek gedoen om sekwestrasie – 'Aangezien het concern niet meer loopt heb ik faillissement aangevraagd' |
sies! – tw |
uitroep van afkeer, walging: 'gatver!', 'bah!'
Sies, jou vark! – 'Gatver, vuilak!' / 'Bah, smeerlap die je bent!'
Sies man!
Vgl. 'gaga'
|
sies tog! – tw |
uitroep van medelijden; 'ach wat jammer, zeg' |
sif – zn; ww |
zeef; zeven |
sifdraad – zn |
kippengaas
Vgl. 'ogiesdraad' |
sigorei – zn |
cichorei (blauwbloemige composiet: Cichorium intybus);
cichorei-extract om de koffie romiger te maken |
simpel – bn |
dom, onnozel; eenvoudigjes
Opm.: 'simpel' heeft in het Afrikaans een vooral neerhalende betekenis.
Voor de in het Nl. neutralere betekenis van simpel gebruikt men in het Afr. 'eenvoudig'. |
sinkhut – zn |
armelijk hutje van golfijzer |
sinkplaat – zn |
golfijzer |
sinkpondokkie, sinkpondok – zn |
armelijk hutje van golfijzer |
sirkel – zn |
rotonde |
sitkamer – zn |
woonkamer |
sitplekgordel – zn |
veiligheidsriem |
sjampoe – zn |
shampoo |
sjebien – zn |
illegale kroeg in lokasie (zie ald.) |
sjoe – tw |
tjonge, pfoe
Sjoe, dis warm – 'Tjonge, wat is het warm' |
sjoes! – tw |
Ssst! (wees stil!) Vgl. Eng. shush! |
skaam – bn |
verlegen Vgl. 'verleë' |
skaars – bn; bw |
zeldzaam; amper, nauwelijks (anglicisme) |
skadu – zn |
(dicht., overdr.) schaduw Opm.: in overdrachtelijke zin of in dichterlijke teksten gebruikt
men ook het eerder Nl. 'skadu'. |
skaduwee – zn |
schaduw Opm.: in overdrachtelijke zin of in dichterlijke teksten gebruikt
men ook het eerder Nl. 'skadu'. |
skaflik – bn, bw |
behoorlijk, naar behoren |
skakel – zn |
oproep, telefoontje |
skakel – ww |
telefoneren, opbellen; in contact staan met |
skakelbeampte – zn |
contactpersoon, pr-medewerker |
skakelhuis – zn |
twee-onder-een-kapwoning |
skakeling – zn |
contact, betrekking(en), relatie(s)
Die Hoof Internasionale Skakeling is Kerneels du Toit – 'Het Hoofd Internationale Betrekkingen is Kerneels du Toit'
Die departemente het noue skakeling met mekaar – 'De ministeries staan in nauw contact met elkaar' |
skandeer – ww |
scannen |
skandering – zn |
scan |
skarlakenkoors – zn |
roodvonk Vgl. Eng. scarlet fever |
skarrel – ww |
scharrelen; naarstig op zoek zijn, doorzoeken, omwoelen, druk zoeken; dringen, zich verdringen, zich haasten, over elkaar heen buitelen, alles op alles zetten, van alles proberen
Opm.: de derde betekenis, 'dringen, zich verdringen, zich haasten, alles op alles zetten', enz. is een leenvertaling uit Eng. to scramble, 'klutsen, scharrelen, dringen, zich verdringen, zich haasten, alles op alles zetten', wsch. gestimuleerd door de fonetische overeenkomst tussen Afr. skarrel en Eng. scramble:
The municipality is scrambling to supply fresh water to its residents – Die munisipaliteit skarrel om vars water aan sy bewoners te verskaf (Nl. 'De gemeente probeert van alles om vers water aan haar bewoners te verstrekken')
The police spokesman said the police are scrambling to find out what is actually going on – Die polisiewoordvoerder het gesê die polisie skarrel om uit te vind wat werklik aangaan (Nl. 'De woordvoerder van de politie laat weten dat de politie alles op alles zet om erachter te komen wat er eigenlijk aan de hand is')
Vgl. 'spook'
|
skattebol – zn |
lieveling, schattebout
Vgl. 'bokkie', 'bokka', 'engel' |
skeerbekmuis – zn |
spitsmuis (fam. Soricidae) |
skeet – zn |
wind (flatulentie); kwaaltje; kuur (gril);
vol skete wees – 'vol kuren zitten' Vgl. 'fiemies', 'manewales' |
skelm (mv. skelms) – zn |
schelm, schurk |
skelm – bn |
stiekem |
skemerkelkie – zn |
borrel, cocktail |
skenk – ww |
schenken (geven) Vgl. 'skink' |
skenkel, skinkel – zn |
scheenbeen (van mens, dier), schenkel (bijv. soepbeen, slagersproduct) |
skêr – zn |
schaar |
skerpioen – zn |
schorpioen |
skiktyd – zn |
flexibele werkuren |
skilfers – zn |
roos (van hoofdhuid) |
skilpad – zn |
schildpad |
skilpadjie – zn |
In netvet gewikkelde, gemalen lever voor op de barbecue Ook muis, pofadder of vlermuis genoemd.
Vgl. 'afval', 'harslag' |
skinder – ww |
roddelen; kwaadspreken, zwartmaken Ook wel als skinner geschreven.
Iemand wat die waarheid verdraai, veroorsaak twis, iemand wat skinder, bring verwydering tussen vriende. – 'Een verkeerd man zal krakeel inwerpen; en een oorblazer (iem. die kwaadspreekt – MB) scheidt den voornaamsten vriend.' (Spreuken 16:28) Vgl. 'slegmaak', 'slegsê'
|
skinderstories – zn |
roddelpraatjes |
skink – ww |
schenken (vloeistof) Vgl. 'skenk' |
skinkbord – zn |
dienblad |
skinkel, skenkel – zn |
scheenbeen (van mens, dier), schenkel (bijv. soepbeen, slagersproduct) |
skoenwaks – zn |
schoencrème |
skollie – zn |
bandiet, straatbendelid |
skommel – ww |
schudden (ook van kaarten), herschikken (bv. van kabinet)
Vgl. 'swaai', 'waai' |
skons – zn |
scones (Eng.)
Zie ook 'botterbroodjies' |
skooldrag – zn |
schooluniform |
skoolhou – ww |
lesgeven |
skoor – ww |
pesten, plagen
Vgl. 'boelie', 'lol', 'neul', 'pla', 'terg', 'verpes' |
skoorsoeker – zn |
ruziemaker |
skoot – zn |
schot; schoot
'n Kopskoot sorg daarvoor dat die bok na slegs een skoot sal val – 'Een kopschot zorgt ervoor dat de gazelle al na één schot zal vallen' |
skorsie – zn |
in Z.A. zeer populaire, kleine, hartige pompoenachtige (Cucurbita pepo): gem squash, rondini-pompoen (zoals van de cultivar 'Rolet' of 'Little gem') Volksetym. vorming van Eng. squash). Vgl. 'botterskorsie', 'kafferwaatlemoen', 'makataan', 'maranka', 'murgpampoentjie', 'pampoen', 'spanspek', 'tsamma',
'waatlemoen' |
skoert – tw |
ophoepelen, wegwezen, donder op Vgl. 'fokof' |
skottel – zn |
schaal, schijf; schijf uit schijvenploeg, barbecue bestaande uit zo'n ploegschijf; schotelantenne
Vgl. 'lugdraad', 'piering', 'skottelbraai'
|
skottelbraai – zn |
barbecue gemaakt van ploegschijf (zie hierboven) Vgl. 'braaiskottel', 'skottel' |
skottelgoed – zn |
de vaat, de afwas; servies skottelgoed was – de afwas doen
Vgl. 'opwas' |
skottelgoedwasser – zn |
vaatwasmachine |
skou – zn |
tentoonstelling (bv. veeskou, blommeskou) Vgl. 'uitstalling'
|
skouburg – zn |
theater |
skouer – zn |
schouder; berm |
skouers ophaal – ww |
je schouders erbij ophalen (vanwege scepsis of ongelovigheid)
Ek haal
net my skouers op as jy begin praat oor sulke komplotteorieë – 'Ik haal mijn schouders maar op als je over zulke complottheorieën begint'
Vgl. 'ophaal'.
|
skougrond – zn |
tentoonstellingsterrein |
skouhuis – zn |
modelwoning |
skraagdosis – zn |
(v. inenting) boosterprik
ook: opvolginspuiting |
skraal – bn |
schamel, mager, slank |
skrams – bw |
rakelings |
skraps – bw |
schamel, nauwelijks |
skree – ww |
schreeuwen |
skreeusnaaks – bn |
heel grappig, om te gieren |
skrefie – zn |
kier Hy hou sy deur op 'n skrefie oop – 'Hij houdt zijn deur op een kiertje' |
skrum – zn |
scrum (rugby); denkgroep, denktank |
sku (attr. skuwe) – bn |
schuw |
skuif – zn |
schuif, grendel, knip; handeling, (strategische) daad, beweging (leenvertaling v. < Eng. move); verschuiving, (ingrijpende) verandering, omschakeling (leenvertaling v. < Eng. shift)
Opm.: skuif heeft, wsch. onder invloed van het Engels, een aanzienlijke betekenisuitbreiding ondergaan:
De eerste betekenis, 'schuif, grendel, knip', komt overeen met de Nl.:
As jy die skuif oopmaak, sien jy 'n skrefie-opening – 'Als je de schuif opendoet zie je een kiertje.' (Eng. If you open the latch, you will see a chink)
De tweede betekenis, 'handeling, (strategische) daad, zet, beweging, move', is wsch. onder invloed van Eng. move ontstaan:
Goeie skuif, maar ek sien dwarsdeur jou taktiek – 'Goeie zet (goeie move) maar ik kijk dwars door jouw taktiek heen' (Eng. Good move, but I see right through your tactic)
De derde betekenis, 'verschuiving, (ingrijpende) verandering, omschakeling', is wsch. onder invloed van (het zelfs nogal gelijkluidende doch onverwante) Eng. shift ontstaan:
Onder druk van die veranderende samelewing is daar 'n kommerwekkende skuif aan die gang in die Kerk – 'Onder druk van de veranderende samenleving doet zich een zorgwekkende verandering/verschuiving voor in de Kerk' (Eng. Under the pressure of the changing society a worrisome shift is going on in the Church)
In samenstellingen:
Dit het 'n kopskuif van sy kant geverg om te aanvaar dat hy nie meer die middelpunt van belangstelling was nie – 'Het vergde van hem een omslag in zijn denken om te accepteren dat hij niet meer in het middelpunt van belangstelling stond' (Eng. It required a mind shift from his side to accept that he was no longer the centre of attention)
'n Paradigmaskuif is 'n groot verandering, veral in 'n mens se denkwyse – 'Een paradigmaverschuiving/-verandering is een grote verandering, vooral in het denken van een mens' (Eng. A paradigm shift is a great change, particularly in a person's way of thinking)
Vgl. 'gedagteskuif', 'kopskuif'
|
skuif – ww |
(onoverg.) schuiven; verhuizen; (overg.) verhuizen, overplaatsen, verschuiven
Opm.: onder invloed van Eng. to move heeft Afr. skuif de Eng. betekenis (onoverg.) 'verhuizen, zich bewegen/verplaatsen, voorbijgaan' alsook (overg.) 'verhuizen, overplaatsen, verschuiven' aangenomen. Dit duidt op een leenvertaling. De volgende zinnen maken dit duidelijk:
Onovergankelijk
Hy skuif (oor) na die regterkant van die bank – 'Hij schuift naar de rechterkant van de bank' (Eng. to move (over) to)
Ons het geskuif na die Greenacres-winkelsentrum! – 'We zijn verhuisd naar het Greenacres-winkelcentrum!' (Eng. to move to)
Lena skuif versigtig vorentoe om hom beter te hoor – 'Lena beweegt zich voorzichtig naar voren om hem beter te kunnen horen' (Eng. to move forward)
Die dae skuif vinnig aan, jong! – 'Ja joh, de dagen gaan snel!' (Eng. to move on)
Overgankelijk
Ek skuif die bord vinnig eenkant toe – 'Ik schuif het bord vlug opzij' (Eng. to move aside)
Die munisipaliteit beplan beslis nie om hulle te skuif nie – 'De gemeente is beslist niet van plan om hen te verhuizen / over te plaatsen' (Eng. to move)
Ons het die leeskringbyeenkoms geskuif na 'n ander datum – 'We hebben de leeskringbijeenkomst naar een andere datum verschoven' (Eng. to move)
|
skuifspeld – zn |
paperclip |
skuiling – zn |
schuilplaats; onderdak; daklozenopvang, instantie voor daklozenopvang
Hulle sal elkeen soos 'n skerm teen die wind, soos 'n skuiling teen die stortreën wees, soos strome water in 'n dor land, soos die skaduwee van 'n groot rots in 'n kaal wêreld. – 'En die man zal zijn als een verberging tegen den wind, en een schuilplaats tegen den vloed, als waterbeken in een dorre plaats, als de schaduw van een zwaren rotssteen in een dorstig land.' (Jesaja 32:2)
Opm.: vooral de tweede en derde betekenissen duiden op een leenvertaling van het enigszins gelijkluidende maar onverwante Eng. shelter
|
skuld – zn |
schuld |
skuld – ww |
schuldig zijn aan, iem. iets verschuldigd zijn Hoeveel skuld ek jou?
– 'Hoeveel ben ik je schuldig / verschuldigd?' Vgl. 'delg' en
'opdok'. |
skurf (attr. skurwe) – bn |
ruw, rafelig
Skurwekop is de naam van een berg met een rafelige krans (zie ald.) tussen de plaatsen Pearston en Graaff-Reinet, in de provincie Oost-Kaap. |
skurwejantjie – zn |
zie 'ouvolk' |
skurwepadda – zn |
pad (Bufonidae)
Vgl. 'padda' |
skut – zn |
schutter |
skuthelm – zn |
veiligheidshelm (dus niet het onbestaande 'pletterpet') |
skuus (tog) / ekskuus (tog) / askuus (tog) – tw |
sorry, pardon Skuus? – 'Pardon?' / 'Wat zegt u?' Vgl.
'sê weer?' en 'verskoning', 'verskoon' |
skyf – zn |
schijf, chip; joint, stickie (drugs) Wat giggel
julle so?
- Sien jy daai skyf? Dis nou 'n stompie! –
'Wat zitten jullie zo te giechelen?'
- 'Zie je die joint? Die is nou een peuk!' Vgl. '
boom', 'bomzol', 'dagga' en 'zol' |
skyfie – zn |
schijfje; (mv.) patat, ook: 'aartappelskyfies'; dia's; PowerPoint-pagina's
Voor de laatste twee
betekenissen vgl. Eng. slide |
skyfievertoning – zn |
diavoorstelling; PowerPoint-presentatie
|
slaai – zn |
salade Bv. 'aartappelslaai. Opm.: het Nl. 'sla' wordt met Afr. 'blaarslaai' vertaald (zie ald.). |
slag – zn |
slag; (gemeenz.) keer, gelegenheid
Spaar water, elke dag, elke slag – 'Wees zuinig met water, iedere dag, iedere keer' (Oproep om watergebruik terug te dringen).
|
slaggat – zn |
gat in de weg
Vgl. 'donga' |
slagter – zn |
slager, slagerij |
Slams – zn |
moslim (inz. van de Kaapse moslimgemeenschap) |
Slams (attr. Slamse) – bn |
islamitisch (inz. de Kaapse moslimgemeenschap) |
slangghaap – zn |
stamsucculent van maagdenpalmfamilie (Asclepiadaceae / Apocynaceae) met zachte stekeltjes op fluweelachtige stammetjes, zeesterachtige, aan de randen dichtbehaarde bruine, geel gestreepte bloemetjes met onaangename geur (Stapelia grandiflora): ook makghaap genoemd
Vgl. 'bitterghaap', 'ghaap', 'makghaap'
|
slangkambro – zn |
rankende stamsucculent uit de maagdenpalmfamilie Apocynaceae met dikke, slangachtig gevlekte stammetjes die puntige knobbeltjes dragen: spectaculaire, buisvormige bruin-witte, bloemetjes (Ceropegia stapeliiformis)
Vgl. 'kambro'
|
slapskyf – zn |
floppydisk |
slaptjips – zn |
patates frites, patat
Opm.: wordt bij de gemiddelde fish & chips-winkel opgediend met azijn en zout, wat de patat slap maakt. Ook in het Z.A. Engels zegt men 'slap chips', hierbij dus gebruikmakende van het Afr. woord slap.
|
sleepwa – zn |
aanhangwagen |
sleg – bn |
(melk, boter) bedorven, geschift, niet goed meer
Vgl. 'kês' |
slegmaak – ww |
over iem. roddelen
Vgl. 'skinder', 'slegsê' |
slegsê – ww |
roddelen, kwaadspreken Vgl. 'skinder', 'slegmaak' |
slenter – zn |
truc, (in negatieve zin), trucje, hoax, babbeltruc, smoes, bedriegerij
selfoonslenter – GSM-fraude |
slenterdrag – zn |
vrijetijdskleding |
slip, slippie – zn |
(kassa)bonnetje (< Eng. slip) Opm.:
hoewel dit officieel niet een Afrikaans doch een Engels woord is, gebruikt men dit vaak in de plaats van strokie.
