De geuzen worden alom gezien als Hollandse kerels die omstreeks 1572 hun vaderland kwamen bevrijden door de bezetting van het Hollandse stadje Brielle. Het is echter weinig bekend dat een buitenproportioneel deel van de geuzen niet uit het Noorden kwam, laat staan Nederlands sprak. Aan de hand van dit artikel wil ik de rol van de Waalse protestanten tijdens de 16de eeuw aan het voetlicht brengen.
Het Waalse aandeel in de reformatie In de protestantse geschiedschrijving is er een aantal vooraanstaande geestelijk leiders te onderscheiden. Een van de belangrijksten is Guy de Brès (°1520-1567), die de Nederlandse Geloofsbelijdenis opstelde. Dit document vormt de basis voor het Calvinisme in de Nederlanden. De Staatkundig Gereformeerde Partij (SGP) heeft haar wetenschappelijke bureau vernoemd naar deze vooraanstaande reformator uit Henegouwen (de Guido de Brès-Stichting - MRB). Guy de Brès kwam in 1522 te Bergen (Mons) in Henegouwen ter wereld. Vanaf het moment dat hij zich tot de reformatie bekeerde reisde hij onophoudelijk als predikant door de Zuidelijke Nederlanden. Hij week vanwege vervolging tijdelijk uit naar Genève, ontmoette daar Calvijn en ging bij hem in de leer. Uiteindelijk werden zijn zendingsactiviteiten hem fataal en werd hij in 1567 veroordeeld en terechtgesteld te Valenciennes (Valencijn) in Henegouwen. Het is geen toeval dat Henegouwen een vruchtbare streek voor de reformatie was. Henegouwen grensde aan Picardië, waar Calvijn zelf vandaan kwam. Bovendien grensde Henegouwen direct aan Frankrijk, waar de reformatie vroeger op gang kwam dan in de Nederlanden. Met het gebruikelijke grensverkeer kwamen ook nieuwe opvattingen binnen. Henegouwen zal verder in het artikel nadere aandacht krijgen.
De oorsprong van de Geuzen Het woord geus heeft in de vaderlandse geschiedenis in de loop de tijd een magische bijklank gekregen. De geuzen waren de kleine groepjes rebellen die durfden op te staan tegen de tirannie en godsdienstvervolging van Filips II. Er is dan ook vaak teruggegrepen op deze naam, zoals tijdens de Tweede Wereldoorlog, toen met name
De oorsprong van het woord geus is echter minder vleiend. De oorsprong stamt uit de tijd voorafgaand aan de Opstand. Op 5 april 1566 overhandigde het Eedverbond der Edelen een petitie aan de landvoogdes Margaretha van Parma met het verzoek om de vervolging van protestanten te staken. Op de vraag van de landvoogdes over wie er deel uit maakten van het Verbond antwoordde graaf Karel van Berlaymont: "'Ce ne sont que des gueux" ("Het zijn slechts schooiers" MRB). De edelen besloten na deze belediging de naam gueux (bedelaars, schooiers) niet te verwerpen, maar als een eretitel te beschouwen. Er werden daarop tal van geuzenpenningen geslagen, dat waren muntjes die men aan de hoed droeg om de protestantse gezindheid te tonen. Met het uitbreken van de Opstand in hetzelfde jaar werden de opschriften op de penning in de loop de tijd steeds grimmiger: Liever Turks dan paaps.
Graven van Egmont en Horne Lamoraal, graaf van Egmont (°1522-1568) was een hoge edelman uit Henegouwen, wiens geslacht al generaties lang verbonden was aan de Nederlanden. Hij onderscheidde zich ook in de oorlogen tegen Frankrijk en behaalde overwinningen bij Saint-Quentin en Grevelingen. Daarop werd hij in 1559 benoemd tot stadhouder van Vlaanderen en Artesië. Dit bracht hem in direct conflict met de
Egmont zat samen met Granvelle, Graaf Horne (°1524-1568) en Willem van Oranje in de Raad van State. Samen met Graaf Horne en de Prins van Oranje verzette hij zich tegen de inquisitie van kardinaal Granvelle. In 1564 slaagde het drietal erin Granvelle van zijn functie te ontheffen. Egmont stond samen met Oranje en Horne een verdraagzame houding voor tegenover de protestanten, maar de Beeldenstorm maakte daar in 1566 een einde aan. De graven van Egmont en Horne speelden een belangrijke rol in de escalatie van de verhouding tussen de Spaanse koning en de Nederlandse burgers. De executie van de twee hoge edelen op 5 juni 1568 op de Grote Markt van Brussel door de hertog van Alva (°1508-1583) riep een storm van verontwaardiging op en sterkte Willem van Oranje in zijn mening dat hij met recht ongehoorzaam was aan een vorst die zo tiranniek was.
