Nederzetting aan het
Spaarne
Haarlem heeft een zeer oude geschiedenis die zeker meer
dan 1000 jaar teruggaat. De stad is gesticht op het grensgebied van de
duinen en het veengebied aan de Bakernes. De Bakernes is een versmalling
van het Spaarne dat van zuid naar noord stroomt en zo is het een geschikte
plek voor een handelsnederzetting. Bovendien was Haarlem ook goed
bereikbaar vanuit het oosten, omdat het water vanuit de Zuiderzee toen nog
ver landinwaarts reikte.
De graven van Holland zagen al vroeg de mogelijkheden en
de strategische positie van de nederzetting aan het Spaarne. Haarlem kreeg
dan ook haar deel, toen begin 13de eeuw de stadsrechten werden
toegekend aan vele Hollandse steden. De stad legde zich in de loop van de
tijd steeds meer toe op de handel en de nijverheid. Het zuivere duinwater
en het grote veengebied rondom de stad leverden de ideale grondstoffen
voor bierproductie.
In de Middeleeuwen was de bierproductie wijdverbreid in
de Noord-Duitse laagvlakte. Vooral het kwalitatief goede zogeheten
Jopenbier uit Dantzig was destijds populair. Haarlem imiteerde dit bier om
te kunnen concurreren met andere bierbrouwers en groeide zodoende uit tot
een centrum van bierexport in het westen van Denemarken. Tegenwoordig
brouwt men in Haarlem nog dit Jopenbier, gebaseerd op een oud recept en
met kruiden in plaats van hop.
Wapenfeiten en het
stadswapen
Met de groei van de stad groeide ook de burgertrots.
Het stadswapen van
Haarlem | | De
Haarlemmers bleven echter de onderdanen van de graaf van Holland en
moesten dientengevolge ook dienstplicht vervullen. In 1248 gingen zij met
graaf Willem II mee naar Egypte met de zesde kruistocht onder leiding van
de Franse koning Lodewijk IX. Deze kruistocht eindigde in een nederlaag
van de kruisvaarders, en de Franse koning werd gevangen genomen. Toch was
deze veldtocht belangrijk voor Haarlem.
De Haarlemmers gingen er namelijk prat op dat zij de
ketting over de Nijl bij het Egyptische fort Damiate doorbraken en
zodoende voorgingen in de verovering van dit strategisch gelegen fort. Als
beloning voor hun dapperheid schonk de patriarch van Jeruzalem aan het
stadswapen van Haarlem de zes sterren, en de Duitse Keizer het zwaard. Het
stadswapen bestond tot dan toe uit een groene boom op een wit veld. De
Haarlemmer is dan ook erg trots op zijn wapen.
Boekdrukkunst
In de 15de eeuw groeide Haarlem uit tot een
van de meest vooraanstaande steden van Holland. Dit bracht ook andere
activiteiten tot leven in de stad, waardoor ze langzaam maar zeker ook een
bron van kunst en wetenschap werd. Aan het begin van de 15de
eeuw werd de belangrijkste uitvinding gedaan: de boekdrukkunst. Zo
wedijverde Laurens Jansz Coster (1405-1484) uit Haarlem met Johann
Gutenberg uit Mainz om de uitvinding van de boekdrukkunst.
Of de boekdrukkunst omstreeks 1425 nu in Haarlem of in
Mainz werd uitgevonden; het staat in ieder geval vast dat het Haarlems
Dagblad sinds 1656 onafgebroken wordt uitgegeven. Dat is echter meer dan
twee eeuwen later. Voordien beleefde Haarlem roerige tijden als gevolg van
ontwikkelingen, die indirect voortkwamen uit de boekdrukkunst, namelijk de
reformatie.
Het beleg van Haarlem
De strategische positie van Haarlem werd haar ten tijde
van de Opstand (we schrijven de 16de eeuw, tijdens de Spaanse
bezetting - MRB) noodlottig.
