De kruistochten waren een reeks oostwaartse, politiek-religieuze veldtochten die ondernomen werden door West-Europeanen. Hun beschaving bevond zich in een jeugdige, zelfverzekerde fase van het leven in Christus. Zij wilden in het Oosten getuigen van het ware geloof en de invloed van het (Westerse) christendom vergroten. Tegenwoordig heeft het Westen maar weinig godsdienstigs te bieden, maar zijn bekeringsdrang is gebleven. Ook nu dringt het Westen zijn eigen denkwijze – nu het liberalisme – in een ditmaal politiek-economische kruistocht op aan de Oost-Europeanen. In het Westen ondermijnt het liberalisme echter de Westerse samenlevingen, en uiteindelijk zichzelf. Tezelfdertijd heeft het gebrek aan liberalisme het sociale weefsel in Oost-Europa intact gelaten. Wat betekent dit voor het Westen?
Geestelijke kruistochten van West naar Oost
De noordelijke kruistochten vonden plaats in de twaalfde en dertiende eeuw. Noordwest-Germaanse ridders trokken naar Noordoost-Europa om er heidense Slavische, Baltische en Finoegrische volkeren, dikwijls onder dwang, te kerstenen.
De reeks zuidoostelijke kruistochten van de elfde, twaalfde en dertiende eeuw was veel bekender. Die kruistochten werden aanvankelijk opgezet om gehoor te geven aan de opdracht van de opgestane Jezus Christus om het christelijke geloof aan de wereld te verkondigen (Matt 28:16-20), alsmede om bezette christelijke (Oosters-orthodoxe) gebieden te bevrijden van Turkse islamitische overheersing. Vol geestdrift togen ridders, geestelijken en boeren – dikwijls bevrijd van lijfeigenschap – via de Balkan naar de veroverde gebieden in Klein-Azië, Palestina en vooral Jeruzalem.
De Vierde Kruistocht (1203-1204) eindigde in een catastrofe. De oorzaken waren vroegere, langdurige mentaliteits- en cultuurverschillen tussen Oost en West, het Schisma van 1054 (toen de Oosters-orthodoxe en de katholieke Kerken zich van elkaar scheidden) en ongelukkige botsingen tussen katholieken en orthodoxen in drie eerdere kruistochten. De kruisvaarders van de Vierde Kruistocht plunderden de Balkan, voerden er veldslagen, richtten er massaslachtingen aan onder orthodoxe christenen, ontheiligden hun kerken en stichtten er een katholiek “Latijns Rijk”. Zij bereikten Palestina niet, maar in 1204 veroverden en plunderden ze Constantinopel, de trotse hoofdstad van het Oosters-orthodoxe (Byzantijnse) Rijk. Voor het Westen was het ‘ketterse’ Constantinopel immers een legitiem doelwit.
Latere katholieke pogingen om de moslims te verdrijven (1439-53) zijn door de orthodoxe christenen afgewezen. Zij aanvaardden de Turkse heerschappij maar liever als een ‘genadige bevrijding van Latijnse overheersing’. Opeenvolgende kruistochten (1212, 1217-21, 1229, 1239 en 1343) hebben de kloof tussen het Oosten en het Westen verder verdiept. Constantinopel zou zich nooit van 1204 herstellen, waarna het Rijk eeuwenlang onder moslimheerschappij zou zuchten.
Zowel de noordoostelijke als de zuidoostelijke kruistochten waren niet enkel pogingen tot uitbreiding van geestelijke macht, maar ook van wereldse macht. In het kielzog van de militaire onderwerping van weerspannige volkeren heeft het Westen immers in het Oosten handelsposten opgezet en er land in bezit genomen.
Aan de Westerse bevolking werd de christelijke opdracht voorgesteld als de ideële legitimering voor deze machtsuitbreiding.