Oranje en Marnix de Sainte Aldegonde Philips van Marnix, heer de Sainte Aldegonde (°1540-1598) was een geboren Brusselaar, maar stamde uit een Frans geslacht uit Savoye. Hij was de persoonlijke secretaris van Willem van Oranje. Hij had eveneens vele psalmen en geuzenliederen op zijn naam staan. Vermoedelijk was hij de dichter van het Wilhelmus. Hij had zijn bezittingen voor een deel in Henegouwen en hij sprak zoals alle hoge edelen in het dagelijkse leven Frans. Jan van Marnix, heer van Toulouse en van Beaudrenghien (Budingen) (°1538-1567) was de oudere broer van Philips.
Terwijl de geuzenbende bij Oosterweel in de pan werd gehakt keek Philips vanaf de stadsmuren van Antwerpen toe. Hij stond toen al sterk onder de invloed van de meer diplomatiek aangelegde Willem van Oranje. Door een speling van het lot werd Philips overigens burgemeester van Antwerpen in 1583, maar hij moest in 1585 de stad opgeven aan de hertog van Parma. Hij trok zich daarna terug uit het openbare leven en stierf in 1598.
Opstand in Brielle en Bergen Op 1 april overmeesterden de geuzen het Hollandse stadje Brielle aan de monding van de Maas. Daarop verklaarden enkele Hollandse steden zich voor de Opstand onder leiding van de Prins van Oranje. Nu de hertog van Alva van zijn stuk leek gebracht organiseerde de broer van Oranje, Lodewijk van Nassau, in april 1572 een inval vanuit het Zuiden met als doel de inname van de stad Bergen (Mons), de hoofdstad van Henegouwen. De inname van een grote stad als Bergen kon echter niet gebeuren zonder hulp van binnenuit. Antoine Olivier, een schilder uit Bergen die in nauw contact stond met Willem van Oranje, hielp met het opzetten van de overval. Deze Waalse Koppelstock slaagde erin de poorten van de stad open te zetten, waardoor Lodewijk van Nassau ongehinderd de stad kon nemen. De vreugde was slechts van korte duur, want al in juni belegerden de Spanjaarden de stad. In juli 1572 trok Willem van Oranje met een groot leger de Rijn over om dwars door de Nederlanden te trekken en zijn broer te ontzetten. Hij trok over de Maas dwars door Brabant naar Henegouwen, maar zijn leger werd vlak buiten Bergen overvallen en uiteen geslagen door de goed getrainde Spaanse troepen. Lodewijk gaf zich vervolgens over in ruil voor een veilige aftocht van hem en diens leger naar Duitsland.
Louis de Boisot Intussen verliep de Opstand in Holland niet erg succesvol. Ondanks dat de Spaanse aanval op Alkmaar in 1573 was afgeslagen, waren de overige Hollandse steden niet gevrijwaard van de Spaanse legers. In 1574 werd Leiden belegerd en bracht de hongersnood de stad bijna op de knieën. Slechts het onder water zetten van Zuidelijk Holland, strekkende van Schiedam tot Leiden, kon de val van de stad voorkomen en op 3 oktober 1574 werd Leiden ontzet. De leider van de geuzenvloot die Leiden kwam ontzetten was Louis de Boisot (°1530-1576), Heer van Ruart. Boisot was een edelman uit Bourgondië, die zich al vroeg inzette voor de Opstand. Reeds in 1569 was hij als koerier in dienst van Willem van Oranje. In 1573 versloeg hij de Spaanse vloot bij Reimerswaal, waardoor de Spaanse dreiging op zee werd gebroken. Het ontzet van Leiden in 1574 deed zijn ster verder reizen. Nog steeds luistert de kade waar Boisot in oktober 1574 vermoedelijk aanlegde naar zijn naam. Boisot werd na het ontzet van Leiden weer ingezet in Zeeland, alwaar de Spanjaarden zich flink roerden. De strategisch gelegen plaats Zierikzee werd in 1576 door de Spanjaarden belegerd en Boisot was vastbesloten de Zeeuwse stad te ontzetten. Zijn schip kwam echter door het terugtrekkende tij droog te liggen en werd aangevallen door de Spanjaarden. Hij trachtte al zwemmend te ontkomen, maar stierf door uitputting.