Zuid-Afrikanen dienen in het Nl. echter ervoor te waken slip of slippie niet in plaats van strokie te gebruiken,
omdat slip in het Nl. 'onderbroek' betekent.
Vgl. 'strokie'
|
sloer – ww |
talmen, te lang duren, blijven hangen Die jongman Sigem wou nie die saak laat sloer nie, want hy was lief vir Jakob se dogter. – 'En de jongeling vertoogde niet, deze zaak te doen.' (Genesis 34:19) |
sluk – zn |
slok |
sluk – ww |
slikken |
slukderm – zn |
slokdarm |
slurp – zn |
slurf (verlengde snuit van olifantachtigen, enz.) |
smaak – ww |
onoverg. smaken; overg. leuk vinden, aantrekkelijk vinden, mogen
Nee, ek smaak die ou nie – 'Nee, ik mag die jongen niet'
Jy kan maar maak soos jy smaak, hoor – 'Doe maar wat jou 't leukst lijkt, hoor' |
TR>
|
smalblaartaaiman – zn |
soort sida (kleine kaasjeskruidachtig struikje) met ruitvormige blaadjes (Sida rhombifolia)
Vgl. 'taaiman'
|
smous – zn |
marskramer, straatverkoper |
snaaks – bn |
grappig, lachwekkend; vreemd, raar Opm.: 'snaaks' heeft de betekenis van Eng. funny
aangenomen, met haar positieve ('grappig') en negatieve ('vreemd') connotaties. We hebben hier dus te maken met een leenvertaling vanuit het Engels.
Dit was 'n snaakse gesig om hierdie man so te sien skarrel – 'Het was een grappig gezicht om die man zo in het rond te zien rennen'
Jy kan die hondjie maar ignoreer. Hy raak soms snaaks – 'Let maar niet op dat hondje. Hij doet soms raar'
Ja, ek ken haar, maar sy's 'n bietjie snaaks (terwijl de spreker afkeurend kijkt) – 'Ja, ik ken haar, maar ze is een beetje vreemd'
|
sneesdoek – zn |
papieren zakdoek Vgl. 'snesie' |
snelskrif – zn |
steno |
snert – zn |
onzin, nonsens
Hou jou bek, jy praat snert, man – 'Hou je bek, man. Je kletst uit je nek / je praat onzin'
Vgl. 'twak', 'bog' |
snesie – zn |
zakdoek Vgl. 'sneesdoek' |
snoek – zn |
geen snoek, maar een barracuda-/makreelachtige, baarsachtige (Perciiformes) zeevis die als
lekkernij wordt beschouwd (ondanks de vele graten) (Scomberomorus
Leopardus) |
snoesig – bn |
knus, warmpjes, beschut; aanhalig
Opm.: de betekenissen 'knus, warmpjes, beschut' wijken af van het Nl. en zijn wsch. onder invloed van het Engels semantisch opgeschoven naar het (erop gelijkende) Eng. snug. Deze leenvertaling is wsch. gestimuleerd door fonetische overeenkomstigheid tussen snoesig en snug.
|
snol – ww |
heel hard rennen |
Snor City – zn |
(gemeenz.) Pretoria |
snotspoed – zn |
(inf.) rotvaart, heel hoge snelheid |
sny – ww |
snijden, knippen |
sny – zn |
snee |
so – vw |
dus
Ons probeer om 'n oplossing te vind, so dankie vir u geduld – 'Wij proberen een oplossing te vinden, dus bedankt voor uw geduld' Vgl. Eng. so |
soek – ww |
zoeken, moeilijkheden zoeken, tarten |
soetkoek: soos soetkoek – uitdr. |
als zoete broodjes
Hierdie boek lees soos soetkoek – 'Dit boek heb je in een adem uit'
Die nuutste iPods verkoop soos soetkoek – 'De
nieuwste iPods gaan als zoete broodjes van de toonbank' |
soetnoors – zn |
voor vee eetbare stekelige wolfsmelksoort met wit melksap uit het ruigteveld (zie ald.) (Euphorbia caerulescens)
Vgl. 'knuppelnoors', 'suurnoors', 'tepelnoors', 'voetangel'
|
soetrissie – zn |
paprika Vgl. 'rissie', 'paprika' |
soettand – zn |
zoetekauw Leenvertaling uit Eng. sweet tooth |
sog (mv. sôe) – zn |
zeug (vrouwelijk varken) |
soggens – bw |
's morgens, 's ochtends |
sokker – zn |
voetbal |
sokkerspan – zn |
voetbalteam |
sokkie – zn |
in discotheken en andere uitgaansgelegenheden populaire Zuid-Afrikaanse manier van improviserend maar stijlvol dansen in paren met elkaars armen
gestrekt tegen elkaar (linkerarm van de man tegen de rechterarm van de vrouw)
Opm.: ook 'langarm' genoemd (zie ald.) |
sokkiejol – zn |
feestje, partijtje waar 'sokkie' (zie ald.) gedanst wordt |
somer – zn |
zomer |
sommer – bw |
zomaar, zonder bijzondere reden, gewoon; al, nog
Ons jol sommer vir die
pret – 'We vieren feest, gewoon voor de lol'
As jy kosmaak kan jy nie sommer net enige kruie in die gereg byvoeg nie – 'Als je kookt kun je niet zomaar allerlei kruiden in het gerecht doen'
Jy kan sommer dadelik / sommer nou begin met die werk – 'Je kunt meteen al / nu al met het werk beginnen'
Ons kan sommer vandag 'n besluit neem om dit vir eens en vir altyd agter die rug te kry – 'We kunnen vandaag nog een beslissing nemen om dit voor eens en voor altijd achter de rug te hebben'
Ook 'sommerso' |
sonar – zn |
echo(-grafie) |
sonde – zn |
zonde, ruzie |
sonkamer – zn |
serre |
sonkamer – zn |
serre |
sonkyker – zn |
zie 'ouvolk' |
sononder – zn |
zonsondergang |
sonop – zn |
zonsopgang |
sonsambreel – zn |
parasol Vgl. 'sambreel' |
sonstrepe – zn |
coupe soleil |
sooi – zn |
zode, graszode; om te spitten grond (vooral bij openingsceremonies waar de eerste schep in de grond gestoken wordt)
Vgl. 'sooispitplegtigheid' |
sooispitplegtigheid / -seremonie – zn |
ceremonie van de "eerste schep in de grond" |
soontoe – bw |
daarheen, daarnaartoe |
soos – vw |
(zo)als; zo ... als
so groot soos – 'zo groot als'
net soos – 'net als'
Vgl. 'nes' |
sop – zn |
soep |
sopie – zn |
borrel, drankje
Vgl. 'dop', 'regmakertjie' |
sorg – zn |
zorg Opm.: in het Afr. heeft sorg enkel betrekking op 'zorg als de hulp of aandacht die een behoeftige persoon nodig heeft'. De andere betekenis van Nl. 'zorg', 'het gevoel dat er iets onaangenaams zou kunnen gebeuren', wordt in het Afr. met kommer uitgedrukt. Bijvoorbeeld:
armesorg – 'armenzorg' vs. kommer oor die toekoms – 'zorgen om de toekomst'
Vgl. 'kommer' |
sosatie – zn |
soort sateh / saté Opm.: in Nl. wordt sateh
meestal gemarineerd in sojasaus met knoflook en/of sjalotjes; de Z.A. sosatie wordt meestal in azijn, kerrie,
chutney en uien gemarineerd waardoor het vlees een zoet-zure smaak en een gele kleur krijgt. |
sosialemediaplatform – zn |
sociaalnetwerksite |
soteer – ww |
sauteren |
sous – zn |
saus; jus |
sous – ww |
hard regenen, stortregenen, 'gieten' |
sousboontjies – zn |
gerecht van suikerboontjies (zie ald.) doorgekookt in brij van water, azijn, suiker, boter, zout en peper
Opm.: in blik wordt dit gerecht
door producent Koo als bean salad verkocht. Sousboontjies worden traditionaliter met aardappelsalade bij de braai (zie ald.) gegeten.
Vgl. 'suikerboontjie' |
soustrein – zn |
situatie waarin iem. weinig hoeft te doen om rijk te worden (< Eng. gravy train) |
soutie – zn |
beledigende benaming voor een Engelssprekende – oospr. soutpiel Vgl.
'Rooinek', 'soutpiel' |
soutpiel – zn |
beledigende benaming voor een Engelssprekende – ook soutie Vgl.
'Rooinek', 'soutie' |
souttert – zn |
hartig korstgebak Vgl. 'tert' |
span – zn |
span; team, ploeg B.v. sokkerspan, rugbyspan, skoonmaakspan |
spangees – zn |
teamgeest |
spandeer – ww |
uitgeven (geld), doorbrengen (tijd) |
spanning – zn |
spanning; stress Ek het toe bedank weens spanning – 'Ik heb toen vanwege stress mijn ontslag genomen' |
spanspek – zn |
meloen (cantaloupe-meloen), (Cucumis melo)
Opm.: de naam spanspek is een verkorting van 17de-eeuws Nl. Spaenschspek. De Spanjaarden hebben destijds de vrucht bij de Nederlanders geïntroduceerd.
Vgl. 'botterskorsie', 'kafferwaatlemoen', 'makataan', 'maranka', 'murgpampoentjie', 'pampoen', 'skorsie', 'tsamma',
'waatlemoen'
|
speek – zn |
spaak |
spek – zn |
ontbijtspek, bacon |
spekboom – zn |
spekboom: soort succulente struik van de posteleinfamilie (Portulacaria
afra) |
spens – zn |
voorraadkast/-kamertje, provisiekast |
spertyd – zn |
sluitingsdatum voor kopij, deadline |
spesie – zn |
dier- of plantensoort |
spesmaas – zn |
vermoeden, voorgevoel; donkerbruin vermoeden
Opm.: wsch. ontstaan uit presumasie met voorvoeging van s-
|
speurder – zn |
detective |
speurdiens – zn |
recherche |
speurverhaal – zn |
detectiveverhaal |
spieëltafel – zn |
toilettafel |
spiesgooi |
speerwerpen |
spindroër – zn |
centrifuge |
spinnekop – zn |
spin (het dier) |
spoedbeperking – zn |
maximumsnelheid Vgl. Eng. speed limit |
spoedlokval – zn |
snelheidscontrole Vgl. Eng. speed trap |
spog – ww |
opscheppen, pochen |
spook – ww |
ploeteren, iets met grote inspanning verrichten, uit alle macht proberen
Vgl. 'skarrel' |
spookasem – zn |
suikerspin |
spore maak – ww |
hard weglopen |
springhaas – zn |
Zuid-Afrikaans, op haas gelijkend knaagdier (dus geen haas- of konijnachtige) dat zich als een kangoeroe voortbeweegt
(Pedetes capensis) |
springmielies – zn |
popcorn |
sprinkaan – zn |
sprinkhaan |
spruit – zn |
beekje |
spuls, speels – bn |
(gezegd van paarden) tochtig; (schertsend gezegd van mensen) geil, hitsig
Opm.: spuls is afkomstig uit dial. Nl. speuls, dat, naast 'dartel' dezelfde betekenis heeft (vgl. Zuid-Utrechts en West-Fries speuls: 'geslachtsdriftig', 'tochtig'). Dit is een goed
voorbeeld van het feit dat het Afrikaans voortkomt uit Hollandse dialecten.
Vgl. 'op hitte', 'geil' |
spyte: ten spyte van – vz |
ondanks Opm.: ondanks wordt weinig in het Afrikaans gehoord. Wellicht onder invloed van Eng. in spite of
is ten spyte van de meest gebruikelijke uitdrukking. |
staanspoor – zn |
uit die staanspoor – 'onmiddellijk' |
staat – zn |
staat; (financieel) overzicht: finansiële staat – 'jaarrekening' |
staatmaak: staatmaak op – ww |
vertrouwen op; rekenen op |
staatmaker – zn |
iem. op wie men staat kan maken; rang binnen de Voortrekkers (Zuid-Afrikaanse padvinderij) |
staatsentiteit – zn |
overheidsbedrijf, staatsbedrijf |
staatsinstelling – zn |
overheidsorganisatie, overheidsinstelling, staatsinstelling |
staatskaping – zn |
verregaande corruptie op regeringsniveau waardoor bedrijven en andere omkopers de regering in hun macht hebben en aldus het regeringsbeleid (mede)bepalen Leenvertaling uit Eng. state capture |
stad – zn |
stad |
stadig – bn |
langzaam ('langsaam' is erg ongebruikelijk) |
stadsaal – zn |
gemeentehuis, stadhuis |
stadsraad – zn |
gemeenteraad |
stamp – ww |
stampen, stoten Ek het my kop gestamp
Vgl. 'stoot' |
stampmielies – ww |
gerecht van gebroken maïs vaak met vlees of tjakalaka (zie ald.) Vgl. 'tjakalaka' |
stap – ww |
lopen, wandeltocht of trektocht maken Vgl. 'loop' |
staptoer – zn |
wandeltocht |
stasie – zn |
station, bureau (polisiestasie, bijvoorbeeld) |
stasiewa – zn |
stationcar |
stat (mv. statte) – zn |
traditionele Zoeloenederzetting; woonplek van een aantal zwarte gezinnen Vgl. 'kampong' |
steeds – bw |
nog, nog steeds; toch, niettemin Opm.: de Nl. betekenis van 'steeds' in de zin van 'de hele tijd, continu'
kan in het Afrikaans het beste met gedurig of die heeltyd uitgedrukt worden. In het Afrikaans heeft steeds –
wsch. onder invloed van Eng. still – de Nl. betekenis van 'nog steeds' gekregen. Echter, de Nl. combinatie 'nog steeds niet' kan in
het Afrikaans wel op dezelfde manier als nog steeds nie uitgedrukt worden.
Onder verdere invloed van het Eng. still heeft steeds ook de tegenstellende betekenis van 'toch', 'niettemin'
gekregen:
Al sy jonger broers was getroud, maar hy was steeds die boemelaar wat elke dag Castles gedrink het – 'Al zijn jongere broers waren getrouwd,
maar hij was nog steeds die boemelaar die elke dag Castle-biertjes dronk'
Toe hulle die nagereg voor hom neersit, was ek nog steeds nie honger nie – 'Toen zij hem het nagerecht opdienden had ik nog steeds geen trek'
Sy was nie gereed vir die eksamen nie en was daarvan oortuig sy kon dit steeds skryf – 'Zij was niet klaar voor het examen en was ervan overtuigd dat ze het toch kon afleggen'
Vgl. Eng. still
|
steek – ww |
steken; (gemeenz.) geslachtsgemeenschap hebben |
steen – zn |
(zelfst. nw.) steen (verheven taalgeb.: 'Die steen des
aanstoots'), edelsteen, baksteen; (bijv. nw) stenen. In het
Afrikaans kent men het woord steen, voor alle handgemaakte,
gefabriceerde (bouw-, bak-, edel)stenen. Klip gebruikt men voor
alle overige betekenissen. Klip betekent dus 'een stuk steen', 'een
steen', zoals je die in de natuur aantreft. Vgl.
'klip'. |
steenbras – zn |
geen steenbrasem maar een baarsachtige zeevis die in Zuid-Afrika erg om zijn eetbaarheid gewaardeerd wordt
(Lithognathus lithognathus)
Opm.: hoewel de naam is afgeleid van de Nl. vissoortnaam 'steenbrasem' (Petrus rupestris),
gaat het hier niet om dezelfde vissoort. Bovendien kan het eten van de steenbrasem
leiden tot vergiftiging.
Vgl. ' baber'. |
steggie / stiggie – zn |
stekje (v.e. plant) |
steke – zn |
hechtigingen Vgl. Eng. stitches |
stem – ww |
stemmen; (elliptisch) het ergens mee eens zijn, instemmen, 'mee eens' Opm.: vaak wordt in onverzorgd taalgebruik 'stem' in de zin van 'het ergens mee eens zijn' gehoord. Dit wordt gevormd uit het ww. 'stem saam' met weglating van 'saam' (vgl. 'saamstem'):
Dit kan mos nie regverdig wees nie!