Ideologische kruistocht van West naar Oost
Vandaag de dag heeft het Westen de opdracht van Christus ingeruild voor een seculiere opdracht: de verspreiding van het neoliberalisme. Deze Westerse levensbeschouwing bereikte in Europa het hoogtepunt van zijn macht binnen de uitbreiding van het oorspronkelijk West-Europese samenwerkingsverband van de Europese Gemeenschap (EG); de voorloper van de Europese Unie (EU).
Vanaf het midden van de twintigste eeuw tot 1989 waren de oostelijke EU-lidstaten aangesloten bij het intimiderende Warschaupact – dit door Rusland overheerste machtsblok was de geopolitieke verwerkelijking van de enig overgebleven rivaal van het liberalisme: het communisme. In 1989 werd het pact ontbonden en wilden de meeste Oost-Europese landen deel uitmaken van de veelal op Angelsaksische leest geschoeide Westerse liberaal-democratische, welvarende samenlevingen. Ze werden dan ook lid van de EG/EU. Voor het herstel van hun nationale onafhankelijkheid en bescherming tegen Russische geopolitiek sloten ze zich aan bij de, eveneens Westerse, NAVO.
De Oosters-orthodoxe Christus Verlosserkathedraal in Moskou
| |
Een EU-lidmaatschap vereiste dat kandidaatlidstaten de neoliberale waarden – indertijd voorgesteld as ‘de democratische waarden’ – zouden onderschrijven. Dat deden ze, waardoor deze West-Europese liberale waarden plotseling, door de EU-uitbreiding naar landen als Roemenië, Bulgarije, Polen, Slowakije en Hongarije – van bovenaf – verheven werden tot “Europese waarden”. De neoliberale overwinning van de, vooral Angelsaksische, Westerse wereld was voltooid.
Volgens de vroeg-twintigste-eeuwse geopoliticus Halford Mackinder is Rusland (een tellurocratie) de oudste natuurlijke concurrent van de Angelsaksische wereld (een thalassocratie) in de strijd om de controle over Eurazië. Het Westen bleef Rusland als een partner gedogen zolang het Westen kon beschikken over de Russische markt en zijn grondstoffen, en zolang Rusland van zijn geopolitieke belangen zou afzien. Dit lukte zolang het rampzalige beleid van president Boris Jeltsin Rusland zwak zou houden. In zijn gehaastheid had hij het land van een geleide economie in neoliberaal kapitalisme gestort en bracht hij aldus de Russen tot de bedelstaf. Zij raakten in moreel verval en rijke oligarchen verkochten het land en zijn grondstoffen uit aan het Westen. Intussen kon, tegen de afspraken in [1], de ‘defensieve’ oostwaartse NAVO-uitbreiding doorgaan tot aan de Russische staatsgrenzen. ‘Mondiale veiligheid’ was synoniem geworden aan de veiligheid van het Westen, en er ontstond een grote kloof tussen Rusland en de EU.
Onder president Poetin sloeg Rusland echter een andere koers in; de oligarchen werden verbannen en de uitwassen van het neoliberalisme werden openlijk afgekeurd. In de 21ste eeuw werd deze tendens voortgezet: dankzij een combinatie van antiliberalisme, nationalisme en herleefd Oosters-orthodox christendom heeft Rusland zijn politieke en morele stabiliteit weten te herwinnen en versterkt het thans zijn bijzondere positie t.o.v. de Westerse wereldorde. Dat zint het Westen niet.
De Russische president Vladimir Poetin
| |
Daarnaast constateert de EU-VS-coalitie dat niet alleen de Russen maar ook de andere Oost-Europese volkeren nog niet ‘liberaal genoeg’ denken: in wezen zijn zij ook nationalistisch en conservatief-christelijk. De Westerse leiders wensten in Oost-Europa (inclusief Rusland) een groot onontgonnen land te zien, dat ontvankelijk zou zijn voor een nieuwe, neoliberale veldtocht. Zoals het geval was bij de middeleeuwse kruistochten is deze veldtocht zowel ideologisch and geopolitiek (economisch) gedreven. De inzet is de vestiging van een nieuwe neoliberale samenleving in Oost-Europa en Rusland met als doel – en dit keert telkens terug in neoliberale projecten – verdere globalisering en centralisering.
