Er bestaan verschillende opvattingen over de Nederlandse
staatkunde, die luisteren naar verschillende namen, zoals de Dietse, de
Groot-Nederlandse en Heel-Nederlandse gedachte. De discussie rond de
Nederlandse staatkunde concentreert zich echter rond de begrippen
Groot-Nederland en Heel-Nederland, die in veel opzichten als
tegengesteld ten opzichte van elkaar worden beschouwd. In deze bijdrage
wil ik beide visies uiteen zetten en de waarde van beide visies
aantonen.
Nederlandse staatkunde
De ontvoogdingsstrijd van de Vlaamse Beweging in het
Zuiden en de emancipatiestrijd van de Friese Beweging in het Noorden zijn
wellicht de belangrijkste fenomenen, die nopen tot gedachtevorming rond de
Nederlandse staatkunde. Beide bewegingen wijzen namelijk op de
onevenwichtige en onvolledige aard van de Belgische en de Hollandse staat.
De francofiele Belgische staat houdt een groot deel van de
Nederlandssprekenden al meer dan anderhalve eeuw in gijzeling, terwijl de
unitaire Hollandse staat ten bate van de nationale eenheid een aanslag
pleegt op de gewestelijke (en lokale) identiteit van haar onderdanen.
Ogenschijnlijk lijken beide situaties weinig met elkaar gemeen te hebben,
maar feitelijk wijzen ze allebei op het belang van een heroverweging van
de staatkunde der Lage Landen.
De Friese en de Vlaamse Bewegingen leggen ook feilloos de
complexiteit van de staatkunde bloot, met name de veelledigheid van dit
fenomeen. Staatkunde raakt namelijk alle vlakken van het menselijk
(samen)leven, zoals onder andere economie, geopolitiek, historie, taal en
cultuur. Al naar gelang de aard van de grieven ten aanzien van de
heersende staatkunde formuleert een regionale of nationale beweging haar
eisen. Een aanzienlijk deel van de Vlaamse Beweging streeft naar het
opgaan in een groter staatsverband met een reeds bestaande staat, terwijl
een aanzienlijk deel van de Friese Beweging zich daarentegen probeert te
bevrijden uit de greep van een groter staatsverband.
Nationaal en regionaal streven
Ondanks de ogenschijnlijk tegengestelde richtingen van de
Friese en de Vlaamse Bewegingen zoeken beiden naar een evenwichtige
staatkunde om vrijheid en identiteit te kunnen behouden. De Vlaamse
Beweging gaat grotendeels en oorspronkelijk uit van de Nederlandse taal en
cultuur. Aanvankelijk sprak men van Moeders hoekje (Vlaanderen)
in vaders huis (België) (vrij naar Cyriel Verschaeve), maar na
de Eerste Wereldoorlog werd er gestreefd naar aanhechting bij Nederland,
met andere woorden: de Groot-Nederlandse idee. Deze idee gaat uit van het
negentiende-eeuwse concept van de nationale staat, waarbinnen taal,
cultuur en volk samenvallen. Het streven van de Nederlandssprekenden in
België en noordelijk Frankrijk om op te gaan in het bestaande Nederlandse
staatsverband valt hieronder.
De Friese Beweging is feitelijk een reactie op het
negentiende-eeuwse concept van de nationale staat. De Friese Beweging is
een van de meest succesvolle regionale bewegingen binnen Nederland, wat
vooral te danken is aan het feit, dat de Friese taal wezenlijk verschilt
van het standaard Nederlands. Deze beweging staat namelijk in het breder
perspectief van de regionale bewegingen binnen Nederland, zoals o.a.
Brabantia Nostra. Deze bewegingen wensten namelijk niet hun gewestelijke
identiteit en bewustzijn op te offeren voor de Jacobijnse nationale
eenheidsstaat. Zij wensten dan ook de solidariteit op lokaal en regionaal
vlak te behouden vanuit het besef, dat de opbouw van een volk begint
vanuit de kleinste geledingen.
Het Groot-Nederlandse streven
De Groot-Nederlandse gedachte kan echter op tweeërlei
wijzen worden beschouwd. Ten eerste kan men het beschouwen als een streven
om alle Nederlandssprekende gebieden te verenigen in één staatsverband. De
Nederlandse taal is in dat geval het belangrijkste criterium en
bindingsmiddel van een dergelijke staat. Dit betekent echter feitelijk ook
de uitsluiting van alle niet-Nederlandstalige gebieden binnen de huidige
staten Nederland, België en Luxemburg. Walen, Luxemburgers en Friezen - om
de grootste groepen op te sommen - vallen hierdoor letterlijk uit de boot.
