In de
weken rond parlementsverkiezingen in Nederland worden de begrippen ‘rechts’ en
‘links’ het laatste decennium vele malen gebezigd. En in tegenstelling tot de
verkiezingen van 2003 draaide het later, in 2006, veel minder om cultuur,
ethnie en wel of geen integratie van allochtonen in Nederland, zoals Pim
Fortuyn dat had gedaan. Nee, het ging over centen: hypotheekrenteaftrek, WAO,
AOW, pensioen, marktwerking in de zorg, belastingen, de Zalmtax, de
Bosbelasting, de kloof tussen rijk en arm, de sterkste schouders met de
zwaarste lasten en dies meer. Op Radio 1 werd er in 2006 naar aanleiding hiervan zelfs
meerdere malen gezegd dat de verkiezingsstrijd zich weer “toespitste op de
klassieke links-rechtstegenstelling”.
Materialisme en eeuwigheidDe
conservatief, die zich niet ongaarne als rechts laat kenschetsen, komt het gebruik
van het woord ‘klassiek links en rechts’ nogal bevreemdend voor.
Schijngevechten over materialistische en economistische thema’s hebben namelijk
in se niets te maken met rechts (conservatief) en links (progressief). Ze
hebben eerder met geld, marktdenken, kooplieden en arbeiders te maken. Het zijn
stuk voor stuk materialistische
thema’s zonder blijvende waarde en zonder visionaire waarde. Zonder
eeuwigheidswaarde, zou ik chargerend kunnen zeggen.
Wie naar
aanleiding van de vierjaarlijkse verkiezingen denkt dat rechts vs. links
synoniem staat voor bezit vs. schaarste, auto’s vs. milieu, kapitalisme vs.
verdeling en zelfzuchtig vs. onbaatzuchtig, doet datgene wat het liberalisme
sedert 1848 heeft gepoogd te bewerkstelligen: het reduceren van de binnen
traditionele gemeenschappen levende mens tot geïndividualiseerde homo economicus, die
onderhorig is aan het marktdenken en de liberale Staat. Het is bijna gelukt:
welvaart is het hoogste goed, iedereen streeft hetzelfde na, want zoals
Spengler stelde: “Socialisme is kapitalisme voor de arbeidersklasse.”
Maar de
verschillen zijn veel fundamenteler. Rechts gaat van oudsher over
menselijkheid, gemeenschapsgevoel, continuïteit, hiërarchie, eer, identiteit,
de aarde. Rechts en links gaan veel verder terug dan het ontstaan van de
arbeidersbewegingen in de Twintigste Eeuw. De huidige, veilige en economisch
berekenbare tegenstelling is een vrij recent verschijnsel. Uiteindelijk zijn de
socialistische bewegingen even links als de liberale bewegingen. Sterker nog,
de Verkiezingen hebben met de spetterende winst van de Socialistische Partij
aangetoond dat gemeenschapsgevoel, nationale herwaardering en antiglobalisme
kennelijk linkse thema’s zijn. Maar laat nu net de conservatieve Partij van de
Vrijheid van Geert Wilders met dezelfde thema’s hebben gewonnen. Wat is er aan
de hand?
Conservatieven
– paleoconservatieven – gaan uit van veel dieper gravende waarden, die de
overeenkomsten tussen de SP en PVV kunnen duiden. Zij redeneren vanuit een
fundamenteel andere, voor het menselijke wezen realistischere visie.
Paleoconservatieven beseffen dat de huidige links-rechts tegenstelling absurd
is en dat de winst voor SP en PvdV een kreet is tegen de neoliberale – linkse –
wurggreep. Want dwars door de SP en de PVV – dwars door het huidige
links-rechts schema – probeert de Oud-Rechtse en Oud-Linkse tweedeling zich een
weg te banen en aandacht te vragen.
Om dit
te begrijpen moeten we op zoek gaan naar Oud-Rechts: dat is wat ons
interesseert. Het Ware Rechts. Hiervoor gaan we terug in de geschiedenis.