- Ek stem. =
'Dat is toch niet eerlijk!'
- 'Mee eens.'
sterfkennis – zn |
overlijdensbericht
Opm.: dit is hoogstwsch. een leenvertaling van Engels death notice. |
sterkte – zn |
sterkte; succes
Opm.: in het Afrikaans wordt sterkte ook gebruikt bij het toewensen van succes. Sterkte met die eksamens! – 'Succes met de examens!' In het Nl. wenst men iem. enkel sterkte toe in het geval van een moeilijke periode zoals tijdens rouw, verlies en ernstige ziekte. Maar in het Afrikaans gebeurt dit breder, ook als algemene wens voor succes. |
stert – zn |
staart; () achterwerk, gat
Uitdr.: roer jou stert! – 'haast je!'
Opm.: in de betekenis 'staart' heeft stert het meervoud sterte, in de betekenis 'achterwerk, gat' heeft stert het meervoud stêre.
Vgl. 'agterent', 'agterste', 'agterstewe', 'boude' |
steur, jou steur aan – ww |
storen, zich storen aan Ek steur my aan jou bespotlike
kleredrag – 'Ik stoor me aan jouw bespottelijke kleding' Vgl. 'traak' en 'stoor' |
stewel – zn |
laars |
stiksienig – bn |
kortzichtig |
stilmaak – ww |
het zwijgen opleggen Iemand stilmaak – 'Iemand het zwijgen opleggen' |
stingel – zn |
stengel |
stoep – zn |
veranda Vgl. 'sypaadjie' |
stoer – bn |
stoer, krachtig, sterk, onvermoeibaar, onverzettelijk; steil, trouw, lojaal, standvastig Opm.: de secundaire betekenis, 'steil, trouw, lojaal, standvastig' is een leenvertaling uit Eng. staunch, 'steil, trouw, standvastig', enz., wsch. gestimuleerd door de fonetische overeenkomst tussen Afr. stoer en Eng. staunch.
Voorbeelden:
Eng. In spite of everything, he is a staunch supporter of his rugby team – Afr. Ten spyte van alles, is hy 'n stoere ondersteuner van sy rugbyspan (Nl.: 'Ondanks alles is hij een trouwe supporter van zijn rugbyteam')
Eng. The newspaper had always been a staunch supporter of government policy – Afr. Die koerant was altyd 'n stoer ondersteuner van die regeringsbeleid gewees (Nl.: 'De krant was altijd een warm voorstander van het regeringsbeleid')
Eng. Susan was a surprise to her parents, who were staunch Catholics – Afr. Susan was vir haar ouers, wat stoere Katolieke was, 'n verrassing (Nl.: 'Susan was voor haar ouders, die steile Katholieken waren, een verrassing')
|
stoffasie – zn |
kledingstof; (fig.) persoonlijke kwaliteiten, verdiensten: 'Wys van watter stoffasie jy gemaak is'
= Laten zien uit welk hout je gesneden bent. Vgl. 'klerasie' |
Stoffel – eigenn. |
Stoffel; afkorting van de voornaam Christoffel |
stofpad – zn |
ongeteerde weg Vgl. 'grondpad' |
stokalleen, stoksielalleen – bn, bw |
intensivering van alleen: helemaal alleen, moederzielalleen |
stokflou – bn |
intensivering van flou: zeer flauw |
stokkiesdraai – ww |
spijbelen |
stokkiestert – zn |
stokstaartje (ook mierkat of meerkat genoemd in het Afrikaans; soort
mangoest [Suricata suricatta; civetkatachtige van de Viverridae-familie] die rechtopstaand de wacht
houdt) |
stokperdjie – zn |
hobby |
stokvis – zn |
Zuid-Afrikaanse heek (Merluccius capensis) |
stombesope – bn |
intensivering van besope: straalbezopen, stomdronken |
stompneusdolfyn – bn |
tuimelaar (Tursiops truncatus) |
stoof – zn |
fornuis |
stoor – ww |
opslaan, voorraad aanleggen Vgl. 'bêre',
'steur' |
stoorspasie – zn |
opslagruimte |
stoot – ww |
duwen Vgl. 'stamp' |
stootwaentjie – zn |
wandelwagentje, kinderwagen |
storm (mv. storms) – zn |
storm (mv. stormen) |
stort – ww |
douchen |
stort(-bad) – zn |
douche |
stouter – zn |
stouterd, deugniet |
Strandloper – zn |
'Strandloper': lid van de Strandlopers; oorspronkelijke bevolking van jagers-verzamelaars die aan de zeventiende-eeuwse Kaapse kust leefde (wsch. van Hottentot- / Khoi-herkomst) Vgl. 'Boesman', 'Hottentot' |
strandroos – zn |
soort Zuid-Afrikaanse lamsoor / zeelavendel met roze bloemen, ook papierblom genoemd (Limonium peregrinum) |
strandwolf (ook: strandjutwolf) – zn |
geen wolf maar de bruine hyena (Hyaena brunnea) Vgl. 'erdwolf', 'tierwolf', 'wolf' |
streek- – woordd. |
bijv. gebr. woorddeel met de betekenis 'regionaal' |
streekhof – zn |
rechtbank (arrondissementsrechtbank; plaatselijk) Vgl. Z.A. Eng. regional court |
strokie – zn |
kassabon Vgl. 'slip', 'slippie' |
strokiesverhaal, strokiesprent – zn |
stripverhaal |
strooi – zn |
strooitje; (uitdr.) die laaste strooitjie – 'de druppel' (die de emmer doet overlopen)
Die laaste strooi was toe sy meisie vir sy beste vriend gesoen het – 'De druppel was toen zijn vriendin zijn beste vriend had gezoend.' Vgl. Eng. the last straw Vgl. 'strooitjie' |
strooiblommetjie – zn |
Kaapse strobloem (Phaenocoma prolifera) Vgl. 'rooisewejaartjie' |
stroois – zn |
traditioneel huisje met strodak Samentrekking van strooihuis Vgl. 'rondawel' |
strooitjie – zn |
rietje |
struktureel – bn |
structureel; bouwkundig; (woordd.) bouw-, gebouw-
Die skool is gesluit na Donderdagoggend se strukturele instorting – 'De middelbare school is gesloten na de (gebouw)instorting van donderdagochtend'
Vgl. Eng. structural collapse
|
stry – ww |
strijden; bakkeleien |
stuit – ww |
stuiten; afketsen; stoppen (overg. en onoverg.), een halt toeroepen
Die leër het die Franse opmars gestuit – 'Het leger heeft de Franse opmars gestuit'
Die planne is permanent gestuit – 'De plannen zijn definitief afgeketst'
In sy entoesiasme het hy vir niemand gestuit nie – 'In zijn enthousiasme liet hij zich door niemand stoppen' |
stuitig – bn |
dwaas, gek |
stuitigheid – zn |
dwaasheid, gekheid |
stukkend – bn |
stuk, kapot; aan flarden; kapot van verdriet Ook overdrachtelijk, als bijw.: Ek het die boek
stukkend gelees – 'Ik heb het boek aan flarden gelezen'
Ek smaak jou stukkend – 'Ik ben helemaal gek op jou', 'Ik kan jou wel opvreten' |
stysel – zn |
zetmeel; stijfsel Opm.: de betekenis 'zetmeel', naast de betekenis 'stijfsel', wijkt af van het Nl. en is hoogstwsch. ontleend aan de betekenissen van Eng. starch. Dit is dus een leenvertaling uit het Engels. Afgeleiden zijn: aartappelstysel – 'aardappelzetmeel', mieliestysel – 'maïszetmeel', arm aan stysel – 'zetmeelarm' |
suikerboontjie – zn |
op kievitsboon gelijkende, gevlekte boon waar sousboontjies (zie ald.) van bereid worden (zowel de Nl. kievitsboon als de Afr. suikerboon zijn varianten van de gewone boon, Phaseolus vulgaris).
Vgl. 'sousboontjies' |
suiping – zn |
drinkplaats voor dieren |
sukkel – ww |
worstelen, zich aftobben, hard proberen, met moeite iets doen, het zwaar hebben Opm.: sukkel betekent bijna uitsluitend 'worstelen', enz. Het heeft deze betekenisvernauwing wsch. verkregen onder invloed van het fonetisch gelijkende Eng. to struggle. Voorbeelden:
I struggle with alcoholism – Ek sukkel met alkoholisme (Nl.: 'Ik worstel met alcoholisme')
Are you struggling to sleep? – Sukkel jy om te slaap? (Nl.: 'Heb je moeite met slapen?')
I struggled – Ek het gesukkel (Nl.: 'Ik had het zwaar')
|
suring – zn |
1. verzamelnaam voor klaverzuringsoorten (Engels sorrel: Oxalis spp.)
2. Oxalis depressa: kleine Zuid-Afrikaanse klaverzuring met succulente blaadjes en lange, eenbloemige bloeistengels met grote, roze of witte bloemen met geel hart
3. verzamelnaam voor bepaalde geraniumsoorten (Pelargonium spp.) |
sus, suster – zn |
zus, zuster |
sussa – zn |
koosnaam voor oudere zus Vgl. ' boeta |
suster – zn |
zus, zuster; gediplomeerd verpleegster |
suurdeeg – zn |
zuurdesem |
suurgat – zn |
intensivering van suurpruim: enorme zuurpruim, azijnpisser |
suurgat – bn |
als een enorme zuurpruim, azijnpisser |
suurlemoen zn |
citroen
Vgl. 'lemoen', 'lemmetjie' |
suurnoors – zn |
voor vee giftige stekelige wolfsmelksoort met wit melksap uit het ruigteveld (zie ald.) (Euphorbia ledienii)
Vgl. 'knuppelnoors', 'soetnoors', 'tepelnoors', 'voetangel'
|
swaai – zn |
schommel Vgl. 'skommel', 'waai' |
swaai – ww |
zwaaien (heen en weer, dus niet 'wuiven' met de hand – zie daarvoor waai), schommelen Vgl. 'skommel', 'waai' |
swaap – zn |
domkop
|
swaarkry – zn |
leed, het afzien, het lijden, tegenspoed
Die swaarkry het vir my te veel geword:
ek vat al aan die doderyk,
ek staan al met die een voet in die graf,
ek het geen krag meer nie. – 'Want mijn ziel is der tegenheden zat, en mijn leven raakt tot aan het graf. Ik ben gerekend met degenen, die in de kuil nederdalen; ik ben geworden als een man, die krachteloos is.' (Psalm 87:4-5 [88:4-5]) |
swaarkry – ww |
het moeilijk hebben, het moeilijk krijgen, afzien, lijden |
swael, swawel – zn |
zwavel (S); zwaluw (fam. Hirundinidae) Opmerkelijk homoniem!
Vgl. 'windswael'
|
swaer – zn |
zwager, schoonbroer
|
swak – bn |
zwak; slecht, matig
Die land word geteister deur swak openbare dienste en swak onderwys – 'Het land wordt geplaagd door slechte openbare voorzieningen en slecht onderwijs'
|
sweetpak – zn |
trainingspak Vgl. Eng. sweat suit |
sweis – ww |
lassen |
swemklere – zn |
zwempak |
swernoot – zn |
ellendeling, hufter Uitdr.: die swernoot van 'n... – 'die hufter van een...'
nou is ek die swernoot in – 'nu ben ik echt kwaad' |
swetterjoel – zn |
(neerh.) (mensen)massa, hoi polloi |
swot – ww |
(hard) studeren, blokken Vgl. Eng. stud. taal to swot |
sy – pv |
(bez. vnw. mann. 3rde pers. enkv.) zijn; (vrouwel. 3rde pers. enkv.) zij |
syne – pv |
(mann. zelfst. bez. vnw. 3rde pers. enkv.) van hem, zijne |
syfer – zn |
cijfer |
syfer – ww |
sijpelen |
syg – ww |
zeven (pulp door een zeef, kaas door een melkdoek) |
sykouse – zn |
nylons |
sypaadjie – zn |
trottoir Vgl. Eng. sidewalk
Vgl. 'stoep' |
T |
|
taai – bn |
taai (in de Nl. betekenis); kleverig |
taaiman – zn |
sida: benaming voor enkele soorten kleine struikachtige kaasjeskruidachtigen met gele of witte bloemetjes (Sida spp.); smalblaartaaiman: soort sida met ruitvormige blaadjes (Sida rhombifolia)
Vgl. 'smalblaartaaiman'
|
taakspan – zn |
taakgroep, taakeenheid |
tabberd – zn |
(sjieke) japon, (sjieke) jurk |
tafeldoek – zn |
tafelkleed |
tak – zn |
filiaal (bv. van bank), afdeling Vgl. Eng. branch |
takbestuurder |
manager van bijkantoor Vgl. Eng. branch manager |
takbok – zn |
hert
Opm.: naast het woord takbok heeft in Afrika het woord hert ook voortbestaan, zij het alleen als geleerd woord. Hert werd praktisch vervangen door takbok, en hier en daar door wildsbok (zie ald.), wat zich laat verklaren door het feit dat herten oorspronkelijk niet in Zuid-Afrika voorkomen, maar antilopen wel. Een oorspronkelijk, niet-geleerd woord voor 'hert', hart, leeft nog voort in de naam van het inheemse 'hartebees' (zie ald.), dat de vroege Hollandse kolonisten aan het Europese
hert deed denken.
Psalm 41:2-3 (42:2-3):
Soos 'n hert wat smag na waterstrome, so smag my siel na U, o God!
My siel dors na God, na die lewende God; wanneer sal ek ingaan en voor die aangesig van God verskyn? (Afr. Bijbelvert. van 1933/1953)
Soos 'n wildsbok smag na waterstrome, so smag ek na U, o God. Ek dors na God, na die lewende God. Wanneer kan ek gaan en voor God verskyn? (Afr. Bijbelvert. van 1983)
=
'Gelijk een hert schreeuwt naar de waterstromen, alzo schreeuwt mijn ziel tot U, o God! Mijn ziel dorst naar God, naar den levenden God; wanneer zal ik ingaan, en voor Gods aangezicht verschijnen?' (Statenvert.)'
Vgl. 'bok', 'hartebees', 'wildsbok' |
takel – ww |
bedwingen, aanpakken, oplossen Opm.: takel betekent in het Afrikaans iets anders dan in het Nl. omdat het woord onder invloed van het Engels semantisch is opgeschoven naar het (erop gelijkende) Eng. tackle. We hebben dus te maken met een leenvertaling die wsch. gestimuleerd is door fonetische overeenkomstigheid.
Vgl. 'aanspreek'
|
takhaar – zn |
verwilderde persoon met lange klittende haren |
takkantoor – zn |
bijkantoor Vgl. Eng. branch office |
tamatie – zn |
tomaat |
tameletjie – zn |
(culin.) kleverig, traditioneel toffeegebakje uit de Afrikaner- en Maleierkeuken; (overdr.) netelige kwestie, hoofdpijndossier
Spreek uit met de klemtoon op de een-na-laatste klankvoet: tamelêtjie. |
tandefee – zn |
'tooth-fairy'; sprookjesfiguur die gewisselde tandjes van kinderen
ophaalt |
tannie – zn |
tante; beleefde aanspreekvorm voor een oudere vrouw: mevrouw
Tannie wordt gebruikt als beleefde doch vertrouwde aanspreekvorm tot
vrouwen die ouder zijn dan de spreker. Hierbij wordt de derde persoon enkelvoud aangewend, in plaats van de te direct ervaren beleefdheidsvorm van
de tweede persoon enkelvoud u: Sal
tannie dalk 'n koppie tee wil hê? – 'Mevrouw, zoudt u misschien een kopje thee willen?' Vgl. 'antie', 'oom', 'omie' |
tap – ww |
uit een kraan of tap (laten) stromen; lekken
Opm.: in tegenstelling tot in het Nl.,
wordt dit werkwoord ook vaak onoverg. gebruikt:
Daar tap stadig koffie uit die fles – 'Er komt langzaam koffie uit de thermosfles (gelekt)'
Vgl. 'lek'
|
tapytsuring – zn |
soort klaverzuring (Oxalis glabra) |
tarentaal – zn |
parelhoen |
tas – zn |
koffer Vgl. 'sak' |
Tas – zn |
afk. van Tassenberg: een bekend wijnmerk |
ta-ta – tw |
tot ziens Opm.: het aan het Engels ontleende
'ta-ta' wordt nooit door mannen gebruikt maar juist door
vrouwen. |
teater – zn |
bioscoop; operatiekamer Vgl. voor betekenis Eng. theatre |
teatersuster – zn |
operatiezuster, operatieassistente |
teef – zn |
slet, kreng De manier waarop teef! als scheldwoord gebruikt wordt, doet denken aan die van Eng. bitch; verder is de betekenis dezelfde als in het
Nl.
|
teel – ww |
fokken
Vgl. 'fokken' |
teel-, teelt- – woordd. |
fok-, teelt-
teel(t)program – 'teeltprogramma' (voor planten); 'fokprogramma' (voor dieren)
teelooi – 'fokooi'
teelskaap – 'fokschaap'
teelsog – 'fokzeug', enz.