Multinationals en oligarchen zijn dikwijls aanjagers van globalisering. Globalisering leidt immers tot de vereenvoudiging van financiële transacties, afschaffing van commissies over internationale geldtransacties en de totstandkoming van een grote massa consumenten en goedkope arbeidskrachten. Als volkeren (bijvoorbeeld via popcultuur) kunnen worden heropgevoed tot een massa met standaardbehoeften, dan kunnen multinationals eenvoudiger controle verwerven over de wereldmarkt. Zij beheersen dan immers de productie van hun gestandaardiseerde middelen waarvan de massa's afhankelijk gemaakt zijn. Plaatselijke ‘compartimentalisering’ van kapitaal, productie, macht en gezag staan dit proces in de weg omdat zij het individu weerstand bieden en de afzetmarkt compliceert. Het zou derhalve ideaal zijn als de plaatselijke collectieven zoals het gezin, de clan, de boerengemeenschap, de geloofsgemeenschap en uiteindelijk de natiestaat, uitgehold of opgeheven zouden kunnen worden.
Het neoliberalisme is de politiek-idologische wegbereider van dit uithollings- en opheffingsproces. Het Westen is dan ook begonnen aan een nieuwe kruistocht om de oostelijke EU-burgers te ‘heropvoeden’ met de liberale hoofdbeginselen: individualisme als maat van alle dingen; vooruitgangsgeloof (het gaat al beter en vroeger was het slechter dan vandaag); geloof in het Westen (Euro-Amerikaanse samenlevingen zijn de standaard voor menselijkheid); secularisme (religie mag geen invloed uitoefenen op de maatschappij); loskoppeling van huwelijk, seks en voortplanting (bv. kinderen kunnen net zo goed buiten gezinnen worden opgevoed); prokapitalisme (vrijemarktkapitalisme is het beste en andere economische systemen moeten hervormd of afgeschaft worden); democratie, hetgeen meer macht voor minderheden (immigranten, LHBT-gemeenschappen, enzovoorts) inhoudt.
“Het Westen is begonnen aan een nieuwe kruistocht om de oostelijke EU-burgers te ‘heropvoeden’ met de liberale hoofdbeginselen.”
| |
Westerse regeringen en multimiljardairs pompen grote sommen geld in tal van NGO’s die deze heropvoeding moeten realiseren, zoals het Amerikaanse neoliberale Freedom House, het National Endowment for Democracy [2], de CIA-mantelorganisatie Radio Free Europe, organisaties van George Soros en het Elie Wiesel Instituut. Zij proberen inzonderheid de geesten van hun doelgroepen rijp te maken voor de ‘open samenleving’ (d.i. een samenleving die gekenmerkt wordt door tolerantie, inclusiviteit en immigratie), multiculturalisme, diversiteit en problematisering van etnische folklore.
Een van de intensiefste veldtochten (voor de acceptatie van diversiteit) beoogt een herdefiniëring van het huwelijk, het gezin en de geslachten. Een LHBT-organisatie als Accept România ontvangt honderdduizenden dollars en euro’s van geldschieters zoals de Europese Commissie, de Europese Raad, het Phare Programme van de EU, de European Foundation for Youth, het Open Society Institute New York, het Open Society Institute Budapest, de Soros Foundation Romania, de Soros Foundation Moldova, de Planet Romeo Foundation, het Nederlandse ‘Trut Fonds’, de Nederlandse Ambassade, UNICEF, enzovoorts. (Heropvoeding is blijkbaar van groot belang in een land waar 99,8% van de bevolking godsdienstig is [3], en dus begiftigd is met sterke familiewaarden.)