Rechts als reactieMaar
Rechts heeft niet kunnen bestaan zonder Links. Het Oud-Rechts waar de
paleoconservatief deel van uitmaakt is een voortzetting van een traditie die in
de tweede helft van de Middeleeuwen is ingezet, toen traditionele
gemeenschapsvormen moesten wijken voor rationelere en meer centralistische
samenlevingsvormen. Het feodalisme, met zijn hiërarchische maar stabiele
karakter van wederzijdse afhankelijkheid, kreeg meer en meer te duchten van de
invloed van een nieuwe, lage, klasse: die van de stedelijke koopman. De
aristocratische landadel en zijn lijfeigenen hielden zich eerst en vooral bezig
met het eigen leengoed, terwijl er daarboven drie soevereinen stonden: de
Koning/Keizer en de bisschop, en boven hen God, die hen aangewezen had.
De
kooplieden maakten geen deel uit van dit organische stelsel (hier betekent
“organisch” hetzelfde als “historisch gegroeid en niet rationeel ontworpen”).
De traditie had bepaald dat zij tot de laagste klasse behoorden, maar zij
hadden geleerd dat verworteling met de grond niet nodig was voor
zelfverrijking. Zij hadden tevens gemerkt dat je eigen levensbehoeften, alsook
van die van de ander om te rekenen zijn in getallen: geld moet geteld worden,
winst en omzet eveneens. Zo breid je je eigen macht uit. Hun leven bestond uit
consumenten en producenten en het was berekenbaar geworden. Rationalisering van
de ontraditionele koopmansklasse was het gevolg. De klasse breidde zich uit,
kreeg invloed bij de Koning en verrijking werd gezien als vooruitgang: Links
was geboren. Later ontstond Rechts onder de landadel, toen de langzame
defeodalisering was ingezet.
Kolonialisering
en het uitbuiten van overzeese “wingewesten” bevestigden het belang van een mobiele,
berekenende klasse nog meer, en de oude adel met zijn leengoederen verloor aan
belangrijkheid. Aan het eind van de 15de eeuw breidde de markteconomie zich
snel uit, omspande vele leengoederen en staten – uiteindelijk werelddelen – met
als gevolg dat de staatsmacht gecentraliseerd kon worden en de Koning meer
directe macht verwierf.
Hier
kwamen de boekdrukkunst en de protestantse Reformatie overheen, waardoor ook de
Kerk en een traditionalistisch spiritualisme aan macht verloor. Kennis van de
Bijbel was rechtstreekser toegankelijk. Het protestantisme bracht een
herhaaldelijke neiging tot vernieuwing, individuelere geloofsbeleving, meer
rede en scepsis t.a.v. wereldse hiërarchie en gezag. Dit maakte de ontwikkeling
van een revolutionair opererend Links compleet.
Tijdens de Verlichting van de
zeventiende en achttiende eeuw maakten deze opvattingen een belangrijke
stroomversnelling door. Het idee dat de mens als individu zichzelf vooruit
kan helpen had een positivisme tot gevolg. Dat is het Vooruitgangsdenken,
dat ervan uitgaat dat wat nu bedacht wordt beter is dan wat vorige
generaties uitgedacht hebben. Twijfel aan God op zich was het volgende
stadium, en een materialistische levensopvatting ontwikkelde zich in
West-Europa.
De Franse Revolutie van 1789In 1789
leidden deze vormen van progressivisme, Verlichting, secularisme en
ontworteling tot een uitspatting: de Franse Revolutie. De Oud-Rechtse
stromingen waren nog steeds onder de oude landadel te vinden. De grootste
tegenstanders van, en polemisten tegen de verdwazing en terreur van de
Revolutie waren Franse, adellijke lieden. Antoine de Rivarol, François-René de
Chateaubriand, Joseph de Maistre, Louis de Bonald en Juan Donoso Cortés zijn de
belangrijkste namen. Zij waren niet alleen van adel, maar geloofden ook
onwrikbaar in de noodzaak van gezag en godsdienst, en zij benadrukten
onophoudelijk dat het gelijkheidsideaal van de revolutionairen een dwaling was.