Vgl. 'teelmerrie'
|
teelmerrie – zn |
fokmerrie |
teen – vz |
tegen Vgl. 'toon' |
teen-, teë- – woordd. |
tegen-
Bijv. teendeel – 'tegendeel'; teëpraat – 'tegenspreken' |
teenliggaam – zn |
antistof Vgl. Eng. antibody |
teenwoordig, teenswoordig – bw |
aanwezig, tegenwoordig (in de zin van 'aanwezig'; niet 'dezer dagen')
Vgl. 'deesdae' |
teerbemind – bn |
intensivering van bemind: zeer bemind |
teerpad – zn |
geasfalteerde weg Vgl. Eng. tar road |
teetyd – zn |
thee-/koffiepauze Vgl. Eng. tea time |
tegelykertyds – bn |
gelijktijdig Vgl. 'destyds' |
teiken – zn; ww |
doelwit; de pijlen richten op, zich richten
op Vgl. Eng. target, to target |
teken – zn |
teken; bord (verkeersbord, bord met opschrift) Vgl. voor tweede betekenis Eng. sign |
tekkie – zn |
gympie, gymschoen Alleen in Zuid-Afrika is dit woord bekend. Zowel in het Afrikaans als in het Zuid-Afrikaans
Engels ('tackie') is dit woord algemeen. |
teller – zn |
kassier Vgl. Eng. teller |
teneergedruk – zn |
gedeprimeerd |
tennisbeskuit – zn |
soort kaakje (doorgaans van het Zuid-Afrikaanse koekjesmerk Tennis) |
tentatief – bn |
voorlopig |
tepelnoors – zn |
laagblijvende, pollen vormende, zeer stekelige wolfsmelksoort met wit melksap uit de Oost-Kaap: ook voetangel genaamd (Euphorbia mammillaris)
Vgl. 'knuppelnoors', 'soetnoors', 'suurnoors', 'voetangel'
|
terg – ww |
pesten, plagen; (w.g.) tergen
Opm.: terg heeft, wsch. onder invloed van het enigszins gelijkluidende Eng. to tease, hoofdzakelijk de betekenis van 'plagen', 'pesten'gekregen:
Moenie kwaad word nie; ek terg jou sommer 'n bietjie – 'Niet kwaad worden; ik plaag je maar een beetje'
Vgl. 'boelie', 'lol', 'neul', 'pla', 'skoor', 'verpes'
|
tering – zn |
tuberculose |
tert – zn |
korstgebak, vlaai Dus niet zozeer een taart als wel een deegkorst met ondiepe zijkanten, zonder korst bovenop, met vulling uiteenlopend van puddingachtige vla [melktert] of zoete rijstevulling [rystert] tot compôte [vrugtetert] en iets hartigs [souttert]) Vgl. voor de betekenis Eng. tart Vgl. 'koek', 'krummeltert', 'melktert', 'rystert', 'souttert'
(fig.) slet, vrouw van lichte zeden Vgl. 'koek' |
t-hemp – zn |
t-shirt |
tiekieboks – zn |
betaaltelefoon
Ontleend aan Z.-Afr. Eng. tickey box; vernoemd naar tickey, de bijnaam van de oude Z.-Afr. threepence-munt. Deze bijnaam is op zijn beurt ontleend aan het rinkelend geluid dat de munt na inworp in automaten maakte.
|
tiekiedraai – ww |
rondedans |
tiemie – zn |
tijm (Thymus spp.) |
tier – zn |
tijger
Opm.: ten onrechte wordt met tier soms ook het luipaard aangeduid |
tierboskat – zn |
serval (een katachtige: Leptailurus serval) |
tierkat – zn |
poema (Puma concolor) |
tierwolf – zn |
volksnaam voor gevlekte hyena (Crocuta crocuta) Vgl. 'erdwolf', 'strandwolf', 'wolf' |
tik – zn |
methamfetamine, crystal meth (zeer verslavende, slopende drug)
Vgl. 'blou' |
tikkop – zn |
methamfetaminegebruiker |
tikmasjien – zn |
typemachine |
tikster – zn |
typiste |
tjaila – ww |
na werk naar huis gaan, na werk op huis aan gaan
Ek tjaila maar, ouens! – 'Jongens, ik ga lekker naar huis!' |
tjailatyd – zn |
tijd waarop men naar huis gaat vanuit werk |
|
tjakalaka – zn |
stoofgerecht van groenten (bonen, tomaten, wortelen, ui, kerrie, knoflook) Vgl. 'stampmielies' |
tjalie – zn |
schouderdoek, omslagdoek (vierkanten doek over schouders gedragen; vaak bij klederdrachten)
Vgl. 'serp' |
tjank – zn |
jankgeluid
Uitdr.: iemand / iets se tjank aftrap – 'van iemand of van iets lastigs afgeraken', 'korte metten maken met iemand of iets lastigs' |
tjank – ww |
janken |
tjankbalie – zn |
huilebalk |
tjap – zn |
stempel |
tjap – ww |
stempelen, van een stempel voorzien |
tjek – zn |
cheque (v. bankrekening) |
tjello – zn |
cello |
tjienkerientjee – zn |
decoratieve, giftige vogelmelksoort met witte bloemen (Ornithogalum thyrsoides) De 'zuidenwindlelie' – waarvan naar verluidt de delen het geluid 'tsjink-tsjink' maken wanneer ze tegen elkaar gewreven worden |
tjoepstil – bn |
doodstil |
tjoggem – ww |
melk rechtstreeks vanuit de speen van een koe drinken Vgl. 'klêza' |
tjomma – zn |
aanspreekvorm voor goede vriend Vgl. 'tjommie' |
tjommie – zn |
maatje, gabber, goede vriend < Eng. chum, 'naaste vriend' + verkleiningsachtervoegsel -ie.
Vgl. 'tjomma' |
tjokka – zn |
Kaapse pijlinktvis: pijlinktvis uit de Zuid-Afrikaanse kustwateren (Loligo vulgaris reynaudii) Wordt als calamares verkocht en gegeten. |
tjops – zn |
speciale stukken varkensvlees voor op de braai
Vgl. 'karmenaadjies' en Eng. chops |
tjorrie – zn |
oude vrachtwagen |
tjorts – tw |
proost |
toe – bn |
dicht, gesloten
Maak die deur toe – 'Doe de deur dicht'
Alle winkels is Sondae toe – 'Alle winkels zijn op zondag gesloten'
|
toe – bw |
toen
De persoonsvormen in een verledentijdszin met toe worden meestal in de tegenwoordige tijd vervoegd:
Toe gaan staak hulle – 'Toen gingen ze staken'.
Hy sê toe vir my 'Nee, jy moet maar self jou probleme uitsorteer'. – 'Hij zei toen tegen mij: "Nee, je moet zelf maar je problemen oplossen".'
Uitdr.: Toe nie! – 'Niet dus!' / 'Maar niet heus!' (als weerlegging van een bewering of verwachting) |
toe – tw |
toe, toe nou
Nou, toe – 'Kom op'
|
toebalkon – zn |
dichtgebouwd balkon |
toebroodjie – zn |
boterham, sandwich |
toedraai – ww |
inpakken (met papier) Sjoe, maar hierdie geskenkie is
mooi toegedraai, hoor! – 'Jeetje, dit cadeautje is mooi ingepakt,
zeg!' |
toegee vir – ww |
voorrang verlenen aan Gee toe vir voetgangers – Verleen voorrang aan voetgangers.
Vgl. Eng. to yield for |
toeka: uit toeka se dae – uitdr |
lang geleden
Vgl. 'hoeka' |
toekenning |
toekenning; prijs, award; (prijs)uitreiking
Hierdie toekenning is 'n regte hupstoot vir my werk – 'Deze prijs is echt een stimulans voor mijn werk'
Vanaand sal die 93ste Oscar-toekenningsaand regstreeks op televisie uitgesaai word – 'Vanavond zal de 93ste Oscaruitreiking rechtstreeks op televisie uitgezonden worden' |
toelaat – ww |
toestaan, toelaten; toestemming krijgen om... Opm.: in het Afrikaans hoort men zelden 'toestaan'; men zegt eerder 'toelaat' waar men in het Nl. 'toestaan'
zou zeggen.
Bijvoorbeeld:
Ons kan nie sulke gedrag in die
Nuwe Suid-Afrika toelaat nie – 'Wij kunnen zulk gedrag in het Nieuwe Zuid-Afrika niet toestaan'
By hierdie vergadering word net swart joernaliste toegelaat – 'Bij deze vergadering worden slechts zwarte journalisten toegelaten'
Toeriste word toegelaat om foto's van die paleis te neem – 'Het wordt toeristen toegestaan / toeristen krijgen toestemming foto's van het paleis te maken' |
toesak ww |
van alle kanten overvallen, binnenvallen, overvallen, insluiten, benaderen; neerdalen, zich om iets sluiten
Vgl. 'uitsak'
|
toep – zn, bw |
app (smartphoneapplicatie) Vgl 'toepassing', 'toestel' |
toepassing – zn, bw |
toepassing; app (smartphoneapplicatie) Vgl 'toep', 'toestel' |
toestel – zn |
toestel, apparaat; instrument, werktuig, hulpmiddel, tool Opm.: heel vaak wordt in het Afr. toestel gebruikt waar men in het Nl. 'apparaat', 'werktuig', hulpmiddel, 'tool' of 'instrument' zou zeggen. Toestel wordt derhalve veel vaker in het Afrikaans dan in het Nl. gebruikt. De betekenissen 'instrument', 'tool', enz. zijn wsch. onder invloed van het, fonetisch enigszins op 'toestel' gelijkende, Eng. tool ontstaan. We hebben dus wellicht te maken met een leenvertaling die gestimuleerd is door fonetische overeenkomstigheid.
'n Guillotine is 'n toestel waarmee mense (as 'n vorm van doodstraf) onthoof word. – 'Een guillotine is een apparaat waarmee mensen (als een vorm van doodstraf) onthoofd worden'
My bluetooth kan die toestel nie vind nie – 'Mijn bluetooth kan het apparaat niet vinden'
'n Juk is 'n toestel om twee osse langs mekaar in te span – 'Een juk is een instrument om twee ossen naast elkaar in te spannen'
Dit is 'n nuwe digitale toestel waarmee jy maklik aanlyn aankope kan doen – 'Dit is een nieuwe digitale tool waarmee je makkelijk online aankopen kunt doen'
Pedometer is 'n handige toestel vir mense wat belangstel om genoeg oefening en miskien 'n bietjie motivering te kry – 'Pedometer' is een handige tool voor mensen die geïnteresseerd zijn in het krijgen van genoeg beweging en misschien een beetje motivatie'
Vgl. 'toep', 'toepassing'
|
toet – bn, bw |
lang geleden |
toetentaal – zn |
geheel en al (spreek uit als "toet-en-taal") |
toets – ww |
toetsen, testen, uitproberen Opm.: in tegenstelling tot het Nl. toetsen
heeft het Afrikaanse werkwoord toets helemaal dezelfde betekenis
als het Engelse werkwoord to test aangenomen, en hebben we dus met een leenvertaling uit het Engels te maken:
Ek toets myself deur ou vraestelle deur te werk – 'Ik test mijzelf door oude proefwerken door te nemen'
Sy is getoets vir MIV/VIGS en volgens die suster het die uitslag gewys dat sy MIV-positief is – 'Zij is getest op HIV/AIDS en volgens de verpleegster toonde de uitslag
aan dat zij HIV-positief is' |
toets – zn |
toets, test, testwedstrijd (cricket) Opm.: de betekenis van het Afrikaanse woord toets is
dezelfde geworden als die van het Engelse woord test, en hebben we dus met een leenvertaling uit het Engels te maken:
Suid-Afrika het dag een van die eerste toets teen Pakistan oorleef – 'Zuid-Afrika heeft dag een van de eerste testwedstrijd tegen
Pakistan overleefd'
Die dokter het self die diabetestoets gedoen – 'De dokter heeft zelf de diabetestest afgenomen' |
toevou – ww |
dichtvouwen |
toevoulêer – zn |
stofklepmap |
toiings – zn |
aan flarden gescheurde kleren |
tokkelossie, tokkelos, tokkelosj – zn |
kleine fabelfiguur die 's nachts je bed inkruipt om je te
wurgen |
toktokkie – zn |
kever die hoorbaar met het achterlijf op de grond klopt (Dichtha spp. en Psammodes spp.) |
toktokkie – ww |
belletje trekken |
tolbos – zn |
volksnaam voor compact groeiende struikjes uit de Proteafamilie (Leucadendron spp.); struikjes in droge streken die van de grond losraken en rollend door de wind worden meegevoerd:
'tumbleweed' |
toneel – zn |
toneel; plaats (v.e. misdrijf, gebeurtenis, ongeval) De tweede betekenis, die van 'plaats van misdrijf, gebeurtenis,
ongeval', duidt op een semantische uitbreiding onder invloed van het Engels, dat ook in beide betekenissen scene gebruikt. We hebben hier dus te
maken met een Engelse leenvertaling.
Gebruik Afr. verhoog voor de betekenis 'toneel' (zie ald.)
Vgl. 'verhoog'
|
tonnel – zn |
tunnel |
toom – zn |
hoofdstel |
toon – zn |
teen Vgl. 'teen' |
toor – ww |
toveren; goochelen
Vgl. 'betower',goël |
toordery – zn |
toverij / tovenarij; gegoochel |
toordokter – zn |
medicijnman, traditionele genezer in Afrika
Vgl. 'sangoma' |
toornaar – zn |
tovenaar |
toring – zn |
toren; toorn |
torring – ww |
tergen, kwellen
aan iemand torring – 'iemand kwellen,
lastigvallen' |
tou opgooi – ww |
de moed laten zakken |
toustaan – ww |
in de rij staan Vgl. Eng. to stand in line |
touwys: iemand touwys maak – uitdr. |
iem. wegwijs maken |
traak – ww |
storen, 'raken'
Dit traak my nie – 'Het stoort mij niet'
Vgl.'traak-my-nie-agtig', 'traak-my-nie-agtigheid',
'steur' |
traak-my-nie-agtigheid – zn |
onverschilligheid, onvermurwbaarheid, de illusie dat je onkwetsbaar bent
|
traak-my-nie-agtig – bn |
onverschillig, onvermurwbaar, zich onkwetsbaar wanend
Hierdie siniese vent het 'n traak-my-nie-agtige
houding – 'Deze cynische vent heeft een onvermurwbare houding' |
transformeer – ww |
transformeren, omvormen Vooral m.b.t. de Z.A. politiek van het
zich ontdoen van 'blanke' symbolen, oude 'blanke' plaats- en straatnamen,
het doorvoeren van 'positieve discriminatie' tegen blanken, enz.
Vgl. 'regstel' en 'bemagtiging' |
transito – zn |
doorvoer |
transitorooftog – zn |
overval op waardetransport |
trapsoetjies – zn |
kameleon (Chamaeleontidae); slome, slome duikelaar
Vgl. 'trapsuutjies', 'verkleurmannetjie' |
trapsuutjies – zn |
kameleon (Chamaeleontidae)
Vgl. 'trapsoetjies', 'verkleurmannetjie' |
trassie – zn |
(neerh.) travestiet, hermafrodiet
Vgl. 'moffie', 'poefter' |
tree (tree uit) – ww |
functie neerleggen, afscheid nemen van een functie / betrekking
Weens sy gesondheid moes hy uit internasionale krieket tree – 'Vanwege zijn gezondheid moest hij afscheid nemen van het internationale cricket' Vgl. Eng. to retire from |
treffer – zn |
hit (muziek) |
trek – ww |
verhuizen (denk aan Die Groot Trek in
1836s-1838); gelijken (op iemand trek – 'op iemand gelijken') |
trek – zn |
trek, migratie |
trekklavier – zn |
accordeon Vgl. 'konsertina' |
trekpas: iem. die trekpas gee – uitdr. |
iem. naar huis sturen, iem. wegsturen |
troei! – tw |
terug! (tegen paarden, ossen) Vgl. 'hoi!', 'tru!' en 'hokaai' |
troeteldier – zn |
klein huisdier (hond, kat, cavia, enz.) |
tromme zn |
drums, trommels |
trompop – bw |
van dichtbij, recht voor z'n raap; plotseling |
trompoppie – zn |
majorette |
trok zn |
vrachtwagen Vgl. Eng. truck Vgl. 'lorrie' |
trokdrywer zn |
vrachtwagenchauffeur Vgl. Eng. truckdriver |
tronk zn |
gevangenis, bajes, nor, lik |
tronkstraf zn |
gevangenisstraf |
tronkvoël zn |
bajesklant |
trop zn |
kudde |
tros zn |
tros; (gemeenz.) balzak, scrotum |
troue zn |
bruiloft, trouwerij
Vgl. 'bostroue'
|
tru! – tw |
terug! (tegen paarden, ossen) Vgl. 'hoi!', 'troei!' en 'hokaai' |
trurat – zn |
versnelling voor achteruit in trurat – 'in z'n achteruit', 'op de achteruitstand' |
truspieël – zn |
achteruitkijkspiegel |
tsamma – zn |
op watermeloen gelijkende wilde meloen, ook kafferwaatlemoen genaamd (Citrullus amarus, syn. C. caffer)
Vgl. 'botterskorsie', 'kafferwaatlemoen', 'makataan', 'maranka', 'murgpampoentjie', 'pampoen', 'skorsie', 'spanspek',
'waatlemoen'
|
tsek! – tw |
ga weg!, rot op! (afk. v. < voertsek < 'voort zeg ik')
Ook: voertsek!, voetsek!
