|
Berigte uit die Suide IV
Prof. Wannie Carstens' grote werk voor de Afrikaanse taal
Door Marcel Bas
|
18/06/2018
Juni 2018: prof. W.A.M. Carstens ('prof Wannie') heeft groot werk verzet voor het Afrikaans. De onvermoeibare professor van de Potchefstroomse Noord-Wes Universiteit is taalactivist maar bovenal een groot taalkundige. In december 2017 schreven wij in Berigte uit die Suide II dat hij met pensioen ging, maar niet stil zou blijven zitten. Waarvan akte: zijn cursus Afrikaanse Taalkunde aan de Universiteit Leiden is achter de rug en hij heeft onlangs een indrukwekkend boek over het Afrikaans voltooid. Hierover, over zijn andere recente boeken, én over de geschiedenis en toekomst van het Afrikaans, sprak Carstens onlangs met prof. Pieter Muysken in het Zuid-Afrikahuis in Amsterdam.
Veronachtzaming van een on-Europees verleden
Nadat Pieter Muysken hem over de oorsprong van het Afrikaans heeft gevraagd (gespecialiseerd in taalbeïnvloeding kwam Muysken aan de Radboud Universiteit via collega-taalkundige Hans den Besten veel te weten over het Afrikaans, en bleef hij er sindsdien over geïnformeerd) schetst Carstens ons op de hem bekende, bevlogen manier het beeld van de Kaap de Goede Hoop,
Pieter Muysken
| |
waar een bij uitstek koloniale situatie heerste. Er was daar sprake van innig taalcontact tussen Europeanen, inheemse mensen en slaven uit Afrika en Azië, die een nieuwe taal tot stand brachten. Carstens benadrukt dat dit gegeven – het belang van taalcontact met niet-Europese talen voor de totstandkoming van het Afrikaans – vroeger minder benadrukt werd dan thans.
In de twintigste eeuw werd het Afrikaans namelijk vooral als Europese taal gepresenteerd en werden niet-blanke elementen veronachtzaamd. Carstens, die in 1977 als docent aan de Universiteit Stellenbosch begon, vertelt over hoe destijds zijn vakgroep de toen zeer invloedrijke taalkundige J. du P. Scholtz 'ademde',
en hoe de wording en ontwikkeling van het Afrikaans begrepen werd als een hoofdzakelijk Nederlandse aangelegenheid. Maar tegenwoordig schetsen navorsers in dezen de invloed van de slaven aan de Kaap en hun meesters; Afrikaanstalige moslims aan de Kaap, aan wie het Afrikaans zijn oudste opgestelde teksten – in het Arabisch schrift – te danken heeft; Kaaps-Hollands (zeg maar proto-Afrikaans) dat door de VOC en Nederlandstalig onderwijs in haar creolisering afgeremd werd; en uiteraard de invloed van het Nederlands in de Bijbel op het Afrikaans dat in de negentiende eeuw landinwaarts genomen werd. De Bijbel heeft het Afrikaans in zijn verspreiding in zijn ontwikkeling verrijkt – en op het Nederlandse pad gehouden.
En Carstens vertelt over het imago van de taal: hoe in de twintigste eeuw de taal een blank imago moest krijgen, en hoe in de eenentwintigste eeuw het Afrikaans te lijden heeft onder het verdwijnen van Afrikaanstalig onderwijs. En over hoe het Afrikaans maar niet afkomt van dat twintigste-eeuwse exclusief blanke imago, en hoe dat bijdraagt aan het eveneens hardnekkig imago als die onderdrukkerstaal van weleer.
Belangwekkende nieuwe boeken
Met groot enthousiasme spreekt Carsten desgevraagd over de totstandkoming van de dikke, belangwekkende boeken die onlangs van zijn hand zijn verschenen, en wat die in zijn eigen bewustwordingsproces over het Afrikaans teweeg hebben gebracht. Onlangs beleefde zijn standaardwerk Norme vir Afrikaans de zesde druk, en zijn er twee opmerkelijk grote werken van zijn hand verschenen: Ons kom van vêr: Bydraes oor bruin Afrikaanssprekendes se rol in die ontwikkeling van Afrikaans, samen met Michael le Cordeur (2016) en Die Storie van Afrikaans: uit Europa en van Afrika,deel 1, samen met Edith Raidt (2017). Later dit jaar zal Die storie van Afrikaans, deel 2 verschijnen.