Ook Westerse ambassades in de oostelijke EU zetten zich actief in voor de implementering van de LHBT-agenda in hun gastlanden. Zo heeft de huidige Nederlandse ambassadrice voor Roemenië, Stella Ronner Grubačić, al verscheidene keren gepleit voor de wettelijke doorvoering van het homohuwelijk. Vroeger was zij ambassadrice in het conservatief-christelijke Kroatië, waar zij met dreiging van EU-sancties de LHBT-agenda doorgevoerd kreeg. Thans heeft de Amerikaanse ambassadeur in Roemenië opgeroepen tot ruimhartige ontvangst – en integratie – van migranten uit moslimlanden. (De moslims in kwestie ‘vluchten’ echter vooralsnog liever naar welvarender landen dan naar Roemenië.)
Aan de Westerse bevolking wordt de neoliberale opdracht voorgesteld als de ideële legitimering voor deze machtsuitbreiding.
Nihilistische implosie
De westerse beschaving is machtig en dus ligt het in haar aard anderen te overheersen. Ze is echter liberaal, en dat is problematisch, want als een verschijnsel van de moderniteit draagt het liberalisme de kiem van het nihilisme in zich. Dit betekent eerstens dat alles wat voor de mens samenhang en betekenis vertoont (het collectief, het verband tussen het transcendente en het immanente, zingeving, rolverdeling en traditie) in de moderniteit uiteengetrokken wordt. Tweedens, zo stelt de Zuid-Afrikaanse filosoof Danie Goosen in zijn boek Die Nihilisme (2007), resulteert dit uiteenvallen in een postmoderne toestand waarin de gescheiden, betekenisvolle onderdelen niet meer dualistisch tegenover elkaar staan, maar over elkaars grenzen heen schuiven en imploderen. Dit is volgens Goosen het algehele ‘wereldverlies’ waarmee de postmoderne Westerse mens van vandaag te kampen heeft. Als een beschaving samenhang verliest, zal ze zelf imploderen. Ook de westerse.
Volgens de Russische filosoof Aleksandr Dugin (of Alexander Doegin – Александр Дугин) gedraagt het liberalisme zich in dit proces dan ook als een negatieve filosofie voor de mens omdat het altijd naar vrijheid van iets streeft, en niet naar vrijheid vóór iets. Het roept mensen hoofdzakelijk op tot bestrijding van wat als onvrij beschouwd wordt. Een van de grondleggers van het liberalisme, John Stuart Mill, was er duidelijk over: het liberalisme streeft geen vrijheid na, maar bevrijding. Bevrijding van collectieven en alles wat het individu ontstijgt.
Maar uiteindelijk, nadat alle ‘onvrije’ verbanden zijn afgeschaft, blijft er slechts het individu over, totdat ook het individu zelf uiteengetrokken moet worden teneinde van zijn eigen ‘onvrijheid’ verlost te worden. Zulke vrijheid wordt ondraaglijk omdat ze tot een persoonlijke implosie leidt: een lege, ‘subindividuele’ toestand resteert.
Volgens Dugin was het liberalisme ontworpen voor een specifieke groep mensen (handelaren en kooplieden) in specifieke delen van de wereld (het Westen), maar is het nu een programma voor de hele wereld geworden. Nadat het fascisme en het communisme – zijn enige rivalen – zijn verdwenen, raakte het liberalisme vanaf 1991 ontideologiseerd. Het liberalisme heeft de werkelijkheid virtueel gemaakt, heeft zich met de werkelijkheid vermengd en is niet langer een politieke ideologie. Vanwege zijn succes staat het er nu helemaal alleen voor en begint het te imploderen. Teneinde inhoud te vinden, richt het liberalisme nu zijn pijlen op de laatste, onliberale – ergo niet-individualistische – verschijnselen: seksisme, politieke incorrectheid, geslachtsongelijkheid, het denken in termen van man en vrouw, de natiestaat, de Kerk, enzovoorts. Voor zijn voortbestaan als ideologie heeft het liberalisme in zijn hoedanigheid van negatieve ideologie steeds een nieuwe vijand nodig. Het richt zich derhalve nu buiten de EU via NGO's, de massamedia en de NAVO, op het grootste bolwerk van het illiberalisme: Rusland.