Zowel binnen een Groot-Nederlands staatsverband als bij aansluiting bij de
omliggende landen zouden deze bevolkingsgroepen in taalkundig en cultuur
opzicht een randverschijnsel worden van een nationale eenheidsstaat.
De Zeventien Provinciën
De tweede manier om de Groot-Nederlandse gedachte te
beschouwen is echter in taalkundig en cultureel opzicht, met andere
woorden het bewustzijn, dat de reikwijdte van de Nederlandse taal en
cultuur niet stopt bij de Nederlands-Belgische (en de Belgisch-Franse)
grens. Aan beide kanten van de grens hebben vele schrijvers, kunstenaars
en denkers een substantiële bijdrage geleverd aan de Nederlandse taal en
cultuur. Het doet met andere woorden een beroep op het bewustzijn op de
grootheid en volheid van het Nederlandse cultuurbereik, die niet
onbelangrijk is voor het bepalen van onze plaats in de rij der Europese
volkeren. De Groot-Nederlandse gedachte schiet echter staatkundig tekort
door haar louter culturele context.
De Heel-Nederlandse gedachte
De Nederlandse staatkunde kan echter ook op een heel
andere wijze worden bekeken dan op taalkundige wijze, iets wat velen
verzuimen te doen. Zij vergeten namelijk de historische diepgang, de
culturele bijzonderheid en de geopolitieke positie van de Lage Landen,
welke de Heel-Nederlandse gedachte benadrukt. Bovendien wordt door de
Heel-Nederlandse gedachte vooral de nadruk gelegd op de Europese context
van de Nederlanden. Ten eerste zijn de Nederlanden geen geïsoleerd gebied,
maar vormen zij juist van oudsher een kruispunt binnen Europa. Ten tweede
moeten de staten binnen het stroomgebied van de Rijn, Maas en Schelde
dringend hun positie gaan bepalen binnen het huidige Europa, want anders
zullen zij op een tweederangs plaats worden gewezen door de grote
omliggende staten.
De historische diepgang van de Nederlanden leert ons over
de staatkundige eenheid en onafhankelijkheid van de Nederlanden tijdens de
15de en de 16de eeuw in de vorm van de XVII
Provinciën. Deze eendracht was gegrond op de inachtneming van de vrijheid
en de eigenheid van de afzonderlijke gewesten van de Lage Landen aan de
Zee. De Nederlanden liggen namelijk op het grensvlak van de Latijnse en de
Germaanse wereld, maar weten zich - ondanks de gewestelijke diversiteit -
duidelijk te onderscheiden van Duitsland en Frankrijk. De
leeuwen-symboliek in de wapenschilden van het gros der gewesten steekt af
tegen de Franse haan en de Duitse adelaar, en drukt voortreffelijk de
eendracht der Nederlanden uit in de vorm van de Leo Belgicus, die
al eeuwenlang op landkaarten de XVII provinciën omspant.
Leo Belgicus; de Leeuw der Verenigde
Nederlanden
Conclusie
Er bestaan in de Lage Landen verschillende regionale en
nationale bewegingen, die hun plaats zoeken in de huidige staatsverbanden,
maar feitelijk dienen te zoeken naar een evenwichtige staatkunde voor de
Nederlanden: Nederlandse staatkunde. Hierbij dienen fouten uit het
verleden te worden vermeden, zoals het streven naar een gecentraliseerde
nationale eenheidsstaat of de 19deeeuwse droom van een louter
Nederlandstalige eenheid.
We moeten ons weliswaar bewust zijn van de grootheid en
reikwijdte van de Nederlandse cultuur, maar des te meer van de historische
diepgang van het verband, waarin deze cultuur al eeuwenlang ingebed is.
Tevens is het van groot belang om de gewestelijke identiteit niet uit het
oog te verliezen, omdat de Nederlandse staatkunde - evenals die van een
toekomstig Europa - toegespitst dient te zijn op een grote mate van
decentralisatie, opdat de samenhang van de bevolking en de democratische
controle op het bestuur niet verloren gaan.
De Nederlandse staatkunde blijft echter onmiskenbaar een
Europees fenomeen, omdat het als kruispunt binnen Europa feitelijk heel
Europa aangaat. We dienen de Nederlandse staatkunde dan ook te beschouwen
binnen de vormgeving van een toekomstig Europa. De historische eendracht
van de XVII Provinciën biedt hierbij een historisch perspectief, terwijl
de Leo Belgicus als zinnebeeld dient voor de noodzakelijke
eendracht van de Nederlanden, zoals in een Benelux-verband.
- Drs Ruud Bruyns is historicus en verbonden aan verschillende
culturele
organisaties.
Hierdie bladsy is gepubliseer op 17 November 2001.
|