Naar hoofdbladzijde / Na hoofbladsy
  Thuis/Tuis   |   Marcel Bas   |   Nieuws/Nuus   |   Vragen/Vrae   |   Links/Skakels   |   Contact/Kontak


Artikelen en bijdragen
Artikels en bydraes

De Afrikaanse taal
Die Afrikaanse taal

De Nederlandse taal
Die Nederlandse taal

Zuid-Afrika
Suid-Afrika

De Afrikaanstaligen
Die Afrikaanstaliges

De Nederlandse cultuur
Die Nederlandse kultuur

Heel-Nederland
Groot-Nederland

Europa
Europa

De volksliederen (MP3)
Die volksliedere (MP3)

Texts in English
Tekste in Engels

Het Zwarte Piet-hoekje
Die Zwarte Piet-hoekie

Grote AF-NL woordenlijst
Groot AF-NL woordelys



U kunt hier het boek bestellen





Teken of kyk na ons besoekersboek



Volg ons ook
op Facebook

Volg ons ook op Facebook

De Roepstem
Die Roepstem





Paul Kruger en zijn volk

Opkomst en ondergang van de Boerenrepublieken


  Door Marcel Bas



President Paul Kruger


Enkele decennia voor de vorige eeuwwende tekende zich onder de Nederlanders een verandering van houding jegens de Boeren af. Eerst stonden de Boeren – de blanke, zuidelijk Afrikaanse "Nederlandstalige" nakomelingen van zeventiende-eeuwse Hollanders, Duitsers en Franse Hugenoten – in Nederland bekend als enigszins verwilderde, conservatieve ex-Nederlanders. Maar met het verslaan van de Engelse militairen bij de Majoebaberg in 1881, en de zegepralen in het begin van de negentien jaar later door het Britse Rijk ontketende Boerenoorlog wekte hun aanwezigheid aan de zuidelijke punt van Afrika bewondering en belichaamden de Transvalers alles wat de Nederlander in zichzelf wou herkennen: moed, volharding en culturele, godsdienstige voornaamheid.

De Nederlanders waren in die tijd een nationalistisch volk en grote staatslieden als Abraham Kuyper maakten er geen geheim van heel-Nederlands te denken en de Boeren alle morele steun te geven die er te geven was. Frappant was dat de Boerengemeenschap eveneens een periode van toenemende trots en nationalisme doormaakte.
Deze verhandeling gaat over de roemruchte geschiedenis van de Boerenafrikaners in de vorige eeuw, en in 't bijzonder over de mens Paul Kruger.



Het Afrikaans


"Di vierkleur van ons dierbaar land,
Di waai weer o'er Transvaal;
En wee di Godvergeten hand,
Wat dit neer wil haal!
Waai hoog nou in ons heldre lug,
Transvaalse Vryheidsvlag!
Ons vyande is weggevlug,
Nou blink 'n blyer dag!"

De Vierkleur van Transvaal

Het eerste couplet van een Transvaals Volkslied, getiteld Die Vierkleur van Transvaal geeft een idee van hoe men ten tijde van het bestaan van de twee Boerenrepublieken Oranje Vrijstaat en Zuid-Afrikaansche Republiek de eigen taal, het Afrikaans, schreef. Onder invloed van de bekende Nederlandse spellinghervormer Kollewijn veranderden de Afrikaners echter in de twintigste eeuw hun spelling in de Afrikaanse schrijfwijze die in grote mate nog steeds geldt.

De Dietse talen waren zeer belangrijk voor de Boeren. In de eerste plaats was het Nederlands de taal van dikwijls het enige boek dat ze bezaten (de Statenbijbel) en in de tweede plaats was hun moedertaal, het Afrikaans, de dagelijkse herinnering aan hun geschiedenis en hun voornaamste manier waarmee ze zich konden onderscheiden van de Engelse kolonisator.
Het vroege Afrikaans is geheel spontaan ontstaan uit de spraakverwarring die zich voordeed toen Hollandse dialectsprekers aan de Kaap in contact kwamen met slaven, Franse Hugenoten en Nederduitstaligen. De daaruit ontstane lingua franca stelde mensen in staat in een – zij het vereenvoudigd – Nederlands met elkaar te communiceren, waarbij de nadien aan de Kaap geboren generatie Nederlanders, Duitsers en Fransen dit gebroken 'Aanleerdershollands' overnamen van hun (gekleurde) kindermeisjes en vriendjes. Niemand had ook maar het verste voornemen een volk te vormen met eigen kenmerken, dat uiteindelijk zou breken met de oorspronkelijk Nederlandse taal en het Nederlands gezag om verder te gaan als – zoals we hen thans kennen – Afrikaners of zelfs Boeren. Een interessante ontwikkeling.
Het Diets – hetzij als Afrikaans, hetzij als Hooghollandsch – overleefde met het blijven van de gewezen V.O.C.-ambtenaren en de inheemsen aan de Kaap en de wijde omtrek daarvan. De geschiedenis van het Kaaps-Hollands (oude naam voor het Afrikaans) leert ons dus dat het ontstaan van de taal spontaan was, maar dat de taal twee eeuwen later, in de negentiende eeuw, geen spontaan en ongestoord verloop mocht kennen. De ellende die het Afrikaans-zijn opriep door de confrontatie met de Engelsen alleen al is een groot dieptepunt in de geschiedenis van de Afrikaanstaligen.