“Liberalisme schept problemen die onliberale oplossingen vergen.”
| |
We zien dat het liberalisme zijn bestaansreden ook nu weer binnen de context van een ideële kruistocht gevonden heeft. Maar voor hoelang nog? Het liberalisme schept namelijk problemen die onliberale oplossingen vergen. Zo'n probleem is de islam in Europa. Met zijn 18,5 miljoen islamitische migranten in West-Europa heeft de islam de vorm aangenomen van een nieuwe, zorgwekkende, geestelijke kruistocht. In tegenstelling tot de liberale lessen waarmee Europeanen opgevoed zijn, proberen islamieten binnen West-Europa macht te verwerven door zich op etnocentrische, collectivistische, religieuze en op uitsluiting gebaseerde wijzen te organiseren. Europeanen behoren zich echter niet-etnisch, individualistisch, seculier en inclusivistisch te gedragen. Het liberalisme zou met de islam het wel eens kunnen aansturen op de ineenstorting van de Westerse beschaving. Indien inheemse West-Europeanen echter nog voornemens zijn om hun samenleving en cultuur te behouden, dan zijn zij gedwongen zichzelf ook als een collectief – dus meer etnocentrisch en dus onliberaal – op te stellen, zodat zij hun cultuur terecht kunnen uitdragen als de leidende cultuur van voorkeur.
'Vernietiging van het Rijk'; deel van het vijfluik The Course of Empire van Thomas Cole.
| |
Het liberalisme schaft zichzelf als een politieke ideologie af, omdat het zijn eigen levensonderhoud opgebruikt terwijl het zijn eigen ‘wereld’ afschaft. Onder zijn eigen invloed raken de preliberale restanten waarop het als ‘objectief’ alternatief voor ‘subjectief’ collectivisme kon groeien, verbrokkeld. Het succes, en niet het mislukken, van het liberalisme is verantwoordelijk voor de huidige situatie in het Westen die gekenmerkt wordt door financiële, demografische, morele, geestelijke en maatschappelijke crises en dus vertwijfeling, onbehagen en woede onder individuen. Het is niet ondenkbaar dat de liberale democratie wegens zijn eigen succes zal worden ingeruild voor, eufemistisch gesteld, minder ‘inclusivistische’ en/of minder ‘objectief’ geleide, onliberale politieke stelsels. De opkomst van het populisme en nationalisme in het Westen kan hiervan een voorbode zijn.
Weerstand vanuit het Westen
De Westerse samenlevingen worden reeds minder liberaal. Volgens de Amerikaanse theoloog Steve Turley streeft seculier globalisme naar hun detraditionalisering en denationalisering. De laatste tijd echter heeft voortduring van globalistisch beleid juist geleid tot retraditionalisering en renationalisering.
In het Westen krijgt zowel het christelijk geloof als het nationalisme een nieuwe impuls, want onder de druk van immigratie, centralisering en liberaal ‘wereldverlies’ grijpen mensen terug naar hun eigen etnische gemeenschap, hun religie, hun nationale symbolen en hun vertrouwde gebruiken. Mensen zoeken weer naar eenheid en verbondenheid. Ze stemmen voor Trump, de PVV en het Front National omdat zij zekerheden zoeken die het liberalisme hun niet kan bieden.
