Naar hoofdbladzijde / Na hoofbladsy
  Thuis/Tuis   |   Marcel Bas   |   Nieuws/Nuus   |   Vragen/Vrae   |   Links/Skakels   |   Contact/Kontak


Artikelen en bijdragen
Artikels en bydraes

De Afrikaanse taal
Die Afrikaanse taal

De Nederlandse taal
Die Nederlandse taal

Zuid-Afrika
Suid-Afrika

De Afrikaanstaligen
Die Afrikaanstaliges

De Nederlandse cultuur
Die Nederlandse kultuur

Heel-Nederland
Groot-Nederland

Europa
Europa

De volksliederen (MP3)
Die volksliedere (MP3)

Texts in English
Tekste in Engels

Het Zwarte Piet-hoekje
Die Zwarte Piet-hoekie

Grote AF-NL woordenlijst
Groot AF-NL woordelys



U kunt hier het boek bestellen





Teken of kyk na ons besoekersboek



Volg ons ook
op Facebook

Volg ons ook op Facebook

De Roepstem
Die Roepstem




Hermann Wirth (2006)

Boekbespreking


  Door Marcel Bas


Aat van Gilst: Herman Wirth, Uitgeverij Aspekt, 2006.

In de reeks Aspekt-Biografieën van uitgeverij Aspekt is dit jaar van de hand van Aat van Gilst een werkje over de volkskundige en autodidactische prehistoricus Herman Wirth verschenen. Een nieuwe publicatie over Wirth is opmerkelijk, omdat, zoals de biografie vertelt, Wirth doorgaans een omstreden wetenschapper is geweest. Hij werd vele decennia doodgezwegen en niet serieus genomen. Deze biografie verbreekt de stilte rondom de man. Hij was een tijdje bijzonder geliefd binnen Duitse en Nederlandse nationaal-socialistische kringen. In 1938 was het gedaan met die twijfelachtige eer, toen hij gegevens publiceerde die de leiderscultus van de Nazi’s in een ander perspectief stelden.

Hij was geboren op 6 mei 1885 in Utrecht en overleed op 16 februari 1981 in Kusel, Duitsland. Zijn vader was Duits en zijn moeder Nederlands. Hij was bijzonder gefascineerd door voorchristelijke symbolen uit het Germaanse grondgebied. Het meest grensverleggende werk dat hij verrichte deed tevens de meeste wenkbrauwen fronsen: hij wijdde hele boeken aan de onechte ‘oerfriese’ Oera-Lindakroniek en aan de vóór-Indo-Europese cultuurgeschiedenis van Europa. Hij meende gemeenschappelijke substraten te ontwaren in de Europese én Amerindische en Inuïtvolkscultuur van de afgelopen millennia. Aanwijzingen daarvan vond hij in de Oera-Lindakroniek, prehistorische vondsten in Europa en Noord-Amerika, in de Edda, en in voorwerpen als boerenkalenders in Scandinavië.

Hij geloofde heilig in de waarde van onze voorchristelijke symbolen. Deze symbolen bestonden bijvoorbeeld uit hoeves met maalkruizen en donderbezems op de buitenwanden, rotsen met uitgehouwen symbolen, slangvoorstellingen, in koekplanken gegraveerde voorstellingen, runen en bepaalde bouwsels als oeleborden (gestileerde Friese nokluiken die als alternatief voor de schoorsteen fungeerden). Deze symbolen waren volgens hem de manier waarop onze oervoorouders ideeën en wereldbeelden overbrachten, aangezien het (runen-)schrift nog niet was ontwikkeld of nog onvoldoende bekend was bij de bevolking.

In de jaren dertig probeerde Wirth verbanden te leggen tussen de beschavingen en rassen van het noordelijk Halfrond. Hierbij maakte hij gebruik van wat toen het meest op genenonderzoek leek: hij vergeleek bloedgroepen, waaruit zou moeten blijken dat zowel de Indianen als de Germaanse volkeren voortkomen uit één ras: de Noord-Atlantische volksgroep. De noordelijke volkeren zouden uit vermenging van de prehistorische Cro-Magnonmensen zijn voortgekomen, maar de Germanen zouden hun raskenmerken aan isolatie (dus raszuiverheid) te danken hebben. Het verloren land Atlantis zou in het Poolgebied hebben gelegen. Atlantis zou het hartland van deze Noord-Atlantische beschaving zijn geweest. Opgravingen in het Noord-Amerikaanse arctische gebied brachten volgens hem een cultuur aan het licht die voor de komst van de Inuït (“Eskimo’s”) heerste en door hem Thule-cultuur genoemd werd. Het is eigenaardig dat Wirth, volgens de biografie, ook hier een rol voor het ‘Oud-Friese’ Oera-Lindaboek weggelegd zag. Legio aanwijzingen hadden hem ervan kunnen overtuigen dat het boek veel en veel jonger was dan de megalithische en de klokbekercultuur. Van Gilst geeft aan dat hij later niet meer repte over de inmiddels weerlegde bloedgroeptheorie, maar dat hij wel tot aan het eind vasthield aan het Oera-Lindaboek.