De Grote Trek

Een onvergetelijke gebeurtenis was de zogeheten Grote Trek: een massale migratie van Afrikaners vanuit de Kaapkolonie naar het noorden die grote vormen aannam in 1838. Deze vele duizenden mensen hadden al hun schepen achter zich verbrand, om zich daarna met ossenwagens honderden kilometers ver in het woeste landschap te wagen teneinde voor eens en voor altijd de vrijheid te vinden die hun voorouders al hadden gezocht door als zogeheten Vrijburgers en vrije boeren van de directe omgeving van Kaapstad weg te trekken. De beginroutes van deze migratiestromen van de Grote Trek naar oorden als de Transvaal, Natal en de Vrijstaat werden ontdekt en gelegd door verkenners, daarna door de zgn. Voortrekkers (met in hun kielzog vele honderden mensen), en uiteindelijk werd de Trek door duizenden mensen ondernomen. De – ook Afrikaanstalige – gekleurde huishulpen en hun families vergezelden de Boeren vaak op hun immense tocht met hun levende have. Er waren echter ook vele huishulpen die de terugtocht verkozen.


Belangrijke redenen voor de Boeren om hun Kaapse vaderland te verlaten waren ruimtegebrek, onvrede met het Britse beleid in de Kaapprovincie, verlangen naar het oude, volgens het Nederlandse model van landdrosten en heemraden gevoerde rechts- en landsysteem, het stichten van een gemeenschap waar alleen christenen zouden leven, en een andere belangrijke reden was de talrijke veediefstallen door de zwarte Xhosa's. Land werd schaars, de Boeren moesten aan de Britten veel belasting betalen voor hun boerderijen, terwijl ze de volgende dag hun levenswerk konden zien verdwijnen in de handen van de Xhosa. Steeds meer Xhosa's drongen ook vanuit het noorden de oostelijke Kaapprovincie binnen, op de vlucht voor de gevolgen van de Mfecane die zich in het oosten en noordoosten van Zuid-Afrika voordeed. Mfecane was een proces van verdrijving en genocide ten gunste van nieuwere inheemse koninkrijken. Door de gebrekkigheid van de mondelinge informatiecultuur der Bantoes is het moeilijk dit proces goed te beschrijven, maar historici gaan ervan uit dat deze gebeurtenissen voor Afrikaanse begrippen net zo ingrijpend waren als de Holocaust voor de westerse wereld was.


Expansie van het Nederlands

De betekenis die de hachelijke onderneming der Voortrekkers voor het Nederlands heeft gehad is tegenwoordig goed zien; de Afrikaners en Bruinmense van de provincies voorbij de Oranjerivier zijn voor het grootste deel Afrikaanstalig en heden ten dage heeft elke familie thuis nog wel een oude Bijbel in het Nederlands, of beter nog, Hooghollandsch; een boek dat in de voorkist van de ossenwagens mee was gevoerd. Deze vrijheidszoekers hebben het Afrikaans en het Nederlands honderden kilometers verder verspreid, en de te stichten nederzettingen kregen bijkans allemaal Nederlandse namen. Tot in Angola kwamen de boerenwagens (om later uit te wijken naar Namibië); nu nog hebben de nakomelingen van die families steevast het Afrikaans als taal. De primitief ogende ossenwagen met witte huif had het zuidelijk Afrikaanse land voor de Nederlands-Kaapse beschaving ontsloten. Voor vele jaren was die ossenwagen het enige vervoer én het enige onderdak. Men bad, sliep, las en reisde erin.


Paul Krugers jeugd

Een Afrikanerjongen, wiens achternaam met zijn voorouders uit het achttiende-eeuwse Duitsland naar de Kaap was gekomen, woonde met zijn ouders, broeders en zusters op een boerderij in het plaatsje Colesberg in het uitgestrekte, oostelijke gewest van de door de Britten beheerste Kaapkolonie. Dit gezin was een goed voorbeeld van de Boerenfamilie die allang niet meer in het gebied van de Moederstad Kaapstad leefde maar, op zoek naar meer weidegronden en vrijheid, langzamerhand de oostelijke en noordelijke grenzen van de Kaapkolonie hadden bereikt.


Thans de Provinsie Noordkaap, met rechtsonder Colesberg.