Vgl. 'fokof', 'voertsek' |
tuimeldroër – zn |
droogtrommel Vgl. Eng. tumble drier |
tuinkers – zn |
zie 'waterkers' |
tuinmaak – ww |
tuinieren |
tuis – bw |
thuis |
tuis gaan – ww |
logeren Vgl. 'loseer', 'oorslaap' |
tuiste zn |
thuis, tehuis, onderkomen |
Tuk, Tukkie (mv. Tuks, Tukkies) – zn |
student van de Universiteit van Pretoria |
tulp – zn |
geen tulp, maar verzamelnaam voor inheemse bolgewasjes die tussen gras of op droge plekken groeit, die taaie sprieten en een irisachtige bloem voortbrengt (Moraea spp.)
Nauw verwant aan het 'uintjie' (zie ald.) |
TV-braai – zn |
Zuid-Afrikaanse 'tv-barbecue': kleine elektrische grill voor binnenshuis op de tafel of op de bar; met overdekt warmte-element bovenop en lekbak onderin met roostertje erop, waarop vlees geroosterd ('gebarbecued') kan worden Vgl. 'braai' |
twak – zn |
tabak; (gemeenz.) onzin; (gemeenz.) dwaze kerel Vgl. 'snert', 'bog'
|
twakkerig – bn |
onzinnig, dwaas |
tweegatjakkals – zn |
doortrapte meeprater |
tydeloos – bn |
tijdsloos |
tydens – vz |
tijdens Tydens wordt als verheven taalgebruik beschouwd; gewoonlijk zegt men gedurende (zie ald.) |
tydgleuf – zn |
zendtijd, uitzendtijd, tijdstip Vgl. Eng. time-slot |
tydperk – zn |
periode Opm.: wat in het Nl. 'tijdperk'
betekent, is in het Afrikaans 'era'. Het Afrikaanse
'tydperk' kan ook, bijvoorbeeld, een tijdspanne van twee maanden
beslaan, maar niet miljoenen jaren, zoals in het Nl. In die
tydperk van einde Mei tot einde Junie het ons reën gehad – 'Gedurende de periode van eind mei tot eind juni hebben we regen gehad'
Vgl.
'era' |
tydsberekening – zn |
timing
Sy tydsberekening op die konsertina was fenomenaal – 'Zijn timing op de concertina was fenomenaal'
|
U |
|
ui – zn |
ui |
uintjie – zn |
inheems bolgewasje dat vooral tussen het gras groeit en meestal uit maar een of twee heel lange, taaie sprieten bestaat, waaruit een irisachtig bloemetje voortkomt (Moraea spp.)
Het woord is verwant aan het Ned. woord ajuin, 'ui'.
Vgl. 'tulp'
|
uintjieskweek – zn |
knolcyperus: onkruid met bolletjes als het uintjie (zie ald.) en blaadjes als kweek (zie ald.) (Cyperus esculentus) |
uitblaker – ww |
uit de school klappen, aan de grote klok hangen, iets vertrouwelijks of geheims luidruchtig verkondigen |
uitbuit – ww |
uitbuiten; exploiteren, winnen (ook van b.v. delfstoffen) |
uitbuiting – zn |
uitbuiting; exploitatie, winning (ook van b.v. delfstoffen) |
uitdolf / uitdolwe – ww |
diep uitgraven |
uitdruk – zn |
uitdraai (v.e. printer) |
uitdruk – ww |
uitdraaien, afdrukken (v.e. printer) |
uitduik – ww |
uit het water halen, opvissen, uit het water vissen, uit het water redden
Vir vanaand het ons vars krewe uitgeduik uit die see! – 'Voor vanavond hebben we verse kreeften uit zee opgevist!'
Hulle het onsuksesvol geprobeer om die denkelinge uit te duik – 'Ze hebben zonder succes geprobeerd de drenkelingen aan boord te brengen / aan wal te brengen.' |
uiteet – ww |
uit eten gaan, buiten de deur eten Een van die dinge wat ek graag op my vakansie doen is uiteet |
uitgaan – ww |
uitgaan, naar buiten gaan, ergens uit gaan; (vaak uitgaan met) – afspraakjes maken (een liefdesrelatie aanknopen); verkering hebben, een relatie hebben Kerneels en ek het twee jaar uitgegaan voor hy die jawoord gevra het – 'Kerneels en ik hadden twee jaar verkering voordat hij het jawoord vroeg' |
uitgaand – bn |
demissionair |
uitgetel – bn |
moe, uitgeput |
uitgevat – bn |
chique gekleed |
uithaler- – woordd. |
woorddeel in samenstellingen dat voortreffelijkheid uitdrukt
Jou dogter is sommer 'n uithalerstudent! – 'Jouw dochter is echt een uitblinker!' |
uithangplek – zn |
uitgaansgelegenheid |
uitken – ww |
identificeren, herkennen uit velen Hoe kan 'n mens giftige sampioene uitken? =
'Hoe kun je giftige paddestoelen identificeren / herkennen?'
Die optelkind was uitgeken as Desmond Radebe – 'De vondeling werd geïdentificeerd als Desmond Radebe'
|
uitklim – ww |
uitstappen; tegen (een berg) opklimmen; uitklimmen |
uitlander – zn |
buitenlander |
uitlos – ww |
met rust laten Los my uit! – 'Laat me met rust!' / 'Houd mij erbuiten!' Jy moet die vroumense
uitlos – 'Laat die vrouwen toch met rust' / 'Houd je maar niet bezig met vrouwen' |
uitoorlê – ww |
overtroeven |
uitrusters – zn |
kledingwinkel |
uitsaai – ww |
uitzenden (radio/tv) |
uitsaaikorporasie – zn |
omroepstichting |
uitsak: die reën sak uit – uitdr. |
het regent
Vgl. 'toesak' |
uitset (mv. uitsette) – zn |
uitstoot; productie, product; (elektr.) uitgangsvermogen, uitgangsspanning; (comp.) output
Die begrotingstekort het tot 13% van die nasionale uitset gestyg = 'Het begrotingstekort is opgelopen tot 13% van het bruto nationaal product.'
Vgl. Eng. output Vgl. 'inset' |
uitsluitlik – bn |
uitsluitend |
uitsorteer – ww |
uitsorteren; oplossen (v. problemen); bij iem. orde op zaken stellen; straffen Vgl. Eng. to sort out |
uitstaande – bn |
uitstekend, geweldig, onovertroffen
< Eng. outstanding |
uitstalkas – zn |
vitrine, etalage |
uitstalling – zn |
expositie, tentoonstelling Vgl. 'skou' |
uittree – ww |
aftreden, functie neerleggen
Vgl. 'tree' |
uitvat – ww |
uitdossen; met iem. uitgaan (café, restaurant) 'Ek vat my meisie uit vir 'n ete.' – 'Ik neem mijn vriendin (mee) uit eten.' Opm.: samenstellingen met het werkwoord 'vat' gelden als een informele variant van 'neem'. 'Ek neem my meisie uit vir 'n ete' klinkt dan ook iets sjieker. |
uitvee – zn |
uitvegen, schoonvegen, wissen, uitwissen, uitvlakken, uitgommen/-gummen, verwijderen (van [computer]data, e-postberichten, enz.)
Opm.: deze betekenissen tonen aan dat 'uitvee' een op een gebruikt wordt met het Eng. werkwoord to erase.
|
uitveër – zn |
gummetje uitveër is een leenvertaling van Eng. eraser |
uitwaai – ww |
(krachtige term) te maken hebben, aangaan
Dit het niks met jou uit te waai nie! – 'Dit heeft niets met jou te maken! / Dit gaat jou niets aan!'
(uitdr.) Dit het niks met die prys van eiers uit te waai nie – 'Dat heeft er helemaal niets mee te maken'
umfaan – zn |
Zie 'oemfaan' |
unie – zn |
vakbond |
Unie – zn |
de Unie van Zuid-Afrika: (1910-1961) voorloper van de Republiek van Suid-Afrika, ontstaan na samenvoeging van de Britse kolonies Kaap de Goede Hoop, Natal, Transvaal en Oranjerivierkolonie |
Unie van Suid-Afrika – zn |
van 1910 t/m 1961 voorloper van de Republiek van Suid-Afrika, ontstaan na samenvoeging van de Britse kolonies Kaap de Goede Hoop, Natal, Transvaal en Oranjerivierkolonie |
V |
|
vaak / vakerig – bn |
slaperig Opm.: ook in bep. Nl. dialecten, zoals in dat van Katwijk, wordt dit woord gebruikt om er
'slaperig' mee uit
te drukken. De algemener bekende figuur Klaas Vaak (Klaas Vakie in Zuid-Afrika) is een herinnering aan het algemener gebruik van deze term.
De algem. Nl.
betekenis van het bijw. 'vaak' (dikwijls) moet in het Afrikaans met 'dikwels'
of 'baie' uitgedrukt worden (zie ald.). |
vaalhaar – zn |
iem. met kleurloos, futloos haar |
vaalhaar – bn |
met kleurloos, futloos haar |
Vaalpens – zn |
schertsende benaming voor Transvaler (inwoner v.d. hist. provincie of Boerenrepubliek Transvaal)
Vgl. 'Valie'
|
vaar – ww |
varen; presteren, het doen
Hoe het die sokkerspan gevaar? – 'Hoe heeft het voetbalteam gepresteerd / het gedaan?'
Vgl. Eng. to fare | |
vadoek – zn |
theedoek |
Valie – zn |
schertsende benaming voor Transvaler (inwoner v.d. hist. provincie of Boerenrepubliek Transvaal)
Vgl. 'Vaalpens'
|
valskerm – zn |
parachute |
van – zn |
achternaam Vgl. 'nooiensvan' |
van – vz |
1. van Kaapstad is een van die mooiste stede van die wêreld – 'Kaapstad is een van de mooiste steden van de wereld'
2. (van die) 'sommige', 'enkele', 'niet alle'
Opm.: met van die kan men naar een deel van een groep verwijzen. Bijvoorbeeld:
Van die passasiers het baie bang geraak toe die vliegtuig so begin skud – 'Sommige passagiers werden erg bang toen het vliegtuig zo begon te schudden'
Mense is onbetroubaar. Wel, nie alle mense nie: ván die mense is onbetroubaar. – 'Mensen zijn onbetrouwbaar. Nou ja, niet alle mensen: sómmige mensen zijn onbetrouwbaar.'
3. over
Ons praat van die onophoudelike kragonderbrekings in ons woonbuurt – 'We hebben het over / praten over de onophoudelijke stroomstoringen in onze wijk'
Waarvan praat jy? – 'Waar heb je het over?'
Hieraan is ontleend het Eng., in het Nl. niet te vertalen, gebruik van van in combinatie met vergeet:
Ek het daarvan vergeet – 'Dat ben ik vergeten' (m.a.w. 'Dat weet ik niet meer') Dit gebruik van 'van' is gevormd naar Eng. about:
Ons praat van... – We are talking about... En gevolgelijk: Het jy vergeet van jou belofte? – Did you forget about your promise?
Aan dit Eng. gebruik is verder ontleend de constructie bij 4.:
4. (zegsw.) wat van...? – 'en...?', 'en ... dan?', 'geldt dit ook voor...?', 'en ... ook?'
Duitsland is 'n baie groot land. En wat van Nederland? – 'Duitsland is een heel groot land. En Nederland?' (< Eng. And what about...?)
Julle beskuldig my van onbetroubaarheid. Maar wat van julle? – 'Jullie beschuldigen mij van onbetrouwbaarheid. Maar jullie dan?' (< Eng. But what about...?)
Vgl. 'se>'
|
vandag – bw |
vandaag |
vandat – bw |
sinds
Vandat hy 'n minister is, is hy omtrent nooit by die huis nie – 'Sinds hij minister is, is hij vrijwel nooit thuis'. |
vandeesmaand – bw |
deze maand |
vandeesweek – bw |
deze week |
vanieljegeursel – zn |
vanille-essence |
vanjaar – bw |
dit jaar |
vanoggend (spr. 'va-oggend') – bw |
vanochtend, vanmorgen, deze ochtend
Goeiemôre! Hoe gaan dit met jou
vanoggend? – 'Goedemorgen! Hoe gaat het met jou, deze ochtend?' |
vanselewe, vanslewe, vammelewe – bw |
van vroeger, lang geleden |
vantevore – bw |
eerder
Ek het haar nie vantevore in die park gesien nie – 'Ik heb haar niet eerder in het park gezien'
Die kos is nog meer besonders as vantevore – 'Het eten is nog bijzonderder dan eerder' Opm.: Nl. 'van tevoren' (dus 'ergens aan voorafgaand') wordt in het Afrikaans uitgedrukt met vooraf. Vgl. 'liewer(s)', 'vooraf', 'vroeër'
|
varing – zn |
(bot.) varen |
vark – zn |
varken |
varkie – zn |
big, biggetje; zeevissoort van de grombaarzenfamilie (Pomadasys olivaceus); in onbruik geraakte vloeistofmaat |
varkoor, varkblom – zn |
witte aronskelk (Zantedeschia
aethopica) |
varktjop – zn |
varkenskarbonade |
varkvleis – zn |
varkensvlees |
vars – bn |
vers, fris; jofel (vooral in ontkenningen: Nie
'n vars plek nie – 'Niet een jofele plek')
Vgl. 'vers' |
vas – bn |
stevig, vast, snel |
vasbrand – ww |
vastlopen |
vasbyt – ww |
volhouden, doorzetten, zich vastbijten (in iets) |
vasgevang |
gevangen |
vaskeer – zn |
iem. in het nauw drijven, klemrijden |
vassteek – ww |
vast blijven zitten; ook vastmaken (met spelden)
in die modder vassteek – 'in de modder vast blijven zitten' |
vastrap – zn |
snelle dans bij boeremusiek
Vgl. 'seties'
|
vastrapplek – zn |
steunpunt |
vasval – ww |
in de modder vastzitten |
vasvat – ww |
stevig vasthouden |
vasvrawedstryd – zn |
quiz |
vat – ww |
pakken, nemen, vatten, snappen/begrijpen; (vaak met aan) aanraken; iemand vir koffie vat – 'iemand mee (uit)nemen voor een kopje koffie'
Vgl. 'boekevat', 'kortvat', 'rondvat', 'saamvat', 'uitvat', 'vatterig' |
vatlappie – zn |
pannenlap |
vatterig – bn |
handtastelijk, plakkerig, te aanhalig |
vee / veeg – ww |
vegen Vgl. 'uitvee' |
veearts – zn |
veearts, dierenarts
Opm.: overeenkomstig het Eng. vetenarian en vet kent het Afrikaans niet, zoals het Nl., een aparte benaming voor een dierenarts:
Ons het die hondjie opgetel en veearts toe geneem – 'We hebben het hondje opgepikt en naar de dierenarts gebracht'
|
veër – zn |
bezem |
veganies – bn |
veganistisch |
vel – zn |
huid Opm.: Het Afrikaanse woord 'huid' betekent in het
Nl. alleen gevilde dierenhuid
Vgl. 'huid', '
kopvel' en '
velkleur' |
veldfliek – zn |
openluchtbioscoop Vgl. 'inryteater' |
veldtog – zn |
veldtocht; campagne
Ondersteun ons verkiesingsveldtog! – 'Steun onze verkiezingscampagne!'