De idee van de autonome mens hing hiermee samen, omdat het veronderstelde dat
men geen meerderen nodig had, laat staan geestelijk-zedelijke richtsnoeren.
Hierin had de traditie altijd voorzien, bij monde van de priesters en van de
aristocratie. Deze grondbeginsels waren als vanzelfsprekend beschouwd. Er zijn,
en waren, buiten de Westerse wereld overigens bijna geen oorspronkelijke
culturen te bedenken waar het bestuur niet
ten nauwste vervlochten is met aristocratie en een priesterklasse.
De
Maistre en De Bonald waren hiervan doordrongen. Zij waren de exponenten van
Oud-Rechts in een tijd waar de Rede en de maakbaarheid de nieuwe religie waren
geworden. Maistre en Bonald waren dus kinderen van hun tijd. En… ook bij hen
had Descartes zijn sporen nagelaten. Het zou verkeerd zijn te denken dat
Maistre niet geloofde in maakbaarheid. Hij pleitte vurig voor een
contrarevolutie waarin het ancien
régime
met geweld de macht zou terugkrijgen en waarin de bloeddorstige, goddeloze
oproerkraaiers zich na verslagen te zijn zouden terugtrekken en/of berecht
zouden worden. Dan zou de rust terugkeren. De Rus Nikolaj Berdyayev, Maistres
dankbaarste twintigste-eeuwse adept, besefte na de Russische Revolutie
weliswaar dat een revolutie een rampzalige, bruuske onderbreking van de
traditionele continuïteit is, maar hij besefte ook dat een revolutie een straf
Gods is en dat je er het beste van moet maken. De verdwaasde geest van
revolutie is namelijk vrij taai en wormachtig, en niet in één trap te doden, om
met Nietzsche te spreken, die dit over decadentie dacht. Wat Berdyayev dacht
voor Rusland, dacht Léon Bloy voor Frankrijk: Napoleon was een goddelijke straf
van God voor de overtreding van de Revolutie van 1789.
Op zijn
beurt legde Bonald zich erop toe de Cartesiaanse, rationalistische en
deïstische opvattingen van de Verlichting over te nemen, zelfs als deze
alliantie met de esprit géometrique meer onecht en
formeel was dan dat hij waarachtig en substantieel was. Voor hem vergde het
verzet tegen de Eeuw van de Rede niet een zich terugtrekken van de rationele
bevestiging van de Logos. Nee, het ging erom de rede te redden van een
moderniteit die rationaliteit uitspeelde tegen de wijsheid van God/Natuurwet en
de institutionele opslagplaatsen die eens die waarheid hadden bewaard.
Maistre
was een tegenstander van de Britse filosoof en wetenschapper Bacon. Het
empirisme van Bacon kwam voort uit de oude denkschool van het nominalisme, dat
enkel gelooft in zaken die met de zintuigen gegeven zijn. Identiteiten van
zaken worden aangeduid met woorden en namen, en dat brengt met zich mee dat
identiteiten vrij relatieve verschijnselen zijn. Onder onze zintuigen kan men
namelijk ook het zintuig van het verstand rekenen. Of het zintuig van het
vermoeden. Voor Maistre was er maar een waarheid, en geen persoonlijke
waarheidjes die het zintuig van het vermoeden de mensen onafhankelijk ingaven.
Het
overbrengen van de principes van het moderne wetenschappelijk begrip (dat hij
aan de hand van geschriften van Bacon steeds bekritiseerde) zag Maistre als een
der hoofdoorzaken voor de Revolutie en haar vernietigende werk. Maistre voerde
een strijd tegen de toeëigening van het abstracte denken; tegen politieke
ordeningen en grondwetten die volgens nieuwe principes heropgebouwd konden
worden. Hij ging uit van de politiek van God, die zich het beste leert kennen
via de geschiedenis. De continuïteit legitimeert een
systeem. Maistre was derhalve in zijn tijd eerder een realist dan een nominalist, aangezien
hij uitging van het beproefde, het waarachtige, het eeuwige. Maistre en Bonald
kunnen beschouwd worden als de verwoorders van die toen al oude, rechtse
traditie. De tijd waarin zij leefden noopte hen tot deze verwoording.