De Hertog van Alva, die in opdracht van de
Koning van Spanje de Nederlanden het vuur aan de schenen
legde | | In
1573 werd de stad belegerd om het verzet in Holland te breken. Het
heldhaftige verzet van de Haarlemmers werd legendarisch, door onder andere
Kenau Simonsdochter Hasselaer, die een afdeling vrouwen aanvoerde. Daar
stamt de uitdrukking ‘een kenau’ vandaan, wat oorspronkelijk dus zoiets
betekent als: kranige of manhaftige vrouw.
De stad viel na een beleg van zeven maanden in handen van
de beruchte Hertog van Alva, die reeds eerder bloedbaden had aangericht in
de steden Mechelen en Zutphen. Nu was het de beurt aan Haarlem en vele
burgers lieten het leven. Haarlem werd niet alleen getroffen door de
vernielingen van de oorlog, maar ook werd de stad in 1576 getroffen door
een enorme brand, die zeker een kwart van de stad in de as legde.
Uit de as herrezen
Omstreeks 1580 zag de toekomst voor Haarlem er dus niet
bepaald rooskleurig uit. De stad lag grotendeels in as en puin en de
bevolkingsaantallen waren door de rampspoed ernstig uitgedund. Toen de
Spaanse legers in de Zuidelijke Nederlanden stad na stad terugwonnen
gloorde er - paradoxaal genoeg - hoop voor Haarlem, dat na 1577 weer in
het kamp van de Prins (Willem de Zwijger - MRB) was. Vele vaklieden uit
het gewest Vlaanderen, dat op zijn beurt nu door de oorlog werd
geteisterd, vonden hun weg naar het Noorden.
Haarlem had vooral een grote aantrekkingskracht op
Zuid-Nederlandse bouwlieden en kunstenaars. Zo vonden de bekwame
bouwmeester Lieven de Key en kunstenaars als Frans Hals hun weg naar
Haarlem. De stad kreeg hierdoor een grote impuls op het gebied van
architectuur en schilderkunst. Niet alleen hebben zij tot op heden hun
sporen nagelaten in het straatbeeld, maar evenzeer in de musea.
Zuid-Nederlandse
architectuur
Lieven de Key stamde uit een familie van metselaars en
werd omstreeks 1560 in Gent geboren.
Ontwerp van Lieven de Key voor het
Gemeenlandshuis van Rijnland in Leiden uit
1596 | | Toen
hij zo’n twintig jaar oud was, was hij reeds aardig bedreven in het vak en
werd hij zowaar in de stadsbronnen genoemd als aannemer voor het werken
aan de versterking van de stad. Toen Gent echter in 1584 in handen viel
van de Spanjaarden moest de Calvinistische familie De Key de stad in
allerijl verlaten.
Eerst vlucht de familie De Key naar het voor protestanten
veilige Londen, alwaar Lieven trouwt met Katelijne van Caluwe. Pas in 1590
besloten zij terug te keren naar de Nederlanden en kozen als woonplaats
Haarlem uit, zoals zovele uitgeweken Zuid-Nederlanders. Inmiddels had
Lieven de Key zich gespecialiseerd in metselwerk met toegevoegde
natuursteen, een vaardigheid die hij ongetwijfeld in Londen heeft verbreed
met Engelse bouwstijlen, zoals de Tudorboog.
De realisatie van De Keys ontwerp: het
Gemeenlandshuis heden (gerenoveerd in
1972) | |
In het zwaar getroffen Haarlem konden ze een
getalenteerde aannemer als De Key wel gebruiken. De verwoesting schiep
niet alleen ruimte voor nieuwe gebouwen, maar ook voor nieuwe plannen.
Haarlem was weliswaar gehavend, maar de stad zou zich snel herstellen. In
het tijdsbestek tussen 1575 en 1625 verdubbelde de stadsbevolking. Tevens
steeg de welvaart door het herstel van de handel.