Het dikke boek Die storie van Afrikaans, deel 1 (639 blz.) is geënt op het belangwekkende taalhistorische werk Afrikaans en sy Europese verlede (1971) van Edith Raidt. Zoals velen schreef Raidt destijds in de traditie van de bovengenoemde, grote J. du P. Scholtz, waarbinnen het Afrikaans hoofdzakelijk als een soort uit Hollandse dialecten voortgekomen Schmeltzsprache
Wannie Carstens
| |
voorgesteld werd. Nieuwere inzichten, verschaft door de Nederlander Hans den Besten, Paul Roberge en Christo van Rensburg, verschaften echter het beeld van een door taalverstoring – creolisering – veranderde taal. Het Nederlands hield op Nederlands te zijn omdat de taal in de monden van aan de Kaap geboren burgers en anderstalige en andersrassige slaven, vereenvoudigd moest worden. Slaven hadden het Nederlands immers onvolledig aangeleerd en moesten voor hun communicatie een nieuwe syntaxis bedenken. Vervolgens zou de Nederlandse moedertaal tot in de verre toekomst deze contacttaal voortdurend een normatieve bijsturing verschaffen.
Carstens en Raidt, beiden academische schrijvers, besloten hierover voor een breder publiek een alomvattend taalhistorisch boek te schrijven, mét behoud van veel van Raidts analyses en vondsten, én vermeerderd met de nieuwe inzichten en bronnen, alsook met een veelheid aan Carstens’ eigen vondsten.
Nieuwe inzichten
Carstens merkt op hoe daar aan de Kaap vanaf dag één – maar waarschijnlijk al decennia voorafgaand aan de officiële VOC-kolonisering – vermenging van het Nederlands met de talen van de Khoi (inheemse jagers-verzamelaars die er vóór de komst van de blanken en zwarten leefden) plaatsvond. Ondanks haar Afrika-identiteit (een imago dat tegenwoordig erg populair maar daarom niet minder waar is) is de Afrikaanse taal volgens het boek echter weldegelijk een Germaanse taal. Aan de hand van het beeld van een boom verduidelijkt Carstens hoe de herkomst en de variëteiten van het Afrikaans moeten worden geïnterpreteerd: de “penwortel” van de taal ligt in Europa – in het Nederlands dus – maar in Afrika is zij tot taal geworden: haar veelheid aan vertakkingen – blanke en niet-blanke dialecten – vormen de boom: Afrikaans.
Met name die niet-blanke dialecten werden lang genegeerd. Daarom zal Deel 2 proberen veel aandacht te besteden aan de Bruine geschiedenis maar ook aan de vele sociale, maatschappelijke en (afnemende) openbare functies van het Afrikaans. Het zal verder trachten de door de veronachtzaming opgelopen leemte in kennis en waardering van het Bruin Afrikaans recht te trekken.
Ter illustratie van veronachtzaamd Afrikaans (in dit geval Kaap Afrikaans) verzoekt Muysken Carstens een gedicht voor te dragen van de Kaapse dichter Adam Small (1938 – 2016). Carstens leest voor:
Kô, lat ons sing
Vrinne
lat ons die Bybel oepeslaan
en lat ons daaryt lies –
o Allahoegste Gies
lat hierie woorde na onse harte gaan! –
yt die twiere boek van Mosas
yt die Exoras
yt die viere hoefstuk die ee’ste en die twiere verse –
o God
maak vi’ ons lig moet hierie woorde soes moet kerse! –
toe antwoord Mosas en hy sê: ma’ wat
as hulle my nie glo, nie aan my woorde vat
as hulle sê die Here het nie ga-appear aan my?
ma’ die Here sê vi’ hom: djy sal djou mense lei
wat’s in djou hand?
en Mosas sê: ‘n staf
nou vrinne
dit was al wat hy gahad het
hierie man van God
’n staf
’n dooie stok
en boenop het hy nog gahakkel ok
ma’ die Here het toe lank moet hom gapraat
oor hoe hy moet daai kierie doodgaslaat
het die Egiptenaar
en Mosas het sy groote kop lat hang
en toe
toe skielak was daai selfde kierie in sy hand ’n slang!