En de Provinsie Ooskaap waar ook veel Grensboeren leefden;
met Grahamstown/Grahamstad, waar Piet Retief van wegtrok en zijn befaamde
lijst van redenen voor de Grote Trek liet publiceren (in de Grahamstown Journal).


Boerenfamilies waren dikwijls zeer kinderrijk. De hele Kaapkolonie was buiten de stad om bevolkt door hier en daar Afrikanerfamilies die een aanzienlijke levende have bezaten. Als door een herder die over zijn schapen waakt hield de oudste man, de stamhouder van de familie, deze clan-achtige sibbegemeenschappen bijeen. Ze werden beheerd door de oudste man, de stamhouder van de familie; de Boeren vormden een door patriarchen geleide, individualistische samenleving. Dat gold ook voor de leefomgeving van deze jongen; hij was het derde kind van Caspar Jan Hendrik Kruger en zijn echtgenote Eliza Steijn, dochter van Douw Steijn van de boerderij Balhoek, hij zag het levenslicht op 10 oktober 1825. Op negenjarige leeftijd verliet hij met zijn familie (ook zijn ooms Gert en Theunis Kruger) de boerderij op Colesberg. Zijn naam was Stefanus Johannes Paulus Kruger; een oude vrouw had zijn moeder voorspeld dat Paul hoog in de wereld zou stijgen.
In zijn Paul Kruger’'s Gedenkschriften, een boek uit 1902, schrijft deze persoon dat hij te jong was om zich in te laten met de beweegredenen van zijn ouders om weg te trekken, maar iedereen deed het en

"(...) de Engelschen hadden eerst hun (= van de Boeren-MRB) slaven verkocht en, toen zij het geld er voor ontvangen hadden, de slaven weder hadden vrijgemaakt. Er zou schadevergoeding worden gegeven, doch die moest in Engeland worden uitbetaald en daar persoonlijk door een agent in ontvangst moeten worden genomen. De kosten, die aan deze wijze van uitbetaling waren verbonden, waren vaak hooger dan het kapitaal en daarom zagen velen liever van hun toekomende bedrag af, dan dat zij er de moeite en ergernis van wilden hebben. Zij wilden echter ook niet meer onder zulk een onrechtvaardig bestuur wonen. Hierbij kwam nog, dat de Kaffers herhaaldelijk in de Kolonie vielen en het vee van de Boeren wegnamen, dan kwamen de Engelsche generaals en verklaarden al het vee tot oorlogsbuit, waarvan de Engelsche regeering dan eerst haar oorlogskosten moest aftrekken, waarna het overige aan de vroegere eigenaren – die, nota bene, zelf meegevochten hadden om het geroofde terug te brengen – ter verdeeling werd gegeven. De ontevredenheid over deze onrechtvaardige handelswijze was des te grooter, omdat elk kind van jongs af van zijn ouders een paar schapen, ossen of paarden in persoonlijk eigendom kreeg, waarvoor het dan met bijzondere oplettendheid zorgde en waaraan het met heel zijn hart hing. Onder de geroofde dieren was natuurlijk ook het eigendom van de kinderen, en het verwekte veel verbittering, dat het geschenk, dat door het oude gebruik hoogere waarde had, op zoo onwettige wijze werd weggenomen,en tot dekking der oorlogskosten werd gebezigd."



De Zesde Grensoorlog en de Xhosa-invasie van 1834 deed de spreekwoordelijke emmer bij de Boeren overlopen; ze moesten ook nog belasting betalen aan het Britse Rijk maar waren tegelijkertijd overgeleverd aan veedieven die hun levenswerk teniet konden doen. Bovendien was er behoefte aan een bestuur dat nader aan het eigen volk stond; de ten tijde van 150-jarige Nederlandse heerschappij ontstane bestuursstructuur van heemraden en landdrosten genoot bij de Boeren voorkeur, maar die was nu afgeschaft. De Britten wilden de Kaap niet alleen in naam maar ook in wezen Engels maken. Het Hollands moest plaats maken voor het Engels. Schotse predikanten en onderwijzers zijn er zelfs ingevoerd, ofschoon er volop predikanten en onderwijzers uit het Brits-bevriende (sic) Nederland beschikbaar waren. Daarenboven zijn er in 1820 zo'n 5000 arme Britse Setlaars (= Settlers) ingevoerd voor de verdere verengelsing, zoals ook in Canada gebruikelijk was. Zij werden door de Gouverneur, Lord Somerset opgeroepen zich vooral Engels te blijven gedragen en te voelen. Deze tactiek van verengelsing bleek echter achteraf niet zo goed te werken als in, bijvoorbeeld, Canada. Verloedering en armoede teisterden de Setlaars en weinig mensen in Groot-Brittannië hadden nog trek om de Britse volksstam in de Kaapkolonie te versterken.