|
velkleur – zn |
huidskleur |
vellie – zn |
lederen of suède schoen Vgl. 'velskoen' |
velling – zn |
velg |
veloorplanting – zn |
huidtransplantatie |
velskoen – zn |
lederen of suède schoen Vgl. 'vellie' |
vennoot – zn |
vennoot, zakenpartner, partner
As jou eenmansmaatskappy groei is jy verplig om 'n swart vennoot te kry – 'Als jouw eenmansbedrijf groeit ben je verplicht een zwarte partner te vinden' My vrou is meer as 'n besigheidsvennoot: sy is my lewensvennoot, my sielsmaat – 'Mijn vrouw is meer dan een zakenpartner: zij is mijn levenspartner, mijn zielsverwant' |
vennootskap – zn |
(zakelijk) partnerschap, partnerschapsovereenkomst
Ons universiteit het goeie vennootskappe met die plaaslike gemeenskappe gesluit – 'Onze universiteit heeft goede partnerschapsovereenkomsten met de plaatselijke gemeenschappen gesloten'
|
verband – zn |
hypotheek
Sy het 'n verband op haar huis – 'Zij heeft een hypotheek op haar huis'
Ek wil 'n verband registreer – 'Ik wil een hypotheek afsluiten'
Opm.: deze Zuid-Afrikaanse betekenis van 'verband' heeft een equivalent in het Zuid-Afrikaans Engelse 'bond', dat
ook 'hypotheek' betekent. Elders in de wereld zegt men in het Engels mortgage. Dit bond en 'verband' zijn typisch Zuid-Afrikaans.
|
verbandkoers – zn |
hypotheekrente |
verbandlening – zn |
hypothecaire lening |
verbleik – ww |
(onoverg.) verfletsen, flets worden, van kleur veranderen, kleur verliezen; flets geworden, kleur verloren Vgl. overg. 'bleik' |
verbleiking – zn |
verkleuring |
verbleikblom – zn |
struik met bloemen die geleidelijk aan van blauw tot wit verkleuren: in het Engels yesterday, today, and tomorrow plant genoemd (Brunfelsia pauciflora) |
verbruiker – zn |
consument |
verbruikers- – woordd. |
consumenten- verbruikersregte – 'consumentenrechten' verbruikersvriendelik – 'consumentvriendelijk
' verbruikerswenke – 'consumententips'
|
verbypad – zn |
snelweg om een stad |
verbysteek – zn |
passeren, inhalen (in het verkeer)
Opm.: op tweebaanswegen ziet men op verkeersborden staan:
Hou links, steek regs verby / Keep left, pass right |
vererg, verêre (jou vererg, verêre) – ww |
zich ergeren |
verfoes – ww |
verpesten, bederven |
vergasser – zn |
carburateur |
vergek: vergek hou – uitdr. |
voor de gek houden |
vergewensgesind – bn |
vergevingsgezind |
vergunning – zn |
toestemming Opm.: het Nl. woord 'vergunning' is in het Afr. lisensie (of permit'). Afr. vergunning moet opgevat worden als 'dat wat iemand vergund wordt'; dus een gebaar van toestemming of toekenning.
Hierdie foto word met die vergunning van Die Volksblad geplaas – 'Deze foto wordt met toestemming van Die Volksblad geplaatst'
Vgl. 'lisensie', 'permit' |
verhoog – zn |
toneel, podium, bühne
Vgl. 'toneel'
|
verhoogvrees, plankevrees – zn |
plankenkoorts |
verhouding – zn |
verhouding; relatie Ons gemeenskap bou verhoudinge met owerhede – 'Onze gemeenschap bouwt relaties met plaatselijke overheden op'
|
verkeersirkel – zn |
rotonde (< Eng. traffic circle) |
verkeerskonstabel – zn |
verkeersagent |
verkeerswisselaar – zn |
knooppunt |
verkies – ww |
prefereren, liever hebben |
verklaring – zn |
aangifte doen bij de politie |
verkleurmannetjie – zn |
kameleon (Chamaeleontidae)
Vgl. 'trapsoetjies', 'trapsuutjies' |
verknorsing – zn |
moeilijkheid |
verkoeler – zn |
radiateur |
verkoopsbestuurder – zn |
salesmanager |
verkoopsdame – zn |
verkoopster |
verkwalik – ww |
iem. iets kwalijk nemen, de schuld geven Vgl. 'blameer' |
verkyker – zn |
verrekijker (het Afrikaans kent dus niet dat nep-Zuid-Afrikaanse woord
loerpypie!) |
verlaas bw |
voor het laatst |
verlangs – bn, bw |
ver (inz. verre familie); via-via
Als bijvoeglijk naamwoord: Paul Kruger is verlangse familie van my
Als bijw.: Verlangs het ek hierdie nuus gehoor |
verlede – bn |
verleden, vorig Verlede week het hy tot daardie gevolgtrekking gekom – 'Vorige week kwam hij tot die conclusie'
Vgl. 'laas' |
verleë – bn |
gegêneerd, in verlegenheid gebracht Vgl. 'skaam' |
verloop – bn |
verlopen; afvallig Opm.: De tweede betekenis, 'afvallig', is waarschijnlijk een door fonetische overeenkomst gestimuleerde leenvertaling van Eng. lapsed |
verloorder – zn |
verliezer; loser |
vermaaklikheid, vermaak – zn |
amusement |
vermaaklikheidswêreld, vermaakwêreld – zn |
amusementswereld, wereld van het amusement |
vermaan – ww |
vermanend toespreken 'Moenie dit sê nie!', vermaan sy
hom – '"Dat mag je niet zeggen!", sprak ze hem
vermanend toe' |
vermeer, vomeer – ww |
braken Vgl. 'opgooi', 'vomeer' |
vermoë – zn |
vermogen dravermoë –
draagvermogen |
vermors – ww |
verspillen
Vgl. 'gemors', 'mors' |
verneuk – ww |
(gemeenz.) bedriegen, verneuken |
verniet – bn |
gratis, vergeefs, tevergeefs Dis verniet vir jou – 'Voor jou is het gratis'
Was al julle swaarkry dan verniet? Dit kon tog nie verniet gewees het nie! – 'Hebt gij zoveel tevergeefs geleden?
Indien maar ook tevergeefs!' (Galaten 3:4) |
veronderstel – ww |
veronderstellen, aannemen, uitgaan van, waarschijnlijk achten; (als verl. deelw.)
behoren, horen, zouden moeten, de bedoeling zijn
Opm.: het epistemische oorspr. Nl. verl. dw. veronderstel heeft wsch. onder invloed van Eng. to suppose ook een deontische betekenis gekregen. Er wordt immers met veronderstel niet meer het bestaan van iets beweerd, maar er wordt iets m.b.t. toestemming, verplichting of gedragsregels mee uitgedrukt:
Daar word veronderstel dat 'n land se ekonomie altyd moet groei – 'Er wordt verondersteld / van uitgegaan dat de economie van een land altijd moet groeien' (epistemisch: bewering)
Die trein het later aangekom as wat veronderstel was – 'De trein kwam later aan dan de bedoeling was' (deontisch: tijdsregel)
Kersfees is veronderstel om 'n tyd van vrede te wees – 'Kerstmis (be)hoort een tijd van vrede te zijn / Kerstmis zou een tijd van vrede moeten zijn' (deontisch: ethische regel)
Ons is veronderstel om goeie werke te verrig – 'Wij behoren goede werken te verrichten' (deontisch: gedragsregel)
Jy is nie eintlik veronderstel om jou hare in die kroeg te borsel nie – 'Eigenlijk hoor je niet je haar in het café te borstelen / eigenlijk is het niet netjes als je je haar in het café borstelt' (deontisch: gedragsregel)
Met die nuwe battery is die foon veronderstel om weer te werk – 'Met zijn nieuwe batterij zou de telefoon het weer moeten doen' (deontisch: hoopvolle verwachting)
Vgl. 'behoort'
|
verpes – ww |
verachten
Ek verpes leuenaars – 'Ik veracht leugenaars' Vgl. 'bederf', 'boelie', 'lol', 'neul', 'pla', 'skoor', 'terg' |
verrinneweer – ww |
verwoesten Vgl. 'rinneweer' |
vers – zn |
vaars Vgl. 'vars'
|
verseël – ww |
verzegelen; afsluiten, dichten, afdichten Die lasplek word met kunshars goed verseël – 'De lasplek wordt goed afgedicht met kunsthars'
Voor de tweede betekenis 'afsluiten, dichten, afdichten' vgl. Eng. to seal
|
verseg – ww |
pertinent weigeren |
versiersuiker – zn |
poedersuiker |
verskaffer – zn |
leverancier, verschaffer; provider, aanbieder, dienstverlener
Die kleinhandelaar vorm die skakel tussen die verskaffer en die verbruiker – 'De kleinhandelaar vormt de schakel tussen de leverancier en de consument'
Vgl. 'internetverskaffer', 'selfoondiensverskaffer', 'verbruiker' |
verskoning; verskoon – zn, ww |
excuses; iem. excuseren Opm.: In het Afrikaans hoort men veel eerder verskoning en verskoon my asseblief dan
verontskuldiging en verontskuldig my asseblief. Woorden als ekskuus en skuus zijn eerder tussenwerpsels dan verzoeken en hebben de betekenis van het "Nederlandse" 'sorry' (zie ald.).
Vgl. 'ekskuus', 'skuus' |
verslag – zn |
verslag; rapport
Die kommissie het gister sy verslag gepubliseer – 'De commissie heeft gisteren haar rapport uitgebracht'
|
verslankingskuur – zn |
vermageringskuur |
versmaai – ww |
verwerpen, versmaden, minachten, geringschatten Opm.: in tegenstelling tot in het hedendaagse Nl. wordt versmaai
ook gebruikt in gevallen waarbij men naar niet naar consumptieve zaken verwijst. Men kan zelfs personen versmaai. |
verspot – bn |
gek, belachelijk, lichtzinnig, melig Vgl. 'mallerig',
'mal', 'katools' |
verspreiding – zn |
verspreiding, distributie
Die verspreidingsnetwerke in Afrika is verbeter – 'De distributienetwerken in Afrika zijn verbeterd' |
versorger – zn |
verzorger, zorger
informele versorger – 'mantelzorger' |
verstaan – ww |
verstaan; ook: begrijpen |
versteek – ww |
verbergen, verstoppen Opm.: dit woord wordt,
met 'wegsteek', gebruikt waar men in het Nl. gewoonlijk
'verstoppen' zou zeggen:
Hy het 'n mes in een van sy tasse versteek, maar die
doeane het dit nie opgemerk nie – 'Hij had een mes in een van zijn koffers
verstopt, maar de douane had het niet opgemerkt'
Die huis is versteek
agter digte struike en bome – 'Het huis zit verstopt/verborgen achter dichte struiken en bomen' Vgl. 'wegsteek', 'wegkruipertjie',
'verstop' |
verstek – bn, (in samenst.) zn |
standaard- Opm.: als bijv. nw. wordt verstek losgeschreven en in samenstellingen wordt het als zelfst. nw. aaneengeschreven:
(als bijv. nw.) As jy geen keuse maak nie, sal dit die verstek opsie wees – 'Als je geen keuze maakt, dan zal dit de standaardoptie zijn'
(als zelfst. nw. in samenst.) Volg hierdie stappe om jou verstekinstellings te herstel – 'Volg de onderstaande stappen om de standaardinstellingen te herstellen'
Vgl. Eng. default |
versteuring – zn |
verstoring; stoornis posttraumatiese stresversteuring – 'posttraumatische stressstoornis'
bipolêre versteuring – 'bipolaire stoornis' |
verstop – ww |
dichtstoppen, dichtslibben, dichtgeraken, verstoppen Opm.: Dit woord wordt uitsluitend in de zin van 'de
doorgang verstoppen' gebruikt, en heeft dus niets met de Nl. betekenis 'verbergen,
wegsteken' te maken: Die buis is verstop met dik olie Almal se
dreine sal verstop raak – 'Bij iedereen zullen de waterafvoerbuizen verstopt raken'
Vgl. 'versteek', 'wegsteek', 'wegkruipertjie'
|
vertikale blindings – zn |
lamellen |
vertoonkamer – zn |
showroom |
vervaardiger – zn |
producent (ook van tv-programma's en films) |
verversings – zn |
versnaperingen, hapjes (bij bijeenkomsten, vergaderingen, evenementen) |
vervies: jou vervies oor – ww |
kwaad worden over, zich enorm ergeren aan Vgl.
'vererg' |
vervlaks! – tw |
verdorie!, vervloekt! |
verwerking – zn |
arrangement (muz.) |
verwysingsraamwerk – zn |
referentiekader |
vet – zn |
vet |
vet – bn |
dik (van mensen) |
vetkoek – zn |
traditioneel gerecht van hompjes deeg uit tarwemeel, water, gist en
zout, gefrituurd in olie en dikwijls doormidden gesneden en gevuld met kerriegehakt of iets anders hartigs. Het is vrijwel hetzelfde als (hartige) oliebollen. Vgl. 'koeksister' |
vetterig – bn |
vettig, vet (van haar) |
vierrigtingstop – zn |
kruising zonder voorrang |
vierspoedratkas – zn |
vier versnellingen hebbende versnellingsbak |
vies – bn |
kwaad Vgl. 'vuil' |
vieslik – bn |
vies, vuil; afkeurenswaardig, walgelijk Ek hou rêrig nie van vieslike grappe nie. Dit is vieslik om iemand te ontslaan omdat hy vet is.
|
vigs – zn (verworwe
immuniteitsgebreksindroom) |
aids Vgl. 'MIV' |
vingeralleen – bn |
moederziel alleen |
vingerete – zn |
koud of warm buffet Vgl. Eng. finger food |
vingerpol – zn |
medusawolfsmelk, kwallenhoofd, medusa's haar – wolfsmelk uit de West-Kaapprovincie (Euphorbia caput-medusae |
vingersuring – zn |
soort klaverzuring (Oxalis polyphylla) |
vinkel – zn |
venkel (Foeniculum vulgare) |
vinnig – bn |
snel |
vir – vz |
voor; tegen, naar, om, aan, 'voorwerpswoord' Opm.:
vir wordt veel meer gebruikt dan het Nl. 'voor', omdat het
meer betekenissen heeft. Hier komt de verklaring: voor: Hierdie
koppie koffie is vir oupa – 'Dit kopje koffie is voor
opa' tegen: Moenie vir my lieg nie – 'Je moet niet tegen mij
liegen' tegen: Jy kan dit maar vir my sê, hoor – 'Tegen mij
kun je het zeggen, hoor' naar: Ek geniet dit so om vir jou
te kyk – 'Ik geniet er zo van om naar jou te kijken' Nou
moet jy mooi vir my luister, boetie! – 'Luister jij eens goed naar mij,
jochie!' om: Lekker lag ek nou vir jou aksent – 'Ik moet zo om
jouw accent lachen' aan: Gee dit asseblief vir my, en nie vir
hom nie – 'Geef het alsjeblieft aan mij, en niet aan hem' (bij
benadrukking van de meewerkende voorwerpen) aan: Ek het dit mos
vir hom gesê – 'Ik had het nog zo aan hem gezegd' niet altijd
vertaalbaar, bij meewerkend voorwerp: Gee gou-gou vir my die
biltongmessie – 'Geef me 's even het biltongmesje'
naar: Ek kyk vir jou – 'Ik kijk naar jou'
niet altijd
vertaalbaar, bij meewerkend voorwerp: Ek het vir hulle gevra of ons
skoon komberse kan kry – 'Ik heb (aan hen) hun gevraagd of we schone
dekens kunnen krijgen' niet vertaalbaar, bij lijdend voorwerp:
Ken jy vir Christo? – 'Ken jij Christo?'
niet vertaalbaar, bij
lijdend voorwerp: Moenie vir my slaan nie, dit was nie ek nie – 'Je
moet mij niet slaan, ik was het niet'
Glo vir my, ek het swaargekry – 'Geloof me, ik heb het zwaar gehad.'
Deze laatste, in het Nl.
onvertaalbare betekenis vindt zijn oorsprong wsch. in het
Maleis-Portugees uit de begindagen van het Kaaps-Hollands, dat later tot
het Afrikaans zou uitgroeien. Voor de leerder van het Afrikaans is het
handig te weten dat je de onvertaalbare vir bij een lijdend
voorwerp meer moet invoegen, naar mate er meer sprake is van een lijdend
voorwerp. Bijvoorbeeld: Ken jy vir Mandela? kun je vertalen met: 'Ken je
Mandela persoonlijk?', terwijl Ken jy Mandela? eerder op te vatten is
als: 'Ben je bekend met Mandela?'
In het Roemeens vindt men een soortgelijk syntactisch gebruik van een voorzetsel dat zijn eigen betekenis
verliest omdat het gebruikt wordt voor
het versterken van een persoon als lijdend voorwerp.