Mensen kiezen voor de terugkeer van grenzen en de natiestaat als een vreedzame oplossing voor de riskante gevolgen van de liberale denationalisering en massa-immigratie. Zij keren zich tegen de EU en tegen de oorlogszuchtige anti-Russische houding van liberale politici. (Overigens zal verzoening met Rusland de EU verder uit elkaar doen vallen, omdat het Russische vijandsbeeld gebruikt werd om dit tanende liberale machtsblok een bestaansreden te geven en zijn interne eenheid te herstellen.) De aantrekkingskracht van de democratische natiestaat blijkt nog steeds voldoende om een nationalistische ommekeer in Europa teweeg te brengen. En in het renationaliserings- en retraditionaliseringsproces begint de EU-bevolking geestelijke overeenkomsten met de Russen te vertonen. Hiermee zouden de ideologische kruistochten naar het Oosten slechts een deel van het verleden kunnen worden.
Weerstand vanuit het Oosten
Oost-Europese landen als Hongarije, Kroatië, Bulgarije, Polen, Slowakije en Servië hebben nationalistische regeringen die zich steeds meer verzetten tegen het EU-liberalisme. Oost-Europeanen beseffen dat de EU niet echt democratie en welvaart wil brengen, maar dat ze haar macht over hen wil vergroten en dat ze zelfs moslims naar hun christelijke landen wil brengen. De onlangse uitspraken van de Hongaarse president Orbán zijn buitengewoon EU-kritisch en nationalistisch. Ze zijn gericht gericht tegen EU-centralisering, moslimimmigratie en de Westerse moraal, en ze roepen op tot het behoud van de christelijke identiteit van Hongarije. Orbán wil Westerse NGO's in zijn land aan strengere regels onderwerpen of ze zelfs sluiten; hij hekelt de liberale kruistocht van het Westen, dat decadent is.
Deze reacties waren te verwachten. Volgens de historicus en politiek wetenschapper Hugh Seton-Watson kent Europa oude en jonge natiestaten. West-Europese natiestaten zijn oud: Nederland, Frankrijk, Spanje, Groot-Brittannië. Zij waren al lange tijd onafhankelijk, liberaal en niet meer nationalistisch. De natiestaten in de oostelijke EU zijn jong: zij veel later ontstaan en zijn nationalistisch. Met hun lange onafhankelijkheidsstrijd nog vers in het geheugen zullen zij proberen hun soevereiniteit te behouden. Westerse natiestaten hebben daarnaast een fase van burgerlijk staatsnationalisme doorlopen, terwijl Oost-Europese natiestaten, aldus de historicus Dennis P. Hupchick, meestal gevormd zijn door romantisch-volksnationalisch denken.
“Westerse natiestaten hebben een fase van burgerlijk staatsnationalisme doorlopen, terwijl Oost-Europese natiestaten meestal gevormd zijn door romantisch-volksnationalisch denken.”
| |
De erflaters van de Oost-Europese natiestaten namen afstand van het Westerse rationalisme en vonden hun kracht in de Kerk en de kloosters die hun in tijden van overheersing (het Ottomaanse Rijk, het communisme) reservoirs voor spirituele steun en culturele identiteit waren. Verder geloofden ze in hun eigen etnische groep en het boerenleven. In de Balkan beschouwden de nationalistische bewindvoerders de aangeboren rechtsstelsels en democratie van de Slavische christelijke boerencommune – de zadruga (задруга) – als model voor de staat. Dit nationalisme was geïnspireerd door wat de historicus Keith Hitchins het autochtonisme noemt, terwijl Westers nationalisme eerder liberaal, universalistisch en expansief was.
In Rusland bleef het liberalisme nóg problematischer en marginaler. In de negentiende eeuw bleef het beperkt tot de aristocratie en de hoogste klasse. Aristocraten leefden in een luilekkerland, ze hadden lijfeigenen, maar ze hadden ook een ‘groot geweten’. Door liberaal te zijn konden zij hun positie makkelijker goedpraten, maar zaaiden ze tevens, onbedoeld, nihilisme. De Oekraïens-orthodoxe historicus en filosoof Matthew Raphael Johnson wijst in dezen op het personage Stepan Verchovenski in Dostojevski's roman Boze geesten (‘Demonen’ [Besy – Бесы] in het Russisch). De invloed van de adellijke Verchovenski op diens nihilistische en ontaarde zoon en leerling staat model voor de goedbedoelende, verwesterde Russische aristocratie die niet beseft wat voor duivelse krachten zij in haar oogappels (de voor geweld en revoluties vatbare intelligentsia) losmaakt, door slechts vrijheid van iets (dus bevrijding en niet vrijheid) te propageren.