Hendrik Potgieter

Eerst vertrok Pauls familie zonder duidelijke leiding. Pas een jaar later, in 1836, toen ze hun lager bij de Caledonrivier hadden, voegden de families zich bij de later roemruchte voortrekker Hendrik Potgieter. Een volksvergadering moest eenheid binnen de groep trekkers scheppen en gekozen werd voor Potgieter als commandant en "Gods woord als richtsnoer". De grondslagen voor de nieuwe toekomst van een nog embryonische Afrikanernatie zijn gelegd. Hierop trok de factie van Potgieter met de Krugers naar de Vetrivier, de gehele Vrijstaat door, zonder iets van de Afrikaanse stammen aldaar te vernemen. De gronden tussen de Vet- en Vaalrivier werden door het daar regerende stamhoofd tegen ossen, koeien, enz. geruild.
Ook de Voortrekkers die aan de andere kant van de oostelijk gelegen, immense Drakensbergen waren gearriveerd, vonden vrijwel onbewoond land; de grazige heuvels van Natal. Later bleek dat die onbewoondheid een nasleep was van de eerder genoemde Mfecane; alras bevolkten ook de Zoeloestammen de Natal en weken de daar gevestigde Boeren liever uit naar het gebied aan de westelijke kant van de bergen; weer terug, in Transvaal, ook doordat de Britten deze Republiek Natal annexeerden om interventie vanuit een door een vijandige Europese staat beheerste kolonie te voorkomen. Daarenboven was de inmiddels aangelegde haven van Port Natal een strategisch belangrijke post voor de Britten.


Moselikatse en Dingaan

Maar we lopen op de zaken vooruit.
Het gebied aan gene zijde der Oranjerivier werd bestierd door het schrikbewind van twee grootmachten; de rijken van de Zoeloehoofden Moselikatse en Dingaan.
Bij de Vaalrivier werden de eerste voortrekkers, de Liebenbergs, aangevallen door de manschappen van deze Zoeloekapitein Moselikatse, in het Afrikaans ook Silkaats genoemd. Silkaats' Zoeloevolk heette Matabele, tegenwoordig meer bekend als Ndebele. Silkaats behandelde zijn volk zeer slecht en noemde het ook honden, zo zegt Paul Kruger. De Matabeles hadden de Liebenbergvoortrekkers vermoord en hun vee buitgemaakt. Veertien dagen later kwamen de Matabeles in groten getale terug en vielen de trekkers aan bij Vechtkop/Vegkop (in de Oranje Vrijstaat). Hier had echter een andere pionier en zijn gevolg, Sarel Cilliers, een sterk wagenlager aangetrokken en met zijn 33 man sloeg hij de aanvallen der Matabeles af, waarbij deze stam ernstige verliezen leed. De mensen van Potgieter vergolden de aanvallen door bij Zeerust de macht van Silkaats te breken. Zijn stad Mosega was vernietigd en de Boeren konden hun vee en de eigendommen van hun vermoorde familieleden terugnemen. Een finale slag werd de Matabeles in november 1837 toegebracht toen Potgieter met Uys deze stam voor altijd over de rivier de Limpopo had gejaagd, een gebied dat thans onder Zimbabwe valt en Matabeleland wordt genoemd en waar de Matabele/Ndebele uitblinken in decoratieve schilderkunst.




Een Matabele-meisje met traditionele versierselen
(Olieverfschilderij van Carole Segal)

Deze gebeurtenissen moeten een onuitwisbare indruk op de jonge Paul Kruger hebben nagelaten, maar een herhaling van de Mfecane voor de Matabeles betekend hebben.
In Natal kwamen de Afrikaners ook in een strijd terecht. Dingaan en zijn volk vermoordden daar Piet Retief en zijn volgelingen vroeg in de ochtend, juist nadat er een overeenkomst tussen beide partijen was gesloten waarin o.m. stond dat Dingaan de Boeren ongemoeid zou laten. Dingaan en zijn volk dachten dat de voortrekkers kwaadaardige tovenaars waren; Dingaan riep zijn volk vlak voor de belegering van de lagers van Retief aldus op: "Dood aan de tovenaars!".
1838 bracht de Natalboeren veel ellende. Het was eerst tegen het einde van dat jaar, nadat versterkingen uit de oude Kolonie waren opgedaagd, dat de Boeren een offensief tegen Dingaan waagden. De geniale voortrekker Andries Pretorius heeft toen op 16 december 1838 de historische 'Slag by Bloedrivier' geleid. Mede door verdeeldheid binnen het Zoeloerijk kon Dingaan op de knieën worden gedwongen. De Boeren hadden vuurwapens en wisten de belagers te verslaan door hun strategisch inzicht en hun systeem van laers (< Lagers/Laagers; ossenwagens in een kring, rond Boerengezinnen die tussen de wagens hun dorpje hadden gecreëerd, en waar ze in deze gevallen door voor mensen ondoordringbare doornenstruiken kogels op de aanstormende vijand vuurden). Een ervaring die ook Kruger vaak had moeten meemaken, en waarvan hij vele jaren later vaak aan het nageslacht getuigenis heeft afgelegd. De slachting onder dit 10-12.000 tellende Zoeloeleger door de veilig achter hun wagens verschanste Boeren was zo immens dat de rivier rood kleurde van het bloed, vandaar de nieuwe naam van de rivier. De 'Slag by Bloedrivier' (en het verjagen van Silkaats) heeft niet alleen de Zoeloes een zware slag toegebracht (de Zoeloemacht was echter niet gebroken), maar het heeft ook de ondergedoken, in onmin geraakte stamhoofden en hun stammen een relatieve vrijheid geschonken.