nou vrinne
die Here het gabring
aan my sy wonnerwerke oek so
hy het gavra wat’s in my hand
en vrinne
in my hand was my kitaar
Kô, lat ons sing
Boekwerk gewijd aan de Bruine Afrikaanstalige gemeenschap
De leemten in kennis die Carstens tijdens het schrijven van Deel 1 gevoelde, brachten hem ertoe met Michael le Cordeur (een taalkundige uit de Bruine gemeenschap) een boek samen te stellen dat het Afrikaneroverwicht op de taal moet verlichten: Ons kom van vêr (2016). Het gaat, onder andere, over de sprekers en de taal van Distrik Ses (de Kaapse woonwijk die tot blank gebied werd verklaard en op enkele straten na met de grond gelijk werd gemaakt). Le Cordeur en Carstens
Michael le Cordeur
| |
vroegen Bruinmense in hun eigen woorden te verhalen over hun gemeenschappen, werk, dagelijks leven, taalgebruik en meer. Sommige persoonlijke verhalen over wat de Bruine gemeenschap was aangedaan grepen Carstens aan; vele bevatten voor hem nieuwe informatie over deze Afrikaanstalige gemeenschappen, en in sommige gevallen werden er zelfs woorden gebruikt die Carstens niet kende! (Die woorden zijn, inclusief de van het Standaardafrikaans afwijkende uitspraken, integraal in het boek verwerkt met verklarende voetnoten.)
Met de totstandkoming van dit eveneens kloeke boek (dit telt 632 bladzijden) werden de samenstellers eens te meer met de neuzen op de “versweë stories” en het onrecht van weleer gedrukt. Carstens werd zich gaandeweg bewust van hoe groot de invloed van de Bruine sprekers op het Afrikaans eigenlijk is, en hoe bitter weinig dit al die jaren erkend en gekend werd. Het samenstellen van het boek was niet alleen opvulling van een leemte maar nam ook de vorm aan van een bewustwordingsproces. Het resultaat is een gedrukte goudmijn aan kennis over de Bruine Afrikaanse taalgemeenschap.
De achteruitgang van het Afrikaans
Ter afsluiting volgde er een gesprek met vragen uit het publiek. Een vraag wil ik daaruit lichten: “Prof, mag ek vra hoe sien u die toekoms van Afrikaans?” Carstens blijft even stil. Dan verzucht hij het volgende. We moeten er geen doekjes omwinden dat het Afrikaans onder enorme politieke druk staat vanwege zijn politieke verleden. ‘Dit moet stoppen’. Hij hoopt dat Ons kom van vêr Zuid-Afrikanen zal helpen met deze geschiedenis om te gaan: ‘Demografisch staat het Afrikaans er goed nog voor’. Echter, vier zaken schetsen het beeld van een taal in grote problemen: de functies van de taal zijn de laatste jaren razendsnel afgenomen (Afrikaans als, bijvoorbeeld, rechtstaal is drastisch geslonken – slechts 5% van de zaken worden nog in het Afrikaans gevoerd); de taal slinkt als onderwijstaal (zie de universiteiten – Carstens’ jarenlange, onverdroten protesten aan de Universiteit van Stellenbosch hebben weinig invloed gehad); de taal heeft een slecht imago (vooral zwarten – nu in besluitnemende posities – hebben negatieve ervaringen met het Afrikaans); en de Afrikaanstaligen spreken erg veel Engels, waardoor er erg veel taalcontact ontstaat (hetgeen taalvermenging en uiteindelijk verengelsing en zelfs verruiling van verengelst Afrikaans voor het Engels tot gevolg kan hebben - MB).
Maar er is veel wat men kan doen, zoals ‘moenie dom dinge vir Afrikaans doen nie’. Zulke domme dingen zijn ‘ergens op een dorpje in de West-Kaap een concert geven en daarbij luidkeels het oude volkslied zingen’ [1], of in een winkel agressief aandringen op Afrikaans. Carstens vindt dat het tijd is te erkennen dat de toekomst van het Afrikaans bij de jeugd ligt – niet alleen bij de blanke jeugd, maar volgens de taalkundige Tim du Plessis vooral bij de Bruine jeugd. ‘Maar we moeten ons bewust blijven van de druk’, aldus Carstens, op bezorgde toon, ter afsluiting van deze avond in Amsterdam.
Voetnoot
[1] Carstens doelt hier ongetwijfeld op de Afrikanerzanger en -activist Steve Hofmeyr, die op podia het volkslied Die Stem van Suid-Afrika pleegt aan te heffen. Ook in eerdere toespraken heeft Carstens soortgelijke acties veroordeeld als acties voor het Afrikaans die de taal geen goed doen. Het gaat deze activisten echter om meer dan enkel taalbelangen. Het gaat hun om etnische belangen. Zo probeert Hofmeyr, met het blijven zingen en eren van Die Stem, zich vooral te verzetten tegen de afbraak van de Afrikanercultuur door de regering.
Hierdie artikel is geskryf op 2 Junie 2018.
By Die Roepstem gepubliseer op 18 Junie 2018.
|
|
|