Om een persoon in de accusatief te benadrukken, plaatst men er pe (dit betekent eigenlijk 'op') voor:
David l-a ucis pe Goliat – 'David heeft Goliath gedood' Dit is vergelijkbaar met de Afrikaanse zin David het
vir Goliat doodgemaak |
visenteer – ww |
fouilleren |
vlag – vlae – zn |
vlag – vlaggen Opm.: de Afrikaanse meervoudsvorm met de
lange 'a' komt overeen met de Hollandse meervoudsvorm
'vlagen') |
vlak – zn. |
vlak; peil, niveau, mate, gebied; (bij uitbr.) gewenst peil, juist niveau, juiste mate Opm.: de tweede en derde betekenissen, 'peil, niveau, mate, gebied' en 'gewenst peil, juist niveau, juiste mate', wijken af van het Nl. en duiden wsch. op leenvertalingen van Eng. level:
'n Meetkundige vlak is 'n plat, oneindige vlak, met 'n oneindige oppervlakte – 'Een meetkundig vlak is een plat, oneindig vlak met een oneindige oppervlakte'
Die Kougadam se vlak daal onrusbarend – 'Het peil van het Kouga-stuwmeer daalt onrustbarend'
Hierdie vlak is moeilik omdat leerders gevra word om alle Duitse naamvalle korrek te gebruik – 'Dit niveau is moeilijk omdat leerlingen gevraagd wordt alle Duitse naamvallen correct te gebruiken'
Ek het 'n gebrek aan kennis op die vlak van ekonomie – 'Ik heb een gebrek aan kennis op het gebied van economie'
Ons benodig vlakke van ekonomiese groei wat tot ’n daling in werkloosheid kan lei – 'We hebben de (juiste) mate van economische groei nodig die tot een daling in werkloosheid kan leiden'
|
vlakvark – zn |
wrattenzwijn (inheemse, grofgebouwde zwijnachtige met slagtanden en met wratachtige
uitsteeksels aan schedel: Phacochoerus aethiopicus)
Vgl. 'bosvark' |
vlees – zn. |
vlees (verh., overdr.) Opm.: met vlees verwijst men naar menselijk vlees of meestal, overdrachtelijk, naar de vleselijke mens of de mensheid. Bijvoorbeeld:
Ons stryd is nie teen vlees en bloed nie, maar teen elke mag en gesag, teen elke gees wat heers oor hierdie sondige wêreld, teen elke bose gees in die lug – 'Want wij hebben den strijd niet tegen vlees en bloed, maar tegen de overheden, tegen de machten, tegen de geweldhebbers der wereld, der duisternis dezer eeuw, tegen de geestelijke boosheden in de lucht' (Efeziërs 6:12)
Hierdie astrante kind is my doring in die vlees. – 'Dit brutale kind is mij een doorn in het vlees (oog)' Vgl. 'vleis'
|
vlei – zn |
ondiep meer dat al of niet droog komt te staan; moerassig gebied waar ooit een ondiep meer was (< Nl. vallei)
Vgl. New Yorks Leegduits Vlei, Vly en Fly in Nl. plaatsnamen in New York, dat in het Europees Nl. 'moeras', 'kreek' betekent |
vleis – zn |
vlees Opm.: met vleis verwijst men naar vlees als consumptiewaar. Het Afrikaans kent echter ook het aan het Standaardnederl. ontleende vlees, dat meestal in overdrachtelijke of verheven zin gebruikt wordt (zie ald.) |
vlerk – zn |
vleugel (v. vliegend wezen of voorwerp), wiek Vgl. 'vleuel' |
vlermuis – zn |
vleermuis (Chiroptera) |
vleuel – zn |
vleugel (zijdeel v. gebouw, factie binnen groepering) Vgl. 'vlerk' |
vliegies – zn |
kleine vliegjes |
vliegtuig ry – ww |
in het vliegtuig zitten (vliegen) |
vloed zn |
overstroming Verlede jaar se vloede het 254 lewens
geëis Opm.: op het eerste gezicht lijkt
dit gebruik van vloed op een letterlijke vertaling uit het Engels. Echter,
in het Nl. kennen we dit ook. Men denke aan de Sint-Elisabethsvloed
in 1421. De Afr. meervoudsvorm vloede, zoals in het voorbeeld aangegeven,
zou daarentegen wel kunnen duiden op een Engelse invloed (< floods).
|
vloer – zn |
verdieping, vloer |
vloerlap – zn |
dweil |
vlot – bw |
vloeiend
Op die plaas in Utrecht het ek vlot Zoeloe en 'n bietjie Fanagalo leer praat – 'Op de boerderij in Utrecht heb ik vloeiend Zoeloe en een beetje Fanagalo leren praten'
|
vlugvoos – bn |
een jetlag hebbend Vgl. 'voos', 'vlugvoosheid', 'vuisvoos' |
vlugvoosheid – zn |
jetlag Vgl. 'voos', 'vlugvoos', 'vuisvoos' |
voël – zn |
vogel (ook mann. geslachtsorgaan) |
voëlblom, kraanvoëlblom – zn |
paradijsvogelbloem (Strelitzia reginae) |
voertsek! – tw |
ga weg! (< 'voort zeg ik')
Ook: tsek!, voetsek!
Vgl. 'fokof', 'tsek' |
voet: jou voet!, se voet! – tw |
ben je gek/mal!, wat nou ...!, mooi niet! Hoe noem jy Pretoria? Tshwane? Tshwane se voet! – 'Hoe noem jij Pretoria? Tshwane? Wat nou Tshwane!'
Vakansie? Jou voet! – 'Vakantie? Mooi niet!' / 'Vakantie? Ben je gek!' |
voetangel – zn |
laagblijvende, pollen vormende, zeer stekelige wolfsmelksoort met wit melksap uit de Oost-Kaap: ook tepelnoors genaamd (Euphorbia mammillaris)
Vgl. 'knuppelnoors', 'soetnoors', 'suurnoors', 'tepelnoors'
|
voetjie-voetjie – bw |
voetje voor voetje, stapje voor stapje |
voetjie-voetjie speel – ww |
voetje vrijen (onder de tafel) |
voetoorgang – zn |
zebrapad |
voetslaanpad – zn |
wandelroute |
voggies – zn |
(gemeenz.) borrel, neut, drankje Vgl. 'dop',
'regmakertjie' en 'sopie' Dit woord is een typisch
voorbeeld van een eufemistisch gebruik van een woord voor iets dat als
ongezond gezien wordt. Het gaat dan ook meestal om sterke, gedistilleerde
drank. 'Vochtjes' zou de betekenis van dit wat omslachtige, ondeugende
woord zijn. Taboewoordvorming heeft hier z'n werk gedaan. |
volk – zn |
volk; (rac.) neerhalende benaming voor niet-blanke arbeiders op boerderij; neerhalende benaming voor Bruinmense (Kleurlingen) Opm.: de woorden volk of volkies, als specifieke manier om ermee naar Bruinmense en andere niet-blanken op de boerderij mee te verwijzen, wordt thans als kwetsend en racistisch beschouwd.
Vgl. 'bitterbek', ' ghoffel', 'hotnot', 'houtkop', 'kaffer', 'meid'
|
Volksraad – zn |
parlement van verschillende voormalige Zuid-Afrikaanse Boerenrepublieken Men had de Volksraad van de
Zuid-Afrikaansche Republiek,
Volksraad van de Oranje-Vrystaat, Volksraad van de Unie van Zuid-Afrika, enz. |
volksplanting – zn |
bevolking door kolonisatie
|
volskaals – bn |
totaal, volledig, levensgroot
Die Amerikaanse president dreig met 'n volskaalse oorlog teen Rusland – 'De Amerikaanse president dreigt met een totale oorlog tegen Rusland'
Vgl. 'grootskaals' |
volskaal(s) – bw |
in zijn geheel, volledig Vgl. 'grootskaals' |
volstruis – zn |
struisvogel (ouder Nl. vogelstruys > Kaaps-Hollands voëlstruis* > modern Afrikaans volstruis) |
voltyds – bn, bw |
full-time |
volvloermatte – zn |
vaste vloerbedekking |
vomeer, vermeer – ww |
braken Vgl. 'opgooi', 'vomeer' |
vonkelwyn – zn |
mousserende wijn, zoals champagne, op de Méthode Champenoise
gebrouwen |
vonkprop – zn |
bougie Vgl. Eng. spark plug |
voor – zn |
sloot |
voor – bw |
voor, vóór Opm.: voor is het
tegenovergestelde van na en agter. Het Nl. woord voor
wordt, in andere betekenissen, meestal vertaald met vir (zie ald.). |
vooraf – bw |
vooraf, van tevoren
Hy wil altyd hê dat ons alles noukeurig vooraf bepaal en beplan – 'Hij wil altijd dat wij alles van tevoren nauwkeurig bepalen en plannen'
|
voorkeer – ww |
tegenhouden |
voorkom – ww (klemtoon op voor-) |
overkomen, lijken, de indruk wekken
Opm.: aangezien het Afrikaanse werkwoord lyk o.i.v. Eng. to look de betekenissen van het Nl. 'eruitzien', 'lijken op' heeft aangenomen, heeft voorkom de betekenis die wij aan Ned. 'lijken' toekennen.
Sy opmerkings kom ondeurdag voor, maar hulle is nie – 'Zijn opmerkingen komen ondoordacht over / lijken ondoordacht, maar zijn het niet' |
voorkoms – zn |
uiterlijk |
voorskrif – zn |
(dokters)recept; (in samenstelling) op sterkte: voorskrifsonbril – 'zonnebril op sterkte', voorskrifbril – 'bril op sterkte' |
voorskoot – zn |
schort |
voorstad – zn |
buitenwijk |
voorste – bn |
vooraanstaande, beste Kader Asmal was een van die ANC se voorste intellektuele reuse – 'Kader Asmal was een van de vooraanstaande intellectuele reuzen van het ANC' |
voorstedelike trein – zn |
trein naar de buitenwijken |
voort; voort- – woordd. |
verder, voort; voort-, verder- door-
Opm.:
in het Afrikaans wordt dit woord(deel) vaker gebruikt en de betekenis is er breder dan in het
Nl.. Dit komt doordat het Afrikaanse verder eerder
'daarnaast' en 'overigens' betekent, en de vergrotende trap van 'ver' is.
Gebruik voort- ook in samenstellingen waar wij 'verder-' of 'door-'
zouden gebruiken: Doen so voort! – 'Ga zo verder!' (compliment)
Ek gaan
voort met my werk – 'Ik ga door met mijn werk'
Die finansiële
verknorsing duur voort – 'De financiële problemen duren voort' Vgl.
'vort' |
vooruitskatting – zn |
prognose |
voos – bn |
zacht, zonder sap (van vruchten); slap, futloos Vgl. 'vlugvoos', 'vlugvoosheid', 'vuisvoos' |
vorentoe – bw |
vooruit, naar voren, goede vorderingen makend; in de toekomst |
vorm (mv. vorms) – zn |
vorm; formulier |
vort – bn |
ervandoor; vort wees met – 'ervandoor zijn met' Nou is daai dief
vort met my motor! – 'Nu is die dief ervandoor met mijn auto!'
En dan is dit weer vort – En dan moeten we er
weer vandoor. In Augustus is ek vort Port Elizabeth toe – 'In augustus ben er weg, naar Port Elizabeth'
Vgl.
'voort', 'waai' |
vraat – zn |
veelvraat (roofdiersoort); veelvraat (gulzigaard) |
vreet – ww |
eten (dieren)
Opm.: in het Afrikaans maakt men onderscheid tussen eet, wat door mensen gebeurt, en vreet, wat door dieren gebeurt. Hetzelfde geldt voor doodgaan of sterf vs. vrek (zie bij 'vrek')
Overigens kan vreet ook in neerhalende zin of in grof taalgebruik toegepast worden op mensen.
|
vrek – ww |
doodgaan (van dieren en planten)
Opm.: in het Afrikaans maakt men onderscheid tussen doodgaan of sterf, wat hoofdzakelijk door mensen gebeurt, en vrek, wat door dieren en planten gebeurt. Ong. hetzelfde geldt voor eet vs. vreet (zie bij 'vreet')
Overigens kan vrek ook in neerhalende zin of in grof taalgebruik toegepast worden op mensen.
Hoewel vrek afgeleid is van Nl. 'verrekken',
moet de verledentijdsvorm met ge- gevormd worden:
Ek het bankrot gegaan nadat meeste van my vee en gewasse gevrek het – 'Ik ging failliet nadat het meeste van mijn vee en gewassen was doodgegaan'
Verder:
Ek vrek van die honger, man! – 'Ik verrek van de honger, man!'
Vgl. voor vervoeging het ww 'glo'
|
vrek – bw |
verrek(te) Dis vrek koud in Sutherland, vandag – 'Het is verrek(te) koud in Sutherland, vandaag' |
vrekte – zn |
sterfte (onder dieren) Daar is vrekte onder my
beeste |
vries – bn |
vriezen
Vgl. 'ys' |
vroeër – bw |
vroeger; eerder
Opm.: waar het Nl. 'eerder' correct is, kent het Afrikaans – mogelijk onder invloed van Eng. earlier – het woord 'vroeër':
Ons het vroeër berig dat hy in hegtenis geneem is – 'Eerder berichtten wij dat hij in hechtenis genomen was'
Die brand wat daar vroeër vandag gewoed het, is nou onder beheer – 'De brand die daar eerder vandaag woedde, is nu onder controle'
Vgl. 'liewer(s)', 'vantevore', 'vooraf'
|
vroetel – ww |
wroeten |
vroetelbord – zn |
activiteitenbord (voor baby's) |
vrot – bn |
(ver)rot; slecht |
vrotsig – bn |
naar ('n vrotsige kêrel) |
vrug – zn |
vrucht |
vrugreg – zn |
vruchtgebruik (usufructus) |
vrugte – zn |
fruit, vruchten
B.v.: vrugtemandjie – 'fruitmand'
vrugtebak – 'fruitschaal' |
vrugteboord – zn |
boomgaard
Vgl. 'boord' |
vrugtekelkie – zn |
fruitcocktail |
vry – ww |
iem. het hof maken, flirten
Opm.: ook in het Nl.
betekende 'vrijen' – evenals nu in het Afrikaans – 'iemand het hof maken'.
Op een gegeven moment werd 'vrijen' eufemistisch aangewend
in de betekenis van 'geslachtsgemeenschap hebben'. Nu is 'vrijen' een gewoon synoniem
daarvoor geworden en leeft de oude betekenis vooral voort in het zelfst. nw. 'vrijer', dat 'gegadigde'
of zelfs, scherts., 'geliefde' betekent.
Waarskuwing vir Afrikaanssprekendes: in Nl. beteken 'vrijen'
deesdae geslagsgemeenskap hê. Indien jy die Afr. betekenis van om te
vry wil benader, sê liewers 'iemand het hof maken' of 'flirten'. |
vryf, vrywe – ww |
aaien, wrijven
Opm.: het Afrikaans kent
ook het werkwoord aai, maar is tegenwoordig
weinig gebruikelijk. Daarnaast betekent het iets anders, namelijk 'zachtjes strelen'.
Aaien, wat minder zachtjes maar toch liefkozend is, moet
derhalve vertaald worden met vryf.
Hy vryf sy meisie se blonde koppie. Sy het die straathond gevryf waarna
sy stert entoesiasties begin kwispel. Ai, die arme ding. |
vrykamer – zn |
logeerkamer |
vryskutjoernalis – zn |
freelance-journalist |
vryspring – ww |
ontkomen aan |
vuil – bn |
vies, vuil Vgl. 'vies' |
vuilgoed – zn |
de vuile was |
vuilis – zn |
vullis, schorem, uitschot, persoon / personen van laag allooi Wat in het Nl. vuilnis is, d.w.z. 'afval', is vullis in het Afrikaans (zie ald.).
Vgl. 'vullis' en 'afval'. |
vuisvoos – bn |
moegestreden, murw (van het proberen, protesteren) Ek is vuisvoos van al die politieke speletjies – 'Ik ben moegestreden van al die politieke spelletjes'
Vgl. 'vlugvoos', 'vlugvoosheid', 'voos' |
vul – zn |
veulen |
vullis – zn |
vuilnis Wat in het Nl. vullis is, d.w.z. 'schorem', 'uitschot', 'persoon van laag allooi', is vuilis in het Afrikaans (zie ald.).