De destijds vanuit het Westen naar Rusland geïmporteerde ingevoerde trits Vrijheid, Gelijkheid, Broederschap van de Franse Revolutie werd in Rusland dan ook anders opgevat dan in West-Europa. Volgens Dugin was Vrijheid voor de Russisch-orthodoxe mens vrijheid vóór iets; om te zoeken, een betere persoon te worden door in navolging van Christus te leven en zo eenheid met God te bewerkstelligen (theosis - M. Bas). Vrijheid van is te negatief voor de Rus, aldus Dugin. Het is te afgrondelijk, te leeg. Vrijheid… Waarvoor? Voor het toegeven aan de lusten? Voor genot en tevredenheid? Slechts een slaaf wil vrij zijn van iets. Gelijkheid was al vanzelfsprekend: onder God is iedereen gelijk. Maar elkeen kent zijn eigen rol, functie en plek, zoals man en vrouw die kennen.
Broederschap, aldus Johnson, werd opgevat als sobornost’ (соборность): een broederschapsgevoel dat (Russisch-)orthodoxe Christenen, als het lichaam van Christus, met elkaar hebben en waarbinnen zij in eenheid samenwerken ten koste van individualisme. Sobornost’ was de basis voor de mir (мир): de Russische variant van de bovengenoemde Slavische christelijke commune van lijfeigenen. Daar genoten zij een redelijke mate van autarkie, bezit en volksdemocratie. Evenals in de Balkan leidde de liberale ontbinding van deze boerengemeenschappen tot nieuwe slavernij via ongebreideld kapitalisme: goedgelovige boeren gingen leningen met woekerrente aan, kregen schulden, waren gedwongen tot het verkopen van hun boerderijen en het geld kwam vervolgens terecht in de handen van enkele machtige, door de staat beschermde instellingen die hierdoor nog meer macht over het land zouden verwerven en elkaar zouden bevoordelen.
Kortom, historisch gezien lagen de liberale waarden niet goed bij deze volkeren.
In het de nabije verleden zou het daaropvolgende communisme de Russen nog verder weghouden van het liberalisme door antiliberalisme, antikapitalisme en anti-individualisme te preken. In theorie was de Sovjetunie internationalistisch, maar haar politiek en propaganda waren duidelijk nationalistisch.
Het liberale beleid van Jeltsin in de jaren negentig van de vorige eeuw liet de Russen wederom kennismaken met het liberalisme – en genas hen ervan. Thans vereenzelvigen de Russen het liberalizm met verval, armoede, prostitutie, zedeloosheid, bandeloosheid, oligarchen, vernedering en diep nigilizm. Onder Poetin herwon Rusland zijn eigenwaarde en is de Kerk maatgevend voor de nationale moraal van het land.
In het Westen lopen de kerken leeg. Zij worden boekwinkels of grand café’s: in Rusland zijn er sedert 1991 20.000 kerken geopend en/of gebouwd. Dat zijn er drie per dag. Johnson merkt op dat het contrast tussen het Westen en Rusland vooral neerkomt op globalisme vs. nationalisme, materialisme vs. christendom, de liberale orde vs. traditie, en USA-overheersing vs. multipolariteit en ware diversiteit.
Honderdduizenden arbeidsmigranten uit de oostelijke EU, die vanuit het Westen terugkeren na hun vaderlanden, zijn zich ook pijnlijk bewust van de beperkingen en het verval van het welvarende Westen.
Hun eigen landen wijzen vaak op een tegenoverstelde tendens: sinds 1989 werd er in Roemenië iedere dag een nieuwe kerk gebouwd. Momenteel worden daar voor de 18 erkende denominaties 1578 kerken gebouwd.