Links en Rechts doen hun intrede
Met de
Franse Revolutie deden de politieke termen rechts
en links hun
intrede. Links van de parlementsvoorzitter zaten in september 1789 de
opstandige veranderaars, en rechts (de voorzitter had deze groep het liefst dichtbij
hemzelf zitten) zaten de mensen die het bij het oude wilden laten. Zij waren
van adel, royalistisch en/of traditionalistisch. Zoals dat gewoon was, tot het
eind van de 18de eeuw. Tot op heden zijn de termen rechts en links nog steeds overal in Europa
gebruikelijk.
Danig
onder de indruk van al het wreeds dat in Frankrijk geschiedde nam de politicus
en filosoof Edmund Burke het niet alleen voor noodzakelijke veranderingen op,
maar bepleitte hij tevens beschaafd geduld en continuïteit. Die eigenschappen
waren bij de Jacobijnen van Robespierre ver te zoeken. De Maistre ging via
Zwitserland naar het nog monarchistische Rusland; de taalkundige en
royalistische pamflettist Antoine de Rivarol, ooggetuige van de moorden op de
koninklijke paleiswachten door het revolutionaire gepeupel in Versailles,
vluchtte via Rotterdam naar Hamburg; de om zijn aforismen beroemde en door
Schopenhauer hooggewaardeerde Chamfort pleegde zelfmoord aan de vooravond van
zijn executie door Robespierre. Een monarchistische opstand in de Vendée maakte
de sfeer nog grimmiger.
De op
geloof in de mens gebaseerde Terreur werd overal in Europa het schrikbeeld, en
de polemische – en zeer vooruitziende! - uitingen van vrees van Burke in diens Reflections on the Revolution in
France (1790) dienden met name in Duitsland tot essentiële
geestelijke bagage voor de intellectuelen en staatslieden. Opmerkelijk genoeg
kregen de katholiek-traditionalistische geschriften van Bonald en Maistre in
Duitsland bijlange niet de waardering die ze in Frankrijk kregen.
Burke
was lid van de Whigs, die in die tijd een partij waren die voor de vrije
ondernemer (de ‘koopman’) opkwamen, en veel minder dan voor de landadel en de
traditie. De Tories deden dat wel, en het is daarom illustratief voor de
huidige liberale hegemonie dat anno 2007 de Tories de partij voor de ondernemer
zijn geworden, en Labour (voormalige Whigs) niet meer.
Napoleon
kwam, overwon, vertrok. Een nieuwe monarchie was geboren. Een van de eerste
tijdschriften die tegen de erfenis van de Franse Revolutie fulmineerden was Le Conservateur
(1818-1820) van graaf François de Chateaubriand. Hij wilde de “gezonde ideeën”
bewaren. De nieuwe koning Lodewijk XVIII was echter bereid de veranderingen van
de Revolutie te respecteren tijdens zijn regering voor de ‘twee volkeren’,
waarmee hij Chateaubriand van zich vervreemdde. Chateaubriand en zijn
Ultramonarchisten bleken nog royalistischer dan deze koning. Toen de werken van
De Maistre en De Bonald bekend werden, groeide de royalistische,
antirevolutionaire pers enorm en verschenen vele tijdschriften.
Duitsland
In
Duitsland kwamen antirevolutionairen als A.W. Rehberg, F. Gentz (vertaler van
Burke) en A. Müller op voor hun ideeën aangaande natuurlijk-historische
ontwikkeling, historische continuïteit en gematigde hervormingen. De Romantiek
deed er haar intrede. Ik noem mannen als Novalis en de gebroeders Schlegel.
