Naar hoofdbladzijde / Na hoofbladsy
  Thuis/Tuis   |   Marcel Bas   |   Nieuws/Nuus   |   Vragen/Vrae   |   Links/Skakels   |   Contact/Kontak


Artikelen en bijdragen
Artikels en bydraes

De Afrikaanse taal
Die Afrikaanse taal

De Nederlandse taal
Die Nederlandse taal

Zuid-Afrika
Suid-Afrika

De Afrikaanstaligen
Die Afrikaanstaliges

De Nederlandse cultuur
Die Nederlandse kultuur

Heel-Nederland
Groot-Nederland

Europa
Europa

De volksliederen (MP3)
Die volksliedere (MP3)

Texts in English
Tekste in Engels

Het Zwarte Piet-hoekje
Die Zwarte Piet-hoekie

Grote AF-NL woordenlijst
Groot AF-NL woordelys



U kunt hier het boek bestellen





Teken of kyk na ons besoekersboek



Volg ons ook
op Facebook

Volg ons ook op Facebook

De Roepstem
Die Roepstem





Alle vijftien coupletten van het Nederlandse Volkslied

Het Wilhelmus, zoals door de Geuzen opgesteld en gezongen



  Door Marcel Bas

Willem I, Prins van Oranje (1533-1584)

Sla op en beluister de melodie



Het Nederlands Volkslied:
"Wilhelmus van Nassouwe
Na de wijse van Chartres"

" Wilhelmus van Nassouwe
Ben ick, van Duytschen Bloet;
Den Vaderlant ghetrouwe
Blijf ick tot inden doot;
Een prince van Oraengiën
Ben ick, vrij onverveert;
Den coninck van Hispaengien
Heb ick altijt gheëert.

In Godes vrees te leven
Heb ick altijt betracht;
Daerom ben ick verdreven,
Om landt, om luyd ghebracht;
Maer Godt sal my regeren
Als een goet instrument,
Dat ick sal wederkeeren
In mijnen regiment.

Lijdt u, mijn ondersaten,
Die oprecht zijn van aert;
Godt sal u niet verlaten,
Al zijt ghy nu beswaert;
Die vroom begheert te leven,
Bidt Godt nacht ende dach,
Dat hy my cracht wil gheven,
Dat ick u helpen mach.

Lijf en goet al te samen
Heb ick u niet verschoont;
Mijn broeders hooch van namen
Hebbent u oock vertoont;
Graef Adolff is ghebleven
In Vrieslandt in den slach;
Zijn siel int eewich leven
Verwacht den jongsten dach.

Edel en hooch gheboren,
Van keyserlicken stam,
Een vorst des Rijcks vercoren,
Als een vroom christen man,
Voor Godes Woort ghepreesen
Heb ick vrij onversaecht,
Als een helt sonder vreesen
Mijn edel bloet ghewaecht.

Mijn Schildt ende betrouwen
Sijt Ghy, o Godt mijn Heer;
Op U soo wil ick bouwen,
Verlaet my nemmermeer.
Dat ick doch vroom mach blijven,
U dienaer taller stondt,
Die tyranny verdrijven,
Die my mijn hert doorwondt.

Van al die my beswaren
End mijn vervolghers zijn,
Mijn Godt, wilt doch bewaren
Den trouwen dienaer dijn;
Dat sy my niet verrasschen
In haren boosen moet,
Haer handen niet en wasschen
In mijn onschuldich bloet.

Als David moeste vluchten
Voor Saul den tyran,
Soo heb ick moeten suchten
Met menich edelman;
Maer Godt heeft hem verheven,
Verlost uut alder noot,
Een Coninckrijck ghegheven
In Israel seer groot.

Na tsuer sal ick ontfangen
Van Godt mijn Heer dat soet;
Daer na so doet verlanghen
Mijn vorstelick ghemoet,
Dat is: dat ick mach sterven
Met eeren in dat velt,
Een eewich rijck verwerven,
Als een ghetrouwe helt.

Niet doet my meer erbarmen
In mijnen wederspoet,
Dan datmen siet verarmen
Des conincks landen goet;
Dat u de Spaengiaerts crencken,
O edel Neerlandt soet,
Als ick daer aen ghedencke,
Mijn edel hert dat bloet.

ls een prins op gheseten
Met mijner heyres cracht,
Vanden tyran vermeten
Heb ick den slach verwacht,
Die, by Maestricht begraven,
Bevreesde mijn ghewelt;
Mijn ruyters sachmen draven
Seer moedich door dat velt.

Soo het den wille des Heeren
Op die tijt had gheweest,
Had ick gheern willen keeren
Van u dit swaer tempeest;
Maer de Heer van hier boven,
Die alle dinck regeert,
Diemen altijt moet loven,
En heeftet niet begheert.

Seer prinslick was ghedreven
Mijn prinslick ghemoet;
Stantvastich is ghebleven
Mijn hert in teghenspoet;
Den Heer heb ick ghebeden
Van mijnes herten gront,
Dat hij myn saeck wil reden,
Mijn onschult doen bekant.

Oorlof mijn arme schapen,
Die zijt in grooten noot,
U herder sal niet slapen,
Al zijt ghy nu verstroyt;
Tot Godt wilt u begheven,
Sijn heylsame Woort neemt aen,
Als vrome Christen leven;
Tsal hier haest zijn ghedaan.

Prince
Voor Godt wil ick belijden
End Zijner grooter macht,
Dat ick tot gheenen tijden
Den coninck heb veracht;
Dan dat ick Godt den Heere,
Der hoochster Majesteyt,
Heb moeten obediëren,
Inder gherechticheyt.



Bladsy laas opgedateer: 3 September 1999




Tweeten
Twiet




  Naar boven  |  Marcel Bas, Voorschoten, Nederland   |  © Kopierecht M.R. Bas   |   Volg ons ook op Facebook   Stuur ons een bericht / Stuur ons