“Inwoners van de oostelijke EU worden zich steeds meer bewust van de zegeningen van geloof, gemeenschap en gezin ondanks het gebrek aan materiële welvaart in hun contreien.”
| |
In het Westen zien zij kilheid, zelfzuchtigheid, losse familiebanden, uiteenvallende gezinnen, islamisering, kleiner wordende verschillen tussen man en vrouw, gebrek aan spiritualiteit en folklore en etnisch besef, zo ook de totale commercialisering van Kerstmis, Pasen – en van het leven. Dit stoot hen af. Inwoners van de oostelijke EU worden zich dan ook steeds meer bewust van de zegeningen van geloof, gemeenschap en gezin ondanks het gebrek aan materiële welvaart in hun contreien.
Er bestaat dus een eeuwenoude kloof tussen het materialistische Westen en het spirituele Oosten. Deze openbaart zich in verbrokkeling versus eenheid, onderling radicaal afwijkende staatkundige en psychologische ontstaansgeschiedenissen, en dientengevolge verschillen in beschaving die, bij verdere opdringing van het Westerse (EU-)liberalisme, de Oost-Europeanen waarschijnlijk zullen aanzetten tot meer weerstand.
Postliberale aftocht
Net als in de middeleeuwen is het einddoel van de Westerse kruistocht de gecentraliseerde vergaring van wereldse macht door enkele machtige organisaties. Als wij voorbij het liberalisme kijken, dan zien we in het Oosten niet “preliberale” volkeren, maar mensen die na eeuwen van vreemde overheersing en verticaal aan hen opgedrongen ideologieën bijeen gebleven zijn. Ondanks alles, maar dankzij hun eeuwenoude geloof en tradities hebben zij hun wereld en eenheid behouden. Van oudsher hebben zij aardse machten, die hun zeiden wat ze moesten denken of doen, genegeerd.
De liberale kruistocht dient geen volkeren maar een oligarchie. Onbeheersbaar en onbeheerst liberalisme heeft het Westen moreel, spiritueel en cultureel verzwakt. De bevolking komt in opstand en maatschappelijke instellingen verliezen hun geloofwaardigheid. Als de kruisvaarders zelf hun levenskracht aan het liberalisme verliezen, is het dan verstandig het liberalisme tegen de levenskracht van andere samenlevingen in te zetten?
In de plaats daarvan kan het Westen van deze samenlevingen leren; niet door ideeën aan hen op te dringen, maar door hun ideeën ter harte te nemen. Die samenlevingen beschikken nog over veel duurzaam sociaal en cultureel weefsel: beproefd ‘sociaal kapitaal’ dat van groot nut zal kunnen zijn voor een toekomst waarin crises elkaar zullen opvolgen en samenvallen. Nu heeft het liberalisme de oostelijke landen nodig om te kunnen overleven, maar deze landen hebben het liberalisme niet nodig... En het Westen ook niet.
Voetnoten
[1] Op 10 Februari 1990 zegde de Duitse minister van Buitenlandse Zaken, Genscher, namens de NAVO aan zijn Sovjet-collega Sjevardnadze toe dat de NAVO zich niet oostwaarts zou uitbreiden.
[2] Rusland heeft intussen het National Endowment for Democracy verboden.
[3] 86,5% van de Roemenen is Oosters-orthodox, 4,6% Katholiek, 5,1% Protestants, 0,2% zonder religie. In een liberaal land als Nederland is 67,8% zonder religie.
Dit is de vertaling van een Afrikaanstalig artikel dat verscheen in vol. 3, 2017, van het Zuid-Afrikaanse tijdschrift Rede. Rede is een blad voor Afrikaners en wordt uitgegeven door Epog; de uitgeverij en het onderzoekscentrum van de Orania Beweging in Orania. Zie hier.
Op De Roepstem geplaatst op 1 juli 2017.
|