Staatkundige hervormingen bewoog de Pruisische adel tot opstand. Deze kon
echter geen duidelijk blok tegen revolutionaire ideeën vormen omdat hij ook voor
een deel meeging met de radicale hervormingen.
Een
belangrijk Pruisisch denker was de joodse, tot het protestantisme bekeerde
Friedrich Julius Stahl. Hij gaf vorm aan een filosofie voor het recht (1836) en
voor het monarchisme (1845). Hij bewonderde de Pruisische viriele,
gedisciplineerde mentaliteit zeer, en wilde die veiligstellen voor de roerige
jaren die komen zouden. 1848, het jaar van de linkse volksopstand die door
Europa zou woeden, was nakende.
De Revoluties van 1848
De
agenda van de linkse revolutionairen van 1848 was het instellen van een
liberaal politiek systeem. Kennelijk was de geest van de Franse Revolutie nog
steeds uit de fles. In dat jaar werd Frankrijk door dwang vanuit de straat weer
een republiek – een liberale zelfs; in het Habsburgse rijk werd de conservatieve
staatsman Von Metternich verdreven; in Duitsland braken onlusten uit, maar de
daarop uitgevaardigde liberale wetten werden langzamerhand teruggedraaid; in
Italië werd de antiliberale paus Pius IX verdreven en kwam het tot een
wisseling van monarchen, maar kon de orde worden hersteld. In België werd Karl
Marx het land uitgezet n.a.v. plebejische opstootjes en wonnen de liberale
fracties de verkiezingen.
Nederlanders
hadden nog te weinig besef van dergelijke ontwikkelingen om mee te doen met de
opstand, maar Willem II koos eieren voor z’n geld uit angst voor een
volksgericht en werd naar eigen zeggen in één nacht liberaal. Thorbecke kon
zijn liberale grondwet schrijven. Maar met eeuwenoude tradities werden voorgoed
gebroken.
Sedert
1823 was de politicus en historicus Guillaume Groen van Prinsterer een van de
felste Nederlandse tegenstanders van deze liberale omwentelingen. Zijn
speerpunten waren een hereniging van de in 1830 door revolutionaire agitatie
jammerlijk gescheiden Nederlanden, een uitbannen van de revolutionaire gedachte
en “God, vaderland, Oranje”. Hij groeide op in een verlicht-conservatief
Waals-hervormd gezin en zou de antirevolutionaire gedachte in Nederland
vormgeven, waartoe hij door de revolutionaire rage gedwongen was – zoals zijn katholieke
voorbeeld Maistre dat eerder in Frankrijk moest doen. Onder zijn bezieling
gingen de protestants-christelijken zich duidelijk manifesteren in de politiek,
en werd er gestreden voor christelijk (‘bijzonder’) geïnspireerd onderwijs als
antwoord op het liberale (‘neutrale’) onderwijs sinds 1848. Tot op de dag van
vandaag zouden Groens orthodoxe ideeën de Staatkundig Gereformeerde Partij
(SGP) en de ChristenUnie inspireren in hun strijd tegen ongeloof en revolutie.
Ik noem twintigste-eeuwse mannen als Kuyper, De Savornin Lohman, Van Zinnicq
Bergmann. Kuypers Antirevolutionaire Partij (ARP) had echter in de zeventiger
jaren van de twintigste eeuw Groens ideeën te grabbel gegooid door voor een
merkwaardige verlinksing te kiezen.
De verdwijnende Oude Orde
Nederlanders
zagen de Oude Orde langzaam aan verdwijnen, Europa voerde ondanks ordeherstel
meer en meer liberale wetten door en er ontstond een sneeuwbaleffect. Dit was
gelegen in, wederom, het gelijkheidsdenken, dat impliceert dat elke burger over
voldoende capaciteiten beschikt om mede over ’s lands bestuur te beslissen: het
algemeen kiesrecht. Dit kreeg echter pas in 1917 en 1919 eeuw zijn beslag.
Maar de
geest van Oud-Rechts was niet gebroken, juist vanwege de intellectuele erfenis
van mannen als Maistre, Bonald, Metternich, Burke, Chateaubriand, Donoso Cortés
en vele anderen.