Vgl. 'vuilis' en 'afval'. |
vulsel – zn |
vulling |
vulstasie, petrolstasie – zn |
tankstation Vgl. Eng. filling station |
vurk – zn |
vork |
vuurhoutjie – zn |
lucifer |
vuuryster – zn |
pook |
vyg, vy (mv. vye) – zn |
vijg (mv. vijgen); verzamelnaam voor inheemse vetplanten van de ijskruidfamilie Aizoaceae (onderfamilie Mesembryanthemoideae)
Opm.: vyg verwijst naar de vrucht van de gewone, bekende, eetbare vijg (Ficus). Vygie en vy, daarentegen, verwijzen naar vetplanten met fijne straalbloemen. Denk bijvoorbeeld aan de hottentotvijg – hotnotsvy of suurvy (Carpobrotus edulis) en
het Tankwavygie (Tanquana prismatica). |
W |
|
wa – zn |
wagen |
waai – ww |
waaien; zwaaien (met hand)
Vgl. 'skommel', 'swaai'
|
waai: gaan waai – ww |
weggaan, vertrekken Ek gaan nou waai! – 'Ik ga nu weg!' Vgl. 'vort' |
waaier – zn |
ventilator |
waak – zn |
weeralarm
Die Suid-Afrikaanse weerdiens het 'n waak uitgereik vir moontlike hewige donderbuie oor Port – 'De Zuid-Afrikaanse weerdienst heeft een weeralarm afgegeven voor hevige onweersbuien boven Port Elizabeth'
|
waakeenheid – zn |
intensive care Ook 'hoësorgeenheid' (zie ald.) |
waar – vw |
waar; terwijl
Opm.: de tweede betekenis, 'terwijl', wordt duidelijk gemaakt in onderstaand voorbeeld:
Die regering hou die grense oop, waar 67% van die mense nie meer immigrasie wil hê nie – 'De regering houdt de grenzen open, terwijl 67% van de mensen geen immigratie meer willen'
|
waarborg – zn |
garantie, (fin.) borgstelling |
waatlemoen – zn |
watermeloen (Citrullus lanatus)
Vgl. 'botterskorsie', 'kafferwaatlemoen', 'makataan', 'maranka', 'murgpampoentjie', 'pampoen', 'skorsie', 'spanspek', 'tsamma'
|
waffers: nie waffers nie – bn |
niet erg mooi |
wag-'n-bietjiebos – zn |
boom met haakvormige doornen (als men erlangs loopt, blijft men haken; a.h.w. 'wachten' – Ziziphus mucronata) |
walgooi: teen iets walgooi – uitdr. |
iets proberen tegen te houden |
wapenlisensie – zn |
vuurwapenvergunning |
warmerig – bn |
nogal warm |
warmfles – zn |
thermosfles Vgl. 'bottel', 'fles' |
wasgoeddraad – zn |
waslijn |
wasgoedpennetjie – zn |
wasknijper |
waterblommetjie – zn |
Kaapse waterlelie, wateraar (Aponogeton distachyos) Dit eetbare plantje drijft op het water en draagt mooie, witte aartjes als
bloeiwijze |
waterblommetjiebredie – zn |
traditionele stoofpot bereid uit de Kaapse waterlelie (Aponogeton
distachyos) en, voor de zure smaak, met klawersuring (Nl. knikkende klaverzuring:
Oxalis pes-caprae) eraan toegevoegd |
waterhoender – zn |
waterhoen (Gallinula spp.) Opm.: in Zuid-Afrika kent men het goughwaterhoender (Gallinula comeri), het grootwaterhoender (Gallinula chloropus – ook bekend in Nederland en Vlaanderen) en het kleinwaterhoender (Gallinula angulata). |
waterkers – zn |
tuinkers (Lepidium sativum) (ook 'tuinkers')
Vgl. 'bronkors' |
watse – vr. vnw. |
wat voor Hy's weer laat – ek wonder met watse smoesie hy vorendag gaan kom – 'Hij is weer te laat – ik vraag me af met wat voor smoesje hij zal komen aanzetten'
|
watsegoed – zn |
dinges (gezegd als een woord of naam iem. ontschoten is) |
watsegoedsegeid – zn |
dinges (gezegd als een woord of naam iem. ontschoten is) |
watsenaam – zn |
hoe-heet-ie-ook-alweer, dinges (gezegd als iemands naam iem. ontschoten is) |
watter – vr. vnw. |
welke; (uitroep) wat een...! Watter een is myne? – 'Welke is van mij?'
Watter twak was dit nie! – 'Wat een onzin was dat, zeg!'
|
watwonders – bn |
buitengewoon 'n watwonderse kêrel |
wawielore – zn |
flaporen 'wawiel' – wagenwiel |
webmeester – zn |
webmaster, websitebeheerder |
webblad – zn |
webpagina |
webtuiste – zn |
website, webstek |
webwerf – zn |
website, webstek |
weduwee – zn |
weduwe |
weeksdag – zn |
doordeweekse dag, werkdag Vgl. Eng. week day |
weens – vz |
wegens |
weereens – bw |
alweer
Vgl. Eng. once again |
weergawe – zn |
versie
Ek wil graag jou weergawe van hierdie gebeure hoor – 'Ik wil graag jou versie van deze gebeurtenis horen' |
wegkruipertjie speel – ww |
verstoppertje spelen Vgl. 'versteek', 'wegsteek',
'verstop' |
wegneemetes – zn |
take-away-dinner, eten om mee te nemen |
wegraping – zn |
opname van de gemeente
Hoofdz. prot.-chr. eschatologische misvatting volgens welke Christus, voorafgaand aan de plagen van het einde der wereld, gelovigen plotseling aan de wereld zal ontrukken.
Opm.: het woord wegraping is wsch. geïnspireerd op het er fonetisch enigszins op gelijkende, doch onverwante, Eng. rapture, 'opname van de gemeente'. |
wegskram – ww |
terugdeinzen
vir iets wegskram – 'voor iets terugdeinzen' |
wegsteek – ww |
verbergen, wegsteken, verstoppen Opm.:
Nl. 'verstoppen' heeft een betekenis die afwijkt van Afr. 'verstoppen' (zie ald.).
Vgl. 'versteek', 'verstop', 'wegkruipertjie'
|
welsand, willesand – zn |
drijfzand |
wen – ww |
winnen (spel), verslaan |
wendyhuis – zn |
houten (tuin)huisje, ook wel gebruikt om aan bedienden of arme mensen onderdak te kunnen bieden
Nadat my broer sy werk verloor het, moes hy en sy gesin in die wendyhuis in ons agterplaas kom bly – 'Nadat mijn broer zijn baan was kwijtgeraakt, moesten hij en zijn gezin in het tuinhuis in onze achtertuin komen wonen'
Opm.: vernoemd naar het kleine houten huisje waarin Wendy Darling in het verhaal Peter Pan kon aansterken: oorspronkelijk, en nog steeds in het Verenigd Koninkrijk, verwijst Wendy house dan ook naar een speelhuisje voor kinderen.
Vgl. 'oumawoonstel'
|
wenk – zn |
aanwijzing, tip Vgl. 'wink' |
wentelbaan – zn |
baan (v. hemellichaam) |
wêreld – zn |
wereld |
wêreld: my wêreld! – tw |
uitroep van verbazing Vgl.
'mensig' |
wêreldklas – zn |
wereldformaat Opm.: in samenstellingen staat wêreldklas- gelijk aan de kwalificatie 'van wereldformaat':
Ons gaan wêreldklasonderrig lewer – 'Wij gaan onderwijs van wereldformaat leveren'
|
werf – zn |
erf; werkplaats, bouwplaats ("bouwwerf") |
werk – zn |
werk |
werk / werke – zn |
werk; baan / banen
Ek het geen werk nie – 'Ik heb geen baan / werk'.
Opm.: werk, in de zin van 'baan', is in het Afrikaans een telbaar zelfst. nw. Dus: Ek soek 'n werk – 'Ik zoek een baan' |
werskaf – ww |
druk bezig zijn
Ek het die hele dag in die kombuis gewerskaf – 'Ik ben de hele dag druk in de keuken bezig geweest'
Ons woel en werskaf so om voor sewe uur klaar te wees – 'Wij zijn zo druk in de weer omdat we vóór zeven uur klaar moeten zijn'
|
werklikheidsepie – zn |
realitysoap |
werklikheidsreeks – zn |
realityserie Boer soek 'n vrou is Suid-Afrika se gewildste werklikheidsreeks. – 'Boer soek 'n vrou is de populairste Zuid-Afrikaanse realityserie.' |
werkskepping – zn |
creëren van werkgelegenheid |
werksmag – zn |
beroepsbevolking Vgl. Eng. labour force |
wetenskaplike – zn |
wetenschapper |
wewenaar – zn |
weduwnaar |
wie se – vr. vnw. |
wiens, wier, van wie Ek wonder wie se hoed is dit – 'Ik vraag me af wiens hoed dit is'
Wie se hoed is dié? – 'Van wie is die hoed?'
Die vrou wie se motor gesteel was – 'De vrouw wier auto gestolen werd'
Vgl. uitleg bij 'se'
|
wildebees – zn |
gnoe |
wildedagga – zn |
in Zuid-Afrika groeiende, oranje bloeiende
lipbloemige, ook duiwelstabak
genoemd (Leonotis Leonurus) Opm.: wildedagga is niet verwant aan dagga (de ons beruchte wietplanten van het geslacht
Cannabis). Hij doet eerder aan een enorme
dovenetel of salie denken, hij heeft mooie, oranje, buisvormige, viltige lipbloemen en wordt gebruikt als traditioneel
medicijn tegen koorts, hoofdpijn, hoesten en dysenterie. Ook de eenjarige
planten Leonotis ocymifolia en L. nepetifolia hebben een
bedwelmende en geneeskrachtige werking, bijvoorbeeld bij diabetes type
II, en ook zij worden dagga genoemd. Vgl. 'dagga', 'klipdagga' |
wildehond – zn |
Afrikaanse wilde hond, hyenahond (Lycaon pictus) |
wildemalva – zn |
Zuid-Afrikaanse kaasjeskruidachtige met gele bloemen en op lindeloof gelijkende, fluweelachtige blaadjes (Abutilon sonneratianum) |
wildepou – zn |
zie bij 'korhaan'
|
wildsbok – zn |
verzamelnaam voor in het wild aangetroffen kleine tot middelgrote herkauwende evenhoevigen, zoals gazelles, antilopen en hartebeesten (Bovidae)
Vgl. 'bok', 'takbok' |
wildsplaas – zn |
Afrikaans safaripark, vaak met hotelvoorzieningen, waar men georganiseerd op inheemse dieren kan jagen (Eng. game lodge) |
wil-wil – ww |
aarzelend willen Die son wil-wil deurkom, maar die winter is nog nie verby nie |
win – ww |
(in)winnen, iets op iem. overwinnen |
windswael – zn |
gierzwaluw (fam. Apodidae)
Vgl. 'swael'
|
wingerd – zn |
wijngaarde, druivenplant |
wingerdstok – zn |
wijnstok |
wink – zn |
wenk Vgl. 'wenk' |
winskopie – zn |
koopje, aanbieding |
wisselaar – zn |
knooppunt (verkeer) Vgl. Eng. interchange |
witblits – zn |
gedistilleerde (60%) Boeren-vruchtenschnapps uit de West-Kaapprovincie Vgl. 'mampoer' |
witgatboom – zn |
boomsoort met gele onderkant (Boscia
albitrunca) |
Wits – zn |
Universiteit van die Witwatersrand |
witseerkeel – zn |
difterie |
wittebrood – zn |
huwelijksreis, wittebroodsweken
Ons was op wittebrood in Mauritius. Dit was heerlik. – 'Wij waren op huwelijksreis in Mauritius. Het was heerlijk.' |
woef, woefie – zn |
(gemeenz.) hond, hondje |
woefkardoes – zn |
doggie bag Vgl. 'brakkiesbakkie' |
woema – zn |
kracht, pit, energie Hy is 'n man vol woema –
'Hij is een man vol pit'
Watter bier wil jy hê? Die een met woema? Hy het
9 persent alkohol. – 'Welk bier wil jij?
De ene met pit? Die heeft 9 procent alcohol.'
Vgl. 'gô'
|
wolf – zn |
volksnaam voor de bruine hyena (ook 'strandwolf': Hyaena brunnea) en de gevlekte hyena (ook 'tierwolf': Crocuta crocuta) Vgl. 'erdwolf', 'strandwolf', 'tierwolf' |
wonder – ww |
zich afvragen Ek wonder wat gaan aan – 'Ik vraag me
af wat er aan de hand is'
Dit laat jou wonder wat daar bespreek is – 'Je gaat je afvragen wat er besproken is' |
wonderlik – bn |
fantastisch, geweldig Vgl. qua betekenis en vorm Eng. wonderful |
wonderpeper – zn |
piment (specerij) |
wonderpeperkorrel – zn |
pimentkorrel |
woonbuurt – zn |
wijk, woonwijk |
woonstel – zn |
flat, appartement |
woonstelblok – zn |
flatgebouw |
woonwa – zn |
caravan
Vgl. 'karavaan' |
woonwapark – zn |
camping |
woordverwerker – zn |
tekstverwerker |
worg – ww |
wurgen / worgen |
worrie – ww |
(gemeenz.) zich zorgen maken Moenie worrie nie! – 'Maak je (maar) geen zorgen!' Opm.: dit woord is niet officieel en
beperkt zich tot het informele taalgebruik. Zie voor correct taalgebruik bij 'bekommer'. |
worries – zn |
(gemeenz.) zorgen, problemen Opm.: dit woord is niet officieel en
beperkt zich tot het informele taalgebruik: gebruik 'kommer' (zie ald.) |
wors – zn |
worst; (afkort.) boerewors (zie ald.) |
worsie – zn |
worstje;
Russiese worsie – soort braadworst (eig. kolbasa) bestaand uit grof gehakt varkensvlees met o.a. karwijzaad, uien, knofook, peper en peterselie
Vgl. 'kaasworsie' |
worsrolletjie – zn |
broodje worst (meestal boerewors) Vgl. 'boerewors' Vgl. Eng. sausage roll |
wraggies – bw |
heus, echt, waarachtig, warempel Maar wraggies, my
vriend, julle gaan swaarkry – 'Maar echt, mijn vriend, jullie gaan het
zwaar krijgen' |
wurm (mv. wurms) – zn |
worm (mv. wormen) |
wyfiekat – zn |
poes, vrouwtjeskat |
wyfieleeu – zn |
leeuwin |
wys – ww |
laten zien, (ver)tonen Ek sal jou 'n bietjie
wys hoe om dit te doen – 'Ik zal je even laten zien hoe je het moet doen'
Ons nuwe televisiestasie sal net kinderprogramme wys – 'Onze nieuwe
televisieomroep zal alleen maar kinderprogramma's
vertonen'
Opm.: het heeft er alle schijn van dat wys semantisch gezien
de eigenschappen van het Engelse werkwoord to show heeft aangenomen, en dat we dus met een anglicisme te maken hebben. |
wyster, wyser – zn |
wijzer (op een klok) |
X |
|
X-strale – zn |
röntgenstralen |
Y |
|
ys – zn |
ijs |
ys – ww |
bevriezen, huiveren, sidderen van angst |
yskas – zn |
koelkast |
yslik – bn |
enorm, vreselijk groot |
yster – zn |
ijzer; jou yster! – uitroep van bewondering voor iem.:'wat een kanjer ben je!', 'je bent geweldig!' Vgl. 'doring' |
Ystergarde – zn |
IJzergarde Paramilitaire tak van de Afrikaner Weerstandsbeweging (AWB). Naamgenoot van de IJzergarde (Garda de Fier)
in het Roemenië van het interbellum
Vgl.
'Gryshemde', 'Ossewabrandwag'
|
ystervark – zn |
stekelvarken (Hystrix africaeaustralis) |
ystervarkpatat – zn |
op heggerank gelijkende klimplant uit de komkommerfamilie (Kedrostis nana), komt voor in de bossen van de provincie Oost-Kaap, is tweehuizig, heeft groene
bloemetjes, oranje, rozenbottelvormige bessen, vlezig gelobd blad, hechtranken en dikke
wortelknol (caudex)
Vgl. 'patat' |
Z |
|
zebrastrepe – zn |
zebrapad |
zirts – ww |
onverwachts steken (zoals een insect doet) |
zol – zn |
joint, stickie (drugs) – zn Fanie, ons moet gesels. Daai
is nie die ruik van braaikruie nie. Ek kén die ruik van 'n zol. – 'Fanie, we
moeten praten. Dat is niet de geur van barbecuekruiden. Ik kén de geur van
een joint.' Vgl. 'dagga', 'bomzol', 'boom' en
'skyf' |
Voorschoten, Marcel Bas
Online gezet op maandag 4 november 2002 – uitgebreid op maandag 9 december 2024.
vertaling, betekenis, vertaling, betekenis, vertaler, afrikaans, marcel bas
|
|
|