Wirth geloofde ook dat de Futhark, het runenalfabet, zijn oorsprong in Noord-Europa vindt en dus een innovatie was van onze Germaanse (of liever; Vóórgermaanse, maar de biografie haalt deze begrippen vaak door elkaar – conform Wirth?) voorouders. Iedereen met enig logisch inzicht kan echter inzien dat het runenalfabet ontleend is aan een vorm van het Semitisch alfabet, zoals ons huidige Romeinse alfabet, maar ook het Griekse en dus het Cyrillische, en ook het Arabische en Hebreeuwse alfabet.
Het Germaanse runenalfabet, ook futhark genoemd

Het Germaanse runenalfabet, ook futhark genoemd

De Europese alfabetten, en ook de Futhark, zijn waarschijnlijk via Egypte naar Europa gekomen. Maar volgens Wirth kwam onze beschaving dan ook niet uit het Oosten, maar is ze inheems in het Noord-Westen en sijpelde ze langzamerhand vanuit hier naar het Zuiden en het Oosten.

De Reichsführer-SS Heinrich Himmler zag wel iets in deze etnocentrische opvattingen. Wirth werd hoofd van het wetenschappelijke bureau van de SS, Ahnenerbe. Hij stond ook aan de wieg van niet pseudo-wetenschappelijke organisaties, zoals de Nederlandse “Landsbond der Dietsche Trekvogels” (geënt op de Duitse Wandervogel) en de Vlaamse “Blauwvoeterie”. In 1938 lieten de Nazi’s Wirth echter vallen, nadat hij bevonden had dat deze grote cultuur van het Noorden ten tijde en vanwege de Grote Volksverhuizing een decadente tijd had doorgemaakt. Deze decadentie mondde zich uit in de omverwerping van een wijdverbreid matriarchaat door mannen die het vooral van lichamelijke in plaats van spirituele kracht moesten hebben. Voorheen zou Europa de jaargetijden, Moeder Aarde en de vrouw als oermoeder hebben aanbeden. Daar zijn legio archeologische aanwijzingen voor. Met de vermannelijking kwam hier een einde aan; de Wodancultus zou voorts de verdere personifiëring van het goddelijke hebben aangemoedigd (de Edda zou zelfs een patriarchaal verzinsel van de skalden zijn) en daar kwam nog eens het monotheïstische christendom overheen. Dit zeer oude, haast ongrijpbare denken dat Wirth propageerde, waarbij hij de vrouw als middelpunt stelde, was in strijd met de Nazi-idealen, en Wirth werd zelfs liberalisme (!) verweten. Hij mocht niet meer publiceren en toespraken houden. Na de oorlog werd hij gearresteerd, waarna hij weer mocht publiceren, zij het met moeite (bij gebrek aan belangstellenden). Veel boeken zijn nooit gepubliceerd.

Na het lezen van de biografie kan men van Wirth denken wat men wil, maar bepaalde zaken zijn geloofwaardig, zoals het prehistorische matriarchaat, de prehistorische natuurgodsdienst en de symbolenleer die daar delen van aantoont. Verder is de verdienste van Wirth m.b.t. het ontsluiten en registreren van bedolven en verborgen Germaanse en/of megalithische symbolen van onschatbare waarde. Van Gilst voegt eraan toe dat latere onderzoekers als Jürgen Spanuth, Barry Fell en Jacques Mahieu ook oordeelden dat de oorsprong van “onze cultuur” niet in het Oosten ligt. De vraag is wat mij betreft echter nog steeds of het hier om de Indo-Europese of de voor-Indo-Europese cultuur handelt. De eerstgenoemde komt namelijk vrijwel zeker uit het Oosten, en de laatstgenoemde niet (we zouden kunnen denken aan de prehistorische Jastorfcultuur en het cultureel en het taalkundig substraat van het Nordwestblock). Misschien kan Van Gilst dit in een volgend werk over Wirth verduidelijken.

Het probleem met Wirth is dat zijn werk met een cruciale vooronderstelling lijkt te beginnen, waarna het onderzoeksmateriaal dat die vooronderstelling moet staven, uitvergroot wordt, en de zaken die de vooronderstelling zouden kunnen weerleggen vrijwel genegeerd worden. Die vooronderstelling is voor een groot deel aan Wirths fantasie ontsproten. Men denke aan het Oera-Lindaboek en de Noord-Amerikaanse, groot-Germaanse connectie. Van Gilst zegt dan ook: “Hij poneerde stellingen die evenals esoterische beweringen niet te bewijzen zijn. “ En falsifieerbaar zijn ze evenmin. Zo bezien krijgen indianenverhalen plotseling een extra dimensie.




Marcel Bas, Voorschoten.


Hierdie boekbespreking is in januarie 2007 geplaas in die tydskrif Delta van die Werkgemeenschap "De Lage Landen", en op Die Roepstem geplaas op Woensdag 23 Januarie 2008.




Tweeten
Twiet




  Naar boven  |  Marcel Bas, Voorschoten, Nederland   |  © Kopierecht M.R. Bas   |   Volg ons ook op Facebook   Stuur ons een bericht / Stuur ons