Lieven de Key kreeg vele opdrachten, niet alleen voor
herbouw, maar ook voor ambitieuze nieuwbouwprojecten. Zijn ster rees snel
en hij werd in 1593 benoemd tot stadsbouwmeester. Zo ontwierp en bouwde
hij de Vleeshal die tot op heden het Haarlemse centrum domineert met haar
grootte en vele ornamenten. Hij verbouwde niet alleen het gehele Haarlemse
stadhuis, maar was ook betrokken bij de nieuwbouw van de gevel van het
Leidse stadhuis. Hij drukte zijn stempel op de stad.
Hollandse meesters, Vlaamse
kunst
De Zuid-Nederlandse nieuwkomers brachten niet alleen hun
architectuur mee, maar ook hun schilderkunst.
Het bekende portret dat Frans Hals in 1640
van de Verlichtingsfilosoof René Descartes
schilderde | | In
Haarlem streken er zelfs buitengewoon vele en getalenteerde kunstenaars
neer, die later bekend werden als de ‘Hollandse meesters van de Gouden
Eeuw’. De bekendste is toch wel Frans Hals (ca. 1583-1666), naar wie ook
een schilderijenmuseum in Haarlem is vernoemd, dat gevestigd is in de
gebouwen waar hij zijn atelier had.
Frans Hals was een leerling van een andere
Zuid-Nederlandse schildertheoreticus Karel van Mander. Hij is vooral
bekend van zijn kinderportretjes, maar zijn bekendste werk is het portret
van René Descartes, dat tegenwoordig in het Louvre hangt. Een andere
bekende Haarlemse meester is Pieter Claesz (ca. 1596-1660), die in Berchem
nabij Antwerpen werd geboren. Hij legde zich vooral toe op stillevens.
De
taalzuiveraar
Als we de luister van Haarlem ten tijde van het
hoogtepunt van haar bloei willen omschrijven, dan mag de predikant Samuel
Ampzing (1590-1632) zeker niet ontbreken. Ampzing was in zijn tijd niet
alleen een verwoed schrijver van morele verhandelingen, maar hij mengde
zich ook op landelijk niveau in discussies over de geloofsleer. Hij
karakteriseerde zich als een echte scherpslijper.
Ampzing getuigde zich echter ook op andere gebieden,
zoals de geschiedenis. Zo schrijf hij in 1628 een "Beschrijvinge ende lof
der stad Haerlem" over de geschiedenis van het door hem zo beminde
Haarlem. Hij hield echter niet alleen van schrijven, maar ook van taal
zelf, met name het Nederlands ging hem na aan het hart. Hij pleitte voor
zuiver Nederlands taalgebruik, wat hij neerlegde in zijn pamflet
"Taelbericht der Nederlandsche spellinge" uit hetzelfde jaar als zijn
"Beschrijvinge".
Conclusie
Haarlem is al eeuwenlang een trotse stad van Hollandse
strijders. De taaiheid van de Haarlemmers is ook te herkennen aan de
strijd die zij gevoerd hebben om hun stad er weer bovenop te krijgen na de
verwoesting in de jaren zeventig van de 16de eeuw. Een impuls
vanuit de Zuidelijke Nederlanden zorgde echter niet alleen voor een aanwas
van de burgerij, maar ook voor een nieuwe impuls op het gebied van kunst
en architectuur. De gebouwen en kunstwerken, die we tegenwoordig als
‘Hollands’ beschouwen, zijn in wezen Zuid-Nederlands. We kunnen dus rustig
zeggen dat Haarlem in de Gouden Eeuw een Hollandse stad was met een Vlaams
gezicht. Drs. Ruud Bruyns is historicus en is
verbonden aan diverse culturele organisaties.
Gebruikte bronnen:
Paul Beliën e.a., Geschiedenis op straat, wandelen door
historisch Nederland (Amsterdam 2005).
Van der Blom, Lieven de Key, Haarlems stadsbouwmeester
(Haarlem 1995).
Webstekken:
http://nl.wikipedia.org/wiki/Haarlem
http://www.ampzing.nl/
Hierdie artikel is geskryf in April 2005 en gepubliseer op
Woensdag 11 Mei 2005.
|