'Die Konservative Revolution in Deutschland'
We nemen
nu een grote sprong naar het Interbellum; vele conservatieven in Duitsland, de
Weimarrepubliek, zagen hun vrees en scepsis ten aanzien van het democratisme en
het parlementarisme uitkomen. Het land was een chaos, de ongedurige massa’s
waren door een bevolkingsexplosie groter dan ooit, ontworteld, geestelijk
verarmd, hebzuchtig, geproletariseerd (Röpke) en wilden macht. Men was
ontgoocheld door het vernederende verlies van de Eerste Wereldoorlog en arcadische
verlangens deden hun intrede.
Daarop
manifesteerde zich een wonderlijke conservatieve, antidemocratische en elitaire
stroming: de Konservative
Revolution. Arthur Moeller van den Bruck, Ernst Jünger, Oswald
Spengler (geïnspireerd door Nietzsche), Karl Haushofer, Othmar Spann, Arnold
Gehlen, Carl Schmitt (geïnspireerd door Maistre en Donoso Cortés), Ernst von
Salomon, Heinrich Ritter von Srbik (geïnspireerd door Metternich) en vele
andere intellectuelen en wetenschappers. Tegen het nihilisme, bolsjewisme,
bourgeoisie; voor een heropleving van het Oude Europa, terwijl zij inzagen dat
Europa intens decadent en stervende was.
In
Frankrijk leefden de erg militante denkers en activisten Georges Sorel, Charles
Maurras en veel eerder Maurice Barrès. In Spanje zat José Ortega y Gasset met
zijn pleidooi voor het in goede handen houden van de Hochkultur en de goede
smaak en hij gaf het belang aan van verschillen tussen de culturele
aristocratie en een door de ontwortelde massa’s ontketende culturele verschraling.
Berdyaev, Van Severen, Evola en anderen
In
Rusland leefde de Russisch-Orthodoxe Maistre-adept Nikolaj Berdyaev. Ook hij
was fel tegen het democratisme en het liberalisme (en dus het communisme)
gekeerd, die hij als ziekten van het zieltogende Europa beschouwde. De
Middeleeuwse mentaliteit van hiërarchie, kleinschaligheid en gezag zou volgens
sommigen Europa nog kunnen redden. Inderdaad, tot ver in de twintigste eeuw
kende Oud-Rechts na 600 jaar zijn oorspronkelijke doel nog.
In
België en Nederland had je Joris van Severen met diens indrukwekkende,
aristocratische en sterk culturele Verdinaso die net als Groen van herenigde,
traditionele Nederlanden droomden. Verdinaso-leider voor Nederland was Ernst
Voorhoeve.
In
Duitsland combineerden de denkers hun sterk aristocratische conservatisme met
een nog niet geheel verteerd Romanticisme. Een en ander leidde tot een mystieke
inslag (Jünger), restauratief-revolutionaire ideeën (Moeller van den Bruck),
voorchristelijke fascinaties (Herman(n) Wirth), geopolitiek (Haushofer),
ecologie (enkele decennia eerder Riehl), etnocentrische rassenkunde (de tot
Duitser genaturaliseerde Wagner-zeloot Houston Chamberlain) en helaas vaak
antisemitisme. Hoewel de exponenten in radicalisme wisselden en het christelijk
aspect door toedoen van Nietzsches ideeën vaak ontbrak, en soms plaatsmaakte
voor een biologisch-ethologische levensbeschouwing, was de aard van hun
strijdpunten onmiskenbaar oud-conservatief; Oud-Rechts. Tegen de Verlichting,
tegen het individualisme, voor de traditie en voor aristocratie in de breedste
zin des woords.