Monument ter herdenking van de Slag by Bloedrivier

Nog ingrijpender echter, is de psychologische nawerking van de zege bij de Afrikaners. De overwinning werd uitgelegd met een eigenaardige, theologische, haast mozaïsche, verklaring. Voordat de strijd zou beginnen hadden de Boeren elkaar verkondigd dat, indien zij Gods uitverkoren volk zijn, Hij hun de overwinning zou schenken. De overwinning kwam en zo beseften de Boeren dat God bijzondere bedoelingen met hen in dit land had. Zij legden een gelofte af waarin zij beloofden dat vanaf die dag het Boerenvolk elk jaar 16 december als een verjaardag en een dankdag zou vieren. Aanvankelijk heette deze dag Dingaansdag, later Geloftedag, en sinds het ANC aan de macht is, heet hij officieel de Versoeningsdag.
God zou de Boeren hebben uitverkoren om het Afrikaanse beloofde land in te trekken en daar een natie van godsvruchtige mensen te planten. Deze teleologische overtuiging en het systeem van lagers optrekken tegen vijandelijke groepen heeft daarna generaties lang opgeld gedaan. De Afrikaner aard is voor een groot deel gevormd door deze gebeurtenissen. Dat heeft van hen een trots, vitaal volk met grootse plannen gemaakt, maar het heeft later ook voor ellende gezorgd bij de mensen die niet tot dat volk behoorden. De behoefte aan zelfverdediging en het zich afschermen vond misschien wel zijn groteske hoogtepunt bij de toepassing van de wetten die de apartheidsfilosofie moesten realiseren. Dit proces heeft tot in 1990 geduurd.


De Republieken

Na de overwinningen waren er in deze volgorde drie Voortrekkersteden gesticht; Winburg, Potchefstroom (naar Potgieter vernoemd) en Pietermaritzburg. Paul Kruger had zich inmiddels in het gebied van de Pilansberge gevestigd; een prachtig, aride gebied vlakbij het mooie Transvaalse stadje Rustenburg dat nu bekend staat om zijn sinaasappelplantages en – natuurlijk - Krugers voorliefde voor de gemeente.
Al gauw werden er – na veel gekibbel tussen voortrekkerleiders en hun achterban – Volksraden gesticht die over de definitieve vestiging van de Boeren beslisten. De Boerenstaat-in-de-dop was geschapen. Potchefstroom werd hoofdstad van Transvaal, Pietermaritzburg van Natal, terwijl de Oranje Vrijstaat ook was opgericht (later zou Pretoria de hoofdstad van Zuid-Afrika worden). De Republiek Natal was echter een heel kort leven beschoren en de Boeren daar trokken, zoals eerder gezegd, de Transvaal in, het Hoëveld op, rond Potchefstroom. De Britten lieten de Afrikaners vooralsnog ongemoeid omdat er geen belang was bij het beheersen van deze veelal dorre grasvelden met hun stugge Boeren. Behalve vee hadden de Afrikaners weinig kapitaal. Geld circuleerde weinig en er vond eerder ruilhandel plaats. De opeenvolgende presidenten van de Zuid-Afrikaansche Republiek wisten hun republiek bijeen te houden en aanzien op te bouwen in het buitenland. De Boeren werden zich steeds meer bewust van hun identiteit als volk.




Onderdelen van de voormalige Zuid-Afrikaansche Republiek:


Noord-Transvaal.



En de Rand met de goudmijnen en Oost-Transvaal.