Unie van Atrecht Het strijdtoneel van de Opstand verplaatste zich in de jaren 70 van de 16de eeuw van het Zuiden naar het Noorden der Nederlanden. Luxemburg was de traditionele aanvoerweg van nieuwe troepen vanuit Italië en het onafhankelijke prinsdom Luik was stevig in handen van de Rooms-Katholieke bisschop en viel als zodanig buiten de Nederlanden. Henegouwen bleef echter een broeinest van militant protestantisme. Op 6 januari 1579 werd in Atrecht (Arras),
Naderhand is vaak betoogd dat de Unie van Atrecht een exclusief Waalse aangelegenheid zou zijn. Dat is echter aantoonbaar onjuist. Doornik (Tournai) en Valencijn (Valenciennes) bleven tot 1579 protestantse bolwerken. De Walen waren niet minder protestants dan het Noorden, sterker nog: duizenden Walen verhuisden na de Unie van Atrecht massaal naar het Noorden en vonden onderdak bij de verwante protestanten aldaar.
Waalse gemeenten in ballingschap In 1571 was er al een nationale synode gehouden, die tweetalig was, maar in 1578 werd definitief besloten dat de Waalse Kerken deel uit bleven maken van de Nederlandse Hervormde Kerk. Naarmate de Contrareformatie onder invloed van de Spaanse heroveringen in de Zuidelijke Nederlanden aan terrein won, werden de vluchtelingenstromen uit het Zuiden richting het Noorden groter. Als gevolg daarvan werden er permanente Waalse gemeenten gesticht in de grote steden van de Noordelijke Nederlanden. De oudste gemeente op Nederlandstalige bodem is die van Maastricht uit 1571, gevolgd door Middelburg in 1574. In 1578 werd in Amsterdam de eerste Waalse gemeente gesticht en na de val van Antwerpen in 1585 was er in vrijwel elke grote stad in de Noordelijke Nederlanden een Waalse gemeente te vinden. De Walen vluchtten echter niet alleen naar het Noorden, maar ook overzee naar de nieuwe Nederlandse kolonies, zoals Nieuw Amsterdam in Amerika en Batavia in de Indische archipel (en, uiteraard, naar Zuid-Afrika MRB). De Waalse gemeenten werden veelal ondergebracht in voormalige Rooms-katholieke kerken of kloosters midden in de stad. In Delft schonk Willem van Oranje de Waalse gemeente de voormalige kerk in bruikleen van het klooster, waar hij zijn residentie hield: de Prinsenhof. Hij bezocht er vaak de mis om deze in het Frans bij te wonen. Na zijn dood in 1584 werd de kerk definitief bezit van de Waalse gemeente.
Conclusie Vele Walen waren al vroeg gewonnen voor het protestantisme en vervulden sleutelposities aan het begin van de Opstand. Niet alleen Walen, maar ook vele van oorsprong Franstaligen waren verbonden aan de protestantse zaak en als zodanig aan Willem van Oranje. Vele edelen spraken Frans, niet vanwege hun Franse afstamming, maar omdat het de taal van de diplomatie en het hof was. Dit zal ook het geval zijn geweest met Willem van Oranje. Aanvankelijk was de reformatie sterk vertegenwoordigd in het Zuiden, met name in Henegouwen. Later zou het zwaartepunt van de Opstand in Holland komen te liggen. De Unie van Atrecht was de doodssteek voor het protestantisme in het Walenland, maar vele Walen zouden hun toevlucht zoeken in het Nederlandstalige Noorden en gemeenten stichten, die vaak tot op de dag vandaag hun sporen hebben nagelaten in de grote Noord-Nederlandse steden. Drs. Ruud Bruyns is historicus en is verbonden aan diverse culturele organisaties. Hierdie artikel is gepubliseer op Woensdag 19 Julie 2005. Tweeten Twiet |
|