Het
nazisme vonden de meesten hunner een zoveelste plebejische uiting van
ressentiment en slaafsheid. Ook de nazistische verheerlijking van de Führer en
van technologie (vooruitgangsdenken) sprak hen niet aan. In Italië liep de
traditionalist Julius Evola te hoop tegen het technocratisch vooruitgangsdenken
van de fascisten aldaar. Hij was erin teleurgesteld, want aanvankelijk had hij
gehoopt dat het fascisme de waardering voor het transcendente en een
geestelijke en krijgerselite zou kunnen herstellen.
De morele dwang van amoreel Amerikaans managersdenken
Na de
Tweede Wereldoorlog werd alles dat naar antiliberalisme, traditionalisme,
identiteitsgericht conservatisme en de rijksgedachte riekte gelijkgesteld met
fascisme. Aan dit klimaat hebben de Amerikaanse bevrijders sterk meegewerkt,
zodat zij de Europese ziel konden veramerikaniseren. Het was nu de dochter die
het moederland zei hoe het moest.
Vele
denkers als Von Salomon – hoezeer die ook tegen het nazisme waren - werden
verketterd en hun bibliotheken werden in beslag genomen. Von Salomon werd zelfs
tezamen met zijn joodse protégée gearresteerd. De Amerikaanse invulling van
bestuur werd succesvol in Europa geïntroduceerd; de managersstaat werd
ingesteld, en democratie, consumentisme en de vrijheidscultus naar Amerikaans
model vonden overal hun ingang. Dit was vervat in de package deal van de
Marshallhulp. De wereld werd al meer een dorp, met de NAVO, het Warschaupact en
de VN als overkoepelende organisaties.
De
zieltogende Oud-Europese en Oud-Rechtse beleving verloren nog meer terrein.
Europa was verscheurd door twee antitraditionele materialistische
levensbeschouwingen: communisme en liberalisme.
In de
twintigste eeuw zouden de linksen het gezin als een van de laatste natuurlijke
gemeenschapsvormen aanpakken. Het feminisme - de vermannelijking van de zich
minderwaardig voelende vrouw - was een van de symptomen daarvan. De diepere
oorzaak van de afbraak van het gezin en het gezag was echter een pueriel verzet
tegen de vaderfiguur in onze cultuur, tot afschuw van niet alleen de duidelijk
Oud-Rechtse denkers. Een econoom en filosoof als Wilhelm Röpke wist nog opzien
te baren met een pro-Europees boek tegen het opgedrongen Amerikaanse
managers-neoliberalisme en de ontbinding van het gezin.
Globalisme, feminisme, muticulturalisme
Tot in
de jaren zestig waren er in Europa nog enkele traditionele gemeenschappen te
vinden, maar het consumentisme, de secularisatie, de gelijkheidsdwang van
overheidswege, de massamedia en de verbeterde infrastructuur eisten hun tol.
Alles veranderde langzamerhand en moest opnieuw uitgevonden worden.
Hoewel
de liberale klus inmiddels geklaard was, was de inmiddels flauwe maar niet
minder dwaze roep om revolutie nog niet terug in de fles. In 1968 creëerden
studenten en arbeiders in West-Europa hun eigen revolutie, daarbij puttend uit
ideeën van de marxistische Frankfurter Schule die voornamelijk in de Verenigde
Staten zetelde. Feminisme, geforceerd cultuurrelativisme, afbraak van de
familie, individualisme, ondermijning van traditioneel gezag, vernielzucht en
hedonisme werden in deze balorige, bedwelmde revolutie tot norm verheven.
Massa-immigratie vernietigde – en dit gebeurt nog steeds - de sociale samenhang
en het burengevoel in de (voormalige) volkswijken. Dit kon alleen gebeuren
doordat Europeanen na het nationaal-socialisme geleerd hadden hun identiteit te
wantrouwen of weg te wuiven. Tot op de dag van vandaag plukken de
West-Europeanen daarvan de wrange vruchten, want spanningen nemen toe binnen de
al tot de grond toe genivelleerde gemeenschappen in de steden.