De Volksaard van de Boeren


De Vrijstaatse, Transvaalse en Kaapse Afrikaners waren zich aanvankelijk onvoldoende bewust van hun volkskundige eenheid en bijzonderheid. Jawel, taal en religie waren erg belangrijk en op het meer etnische vlak wist men zich wel anders dan de zwarte volkeren die zij tegenkwamen. Enige eenheid was dan ook wel te bespeuren en wel in de behoefte vrij te zijn van het Engelse gezag, waarvan akte; de twee Boerenrepublieken hebben de tweede helft van negentiende eeuw de wereldkaarten gesierd! Maar het feit alleen al dat er twee Boerenstaten moesten bestaan (en niet één, zoals mensen als Christiaan de Wet betreurden) en dat verschillende facties bleven bestaan (vaak op religieuze grond of vanwege de Voortrekker waarbij men had gehoord) doet vermoeden dat natievorming veel tijd moest kosten.
Immers, men was in de Kaapkolonie gewend voor zichzelf te werken (met behulp van de slaven natuurlijk). Reeds daar heerste er generaties lang een cultuur waar de patriarch, de oude vader als hoofd van de familie, de familie leidde. Elke zichzelf bedruipende familie bezat land, was zeer onafhankelijk en zo leefde het Afrikanervolk nu ook in de Boerenstaten kalm voort. De Boeren waren veelal individuele landeigenaars en wensten dat te blijven, ook in de Republieken. Het lekkerlewe leek gewaarborgd. Een eigen Republiek! Geen veedieven, een herstel van de situatie zoals die onder de Hollanders was ontstaan, volkseigen, gereformeerd onderwijs; de eigen taal (het Hollands) weer officieel, en er werd een ideaal leven geleid waarbij de hulp van Kleurlingen als huis- en landbedienden onontbeerlijk was.





De voormalige Republiek Oranje-Vrijstaat


Natievorming en Britse erkenning

Paul Kruger had aanzien opgebouwd onder de Boeren als landbouwer en bij de veelvuldige zgn. Kafferoorlogen zijn naam gemaakt als strateeg. Reeds in het jaar 1842 was Kruger Onder-Veldkornet, maar in het jaar 1852 trad hij voor het eerst op in een gewichtige positie. Hij vergezelde in dat jaar, als Veldkornet, de oude Commandant-Generaal AWJ Pretorius naar de Zandrivier, om er het welbekende Zandrivier-Traktaat te sluiten, waarna hij als Commandant-Generaal werd aangesteld. Kruger was een diepgelovig nationalist. Hij zag het tot stand komen van een samenleving waar de Boeren zelfbeschikking hebben als het hoogste goed. De Trekker was weer Boer geworden en diende zijn draai te vinden. De Trekker was een overgangsstadium; een noodtoestand; de Boer moest de vrucht zijn van alle inspanningen voor de totstandkoming van een nieuw menstype.
Kruger werd uiteindelijk verkozen tot president van de Transvaal, officieel genoemd Zuid-Afrikaansche Republiek (Z.A.R.).
De meeste Boerenfacties en -districten waren sterk republikeins en er was wat dat betreft nog meer eenheid ontstaan in de Z.A.R. dan eerst. Het hierboven genoemde Zandrivier-Traktaat en de Bloemfonteinse Conventie (1854) hebben de ruimte vrij gemaakt voor de oprichting van Transvaal en Oranje Vrijstaat als republieken, de Britten erkenden de onafhankelijkheid van de staten en de Grote Trek werd nu afgesloten. Reeds in 1844 zag de eerste Transvaalse Grondwet, de zogenaamde Drie-en-dertig Artikels het licht. Krijgsraden maakten plaats voor de Volksraad en opeenvolgend aanvaardden de districten in de Transvaal deze Grondwet. In 1860 vond de eerste vergadering plaats in de nieuwe hoofdstad Pretoria.
In 1854 had de Oranje Vrijstaat reeds zijn Republikeinse Grondwet ontvangen.


Volk en Staat

Aangezien grondwetten niet zomaar uit de lucht komen vallen en ingevoerde grondwetten zonder meer nooit succes hebben, heeft de grondwetgeving hoge eisen aan de vindingrijkheid van de Boeren gesteld. Omdat er onder de Boeren geen standen en klassen waren (Europa kende bijvoorbeeld landadel), maar iedereen tot dezelfde maatschappelijke stand behoorde, iedereen veeboeren en landbouwers was, zonder een noemenswaardige kloof tussen rijk en arm, iedereen tot hetzelfde volk behoorde, dezelfde taal praatte en dezelfde Calvinistische vorm van Protestantisme beleed, kon de staatsvorm alleen de republikeinse staatsvorm zijn, gebaseerd op volkssoevereiniteit. Het is dan ook opmerkelijk hoe dikwijls de woorden het volk vooral in de Transvaalse grondwet voorkomen. Behalve de beklemtoning van het volk als bron van alle macht, maken de grondwetten ook behoorlijke voorziening voor de machtsverdeling onder de drie grote regeringsmachten zoals volksraad, uitvoerende raad en rechterlijke macht.