De wilde honden van Mei 1968
Vanaf
1968 (“l’imagination au pouvoir!”, schreeuwden de studenten, terwijl ze naar
hun Leider Daniel Cohn-Bendit keken of hij ermee instemde) begon het kind in de
mens te regeren. Toen de oud-studenten het voor het zeggen kregen werden
bovenstaande speerpunten werkelijkheid. Zij hebben een culturele ramp
ontketend. Gezag is onderhandelbaar geworden, behalve als je te maken hebt met
een media-rolmodel of een geestelijk leider, zoals Robbie Williams, Bono, John
Lennon of een managersgoeroe.
Conservatieven
die deze verdwazing en Europese zelfhaat onderkenden – en dat thans nog doen –
waren, en zijn, bijvoorbeeld, Armin Mohler, Thomas Molnar, Ernst Nolte,
Karl-Heinz Weissmann en Alain de Benoist. Hieronder kan men ook tijdschriften
als Criticón en een blad als Bitter Lemon rekenen. Op de puinhopen
van 1968 probeerden en proberen zij op te komen voor het gezond verstand en het
herstel van de oude waarden. Molnar wou het geloof en het gezag bepleiten,
terwijl De Benoist geloofde dat alles verloren was.
Aangezien
De Benoist niet zozeer in herstel lijkt te geloven, gaat hij met zijn
denkschool GRECE nogal nominalistisch te werk. Een syncretisch heidendom zou de
mens in contact met zijn ware ik in contact brengen. Dat is vreemd, want het
syncretisme hier onderstreept het breken met de traditie. Om maar te zwijgen
van een individuele beleving. Hij keert zich hiermee – als we het toch over
religie hebben – tegen Maistre die in de geschiedenis juist bepaalde goddelijke
waarheden ziet opkomen. Men behoeft geen theïst te zijn om Oud-Rechts te zijn,
en hoegenaamd geen heiden. Het kán echter wel.
Traditie
Men kan
er echter niet aan voorbij dat het Europa dat wij bewonderen, en de stabiliteit
en tevredenheid die van het Oude Europa uitgaan, doordrenkt zijn van tradities
en gemeenschappen die zich staande hielden door een geloof in een verbindende,
bovennatuurlijke wetgever. Of het bestaan daarvan intellectueel wel dan niet te
verdedigen is, impliceert niet dat het gevoel van het Europeaan-zijn,
Nederlander zijn, volk zijn, gemeenschap zijn en mens zijn verloren is. We
hebben bronnen te over; van Maistre tot Molnar. De ene heeft niet kunnen denken
en vinden zonder door de ander beïnvloed te zijn. Zij vormen de beschrijver en
verdediger van de Traditie. De traditie an
sich kan een voorbeeld zijn.
Men
behoeft niet nominalistisch te denken en het wiel opnieuw uit te vinden om te
zien hoe het wel moet. Men behoeft slechts als Maistre realist te zijn. Het sens perdu, de verloren
betekenis en het gevoel zijn niet verdwenen. Het is er nog. Het is nog
realiteit. In de dorpen, in de bronnen, in de bossen (ecologie!), in ons
vooroudergevoel, in de duizenden geschreven en ongeschreven bronnen.
En soms
hoor je geluiden vanuit de Europese samenlevingen die het huidige links-rechts
schema lijken te doorbreken: bij zowel links als rechts hoor je een roep om
ergens bij te horen, een roep om identiteit, om gemeenschapszin, om natuur, om
minder mensen, meer ruimte, verdieping, zingeving, soberheid…
Nu we
dit beseffen, kunnen we dan nog spreken van, bijvoorbeeld, liberalisme als
rechtse leer, en bijvoorbeeld van ecologisme als linkse leer? Wat zou dat een
arrogant geneuzel zijn.
Marcel Bas, Voorschoten.
Dit essay verscheen in twee
delen in 2007 in het conservatieve tijdschrift
Bitter Lemon .
Een boeiend werk van gelijke strekking is het Manifest voor Europees Herstel en Vernieuwing van de handen van de bovengenoemde Alain de Benoist en ook Charles Champetier.
Manifest voor
Europees Herstel en Vernieuwing