President Paul Kruger

Opmerkelijk is de voorziening die er in beide grondwetten is gemaakt voor een sterk uitvoerende raad. Aan het hoofd van de uitvoerende raad stond uiteindelijk de president, Paul Kruger, die door de stemgerechtigde burgers voor een ambtstijd van vijf jaar gekozen is. Hij is een verkozen volksleider die zelfs tegenover een volksraad ("het hoogste gezag des lands") een sterke houding kan aannemen. Hij is ook "de eerste of hoogste ambtenaar van den staat", aan wie alle andere ambtenaren, uitgezonderd de rechters, ondergeschikt is; hij doet de aanstellingen in de staatsdienst, onderworpen aan latere bekrachtiging door de volksraad, bereidt wetsontwerpen en belastingvoorstellen voor, woont de zittingen van de volksraad bij en treedt in het algemeen als verantwoordelijk staatshoofd op.
De ondergang van Natal had de Z.A.R. en de Vrijstaat bij de vorming van hun grondwetten geleerd dat versterking van de uitvoerende macht nodig was. De grondwetten kwamen tot stand met behulp van de Nederlanders Jacobus Stuart en J. Groenendaal, daarbij sterk geïnspireerd door de grondwetten van de Verenigde Staten, Frankrijk (1848) en Nederland. Helaas konden de republieken niet veel steun verwachten van het merendeel der Afrikaners. Dat deel woonde immers nog in de Oude kolonie en was aan verengelsing onderhevig. Thans pleegt men in Zuid-Afrika helaas nog steeds het onderscheid tussen deze gebleven Afrikaners en de weggetrokken Boeren te benadrukken wat – tegenwoordig - uiteraard funest is voor het overleven van de Afrikaners als culturele groep. Afrikaners en Boeren zijn hetzelfde volk; het zijn allemaal Afrikaners.


Vadertje des Vaderlands

Tot slot ga ik in op de persoon van de president Kruger, die de hoogtepunten van de Boerenrepublieken heeft meegemaakt en de Transvaal in die tijd heeft mogen leiden.
Kruger leidde de Transvaal in roerige tijden want er was goud ontdekt in de Transvaal en de staatskas werd daar goed door gevuld, waardoor de Engelsen meer dan geïnteresseerd waren geraakt in de Republiek. Met zijn slobberige zwarte pak en zijn enorme pijp personifieerde de oude Paul Kruger volledig de Republikeinse voorstelling van de landelijke Boer uit het Backveld. Voor de Britten, speciaal voor de keurige heren Alfred Milner (gouverneur der Kaapkolonie, tevens Afrikanerhater) en Joseph Chamberlain (minister van Koloniën), was Kruger een "onwetende, vieze, sluwe, oude man", maar beide criticasters onderschatten Krugers complexiteit en onvolprezen politieke inzicht. In 1877, het jaar dat Groot-Brittannië Transvaal annexeerde, profileerde hij zich als de nationale voorvechter van de Boeren en werd hij tweemaal naar Londen gestuurd om te proberen de Britten over te halen hun politiek niet door de zetten. Zijn prestige nam geweldig toe door de Eerste Vrijheidsstrijd (Eerste Boerenoorlog), niet zozeer door de overwinning bij Majuba als wel door zijn bekwame onderhandelingen met Gladstone.
In 1883 werd hij dan gekozen tot president van de Z.A.R., een ambt dat hij vier termijnen zou behouden. De mengeling van dierlijke kracht en menselijke slimheid, gepaard met zelfverzekerdheid en vertrouwen in God, dat alles maakte Paul Kruger tot een krachtige persoonlijkheid, maar zowel de Afrikaners als de Britten vonden hem wel eens koppig en eigenmachtig. Hij beschikte over een eindeloos geduld en een gave om compromissen te sluiten. Hij gold als een vadertje des vaderlands. Men placht hem liefkozend 'Oom Paul' te noemen.




Een vergeefse onderhandeling met
de Britten; President Krugers trein komt
aan voor de Bloemfonteinse Conferentie




De Tweede Vrijheidsstryd; Boeren
krijgsgevangenen in een Brits concentratiekamp


Om deze persoonlijke kwalificatie te illustreren: schrijver dezes heeft het woonhuis van Kruger in Pretoria bezocht en men moet zich dan voorstellen, dat de president dagelijks op zijn veranda van zijn houten Victoriaanse huis in het nog dorpse Pretoria zit terwijl de burgers voorbijlopen en hun president groeten. Mensen die de president wilden spreken konden dat; Kruger wou dat hij op zijn veranda (stoep in het Afrikaans) voor de burgers bereikbaar was. Koffie drinkend konden de burgers hun beklag bij hem doen.

Langzamerhand nam echter het Krugerisme in populariteit af en corruptie onder leidinggevenden nam toe vanwege de grote winsten die te behalen vielen bij de gouddelving. Toen de Britten echter in 1895 van plan waren om op uiterst lompe wijze het parlementsgebouw binnen te vallen om de macht over te nemen (de zgn. Jameson-inval), verijdelde Kruger hun oorlogsdaad door op tijd te reageren. Op 31 december 1895 stonden generaal Piet Cronjé en zijn manschappen bij Doornkop de vanuit Betsjoeanaland opgerukte muiters van dr. Leander Jameson op te wachten. De Boeren versloegen daar Jameson en zijn kornuiten na een verbeten strijd. Hoffelijk – putschpogingen werden volgens de wet bestraft met de doodstraf – doch zich terdege bewust van het verpletterende gevoel van vernedering dat zich van Jameson en zijn mannen had meester gemaakt, stuurde Kruger hen op de boot, terug naar Engeland, waar Jameson veroordeeld werd tot 15 jaar gevangenisstraf. Daar werd hij echter na enkele maanden vrijgelaten. De Britten zagen hem toch als een held, maar de vernedering was een feit. Het was, na de slag op de Majoebaberg, het tweede wapenfeit van het beledigde Empire vs. de trotse Boeren. Krugers populariteit nam vanaf dat moment toe. Dit was echter slechts een voorbode voor de verschrikkelijke Tweede Vrijheidsstrijd, oftewel de Tweede Boerenoorlog van 1899 t/m 1902.


De Tweede Vrijheidsstrijd;
een originele, ingekleurde
foto van een Boerencommando op het veld.

Het hebben van een zulk een vijand heeft het Afrikanernationalisme vanaf dat moment nog veel vuriger gemaakt en tot ver in de 20ste eeuw heeft dat zijn sporen nagelaten in de Boerenbevolking. Kruger was tijdens de Boerenoorlog hoogst ongewenst bij de Engelsen en als machteloze daad liet de 18-jarige Nederlandse Koningin Wilhelmina het schip De Gelderland naar Zuid-Afrika sturen om Kruger naar Europa te brengen. De Nederlanders hadden zich zo enigszins van hun verantwoordelijkheid als broedervolk gekweten. Het schip arriveerde in de haven van Marseille. In Nederland wachtte de verdrietige man een uitzinnig onthaal. Hij logeerde o.m. in Hotel des Indes in 's-Gravenhage en in Parijs werd hij met alle egards omgeven en bejubeld in de straten, op bordessen, met president Loubet van Frankrijk, zoals het een ware president betaamt. Hij stierf uitgeput doch hoopvol in Clarens, Zwitserland, in juli 1904 nadat hij zijn volk een bemoedigende, ontroerende laatste boodschap had geschreven. Dit volk was gebroken maar liet niet lang op zich wachten voordat het weer politiek actief werd, ditmaal met nog veel meer vuur en daadkracht; een geestdrift die dit verbitterde volk de volgende, 20ste eeuw als een Feniks uit zijn as deed herrijzen en uiteindelijk de macht deed verkrijgen over zowel de Republieken als de Kaapkolonie en de Natal; kortom, wat we nu kennen als de staat Zuid-Afrika.



De jonge Koningin Wilhelmina ontvangt banneling President Kruger

Paul Krugers naam siert nu vele straten in Nederland en Frankrijk. Het is werkelijk hartverwarmend en tegelijkertijd bedroevend om tijdens een bezoek aan het woonhuis van Kruger te zien hoe veel bijvalsbetuigingen de internationale gemeenschap de oude president stuurde en hoe ver de Boerenstaat eigenlijk was in zijn ontwikkeling. Wie had ooit kunnen denken dat de zich langzaam uitzwermende, Hollandstalige boeren van de Kaapkolonie zo veel zouden bereiken...



Literatuurlijst:

  • Bredell, H.C. en Piet Grobler. Paul Kruger's Gedenkschriften gedicteerd aan H.C. Bredell en Piet Grobler; 1902, J. Funke, Amsterdam.
  • Heever, prof. dr. C.M. van den (red.). Kultuurgeskiedenis van die Afrikaner; 1945, Nasionale Pers Beperk, Kaapstad.
  • Holm, Erik. Die Buren; 1942, Deutscher Verlag, Berlijn.
  • Klok, J. De Boeren-Republieken in Zuid-Afrika; 1901, Joh. De Liefde, Utrecht.
  • Preston, Anthony. Geïllustreerde Geschiedenis van Zuid-Afrika; 1995, Bison Books, Londen.
  • Thompson, Leonard. A History of South Africa; 1995 Yale University Press, New Haven. Herziene uitgave.




Dit artikel is ook verschenen in het Zuid-Afrika Themanummer (2000) van het landelijk studentenblad Weerwoord.

Woensdag 31 mei 2000.




Tweeten
Twiet




  Naar boven  |  Marcel Bas, Voorschoten, Nederland   |  © Kopierecht M.R. Bas   |   Volg ons ook op Facebook   Stuur ons een bericht